Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)

Den lxxvj. Psalm.

1. Een dancksegghinge voor tweerley gauen Gods, dat hy der kercken ende synen volcke gheeft zijn woort, 4. ende daerbeneuen vrede, in dien, dat hyse voor der tyrannen ghewelt beschermt.

1

Een Psalmliedt Assaph, op snarenspel voor te singhen.

2

GOd is in Iuda bekent, in Israel is synen Name heerlick.

3

Te Salem is zijn tente, ^a ende zijn wooninghe tot Zion.

a Psalm. 9.b.12. Esaie. 8.b.10.

4

^b Aldaer verbreeckt hy de pijlen des boghen, schilt, sweert ende strijdt. Sela.

b Psalm. 46.b.10

5

Du bist heerlicker ende machtigher, dan de ^c roofberghen.

c Dat zijn de groote Koninckrijcken ende Uorstendommen: als Assyrien, Babylon ende Egypten, die de landen onder hen brachten met strijt, ende also tot hen roofden.

6

De stoute moeten berooft worden, ende ontslapen, ende alle krijghers moeten de hant laten ^d sincken.

d Of, En hebben geen vuysten meer, en konnen niet slaen, zijn vertzaecht.

7

Van dynen schelden God Iacobs, sincket in den slaep, beyde peert ende waghen.

8

Du bist verschrickelick: wie kan voor dy staen, wanneer du toornest?

9

^e Wanneer du het oordeel laetst hooren vanden Hemel, so verschrickt het Aerdtrijck, ende wert stille.

e Iudic. 4.b.15. 2.Parali. 20.c.22. 2.Reg. 19.d.35.

B.10

Wanneer God hem opmaeckt te richten, dat hy helpe allen ellendighen op Aerden. Sela.

11

Wanneer menschen tegen dy woeden, so legstu eere in: ende wanneer sy noch meer woeden, so bistu noch gherustet.

12

^f Gheloeft ende houdet den Heere uwen God, alle die ghy rontom hem zijt: brenget gheschencken den Verschrickelicken.

f Dat is, Beloeft dat hy sal v God zijn, also het eerste gebot leert: ende en beloeft niet den Heylighen noch anderen, beloften. Syrach. 5.a.3.

13

Die den Vorsten den moet neemt, ende verschrickelick is onder den Koningen op Aerden.