Biblia dat is, de gantsche Heylighe Schrift, grondelick ende trouvvelick verduydtschet, Met verklaringhe duysterer woorden, redenen ende spreucken [etc.] (Deux-Aes bijbel)

(2009)–Anoniem Deux-Aes bijbel– rechtenstatus



Dat vij. Capittel.
1. Uan den offer der twaelf Uorsten Israels, ter inwyinghe der wooninghe, 10. ende des Altaers, 89. God spreeckt met Mose van den Ghenadenstoel.
A.1 ENde doe Mose de wooninghe opgherecht hadde, ende haer Ga naar margenoota gesalft ende gheheylicht met alle haer ghereetschap: daertoe oock den Altaer met alle zijn ghereetschap, ghesalft ende gheheylicht.
2 Doe offerden de Vorsten Israels, die de Ouerste waren in harer vaders huysen: want sy waren de Ouerste onder den gheslachten, ende stonden Ga naar margenootb† bouen aen onder dien, die ghetelt waren.
3 Ende sy brachten haren offer voor den Heere, ses bedeckte waghenen ende twaelf runderen, elcken eenen waghen voor twee Vorsten, ende elck eenen osse, ende brachtense voor de wooninge.
4 Ende de Heere sprack tot Mose:
5 Neemt het van hen, dat het diene ten dienste der hutten des Ga naar margenootc† Bescheyts, ende gheefse den Leuiten, eenen yeghelicken na synen ampte.
6 Doe nam Mose de wagenen ende runderen, ende gafse den Leuiten.
7 Twee waghenen, ende vier runderen, gaf hy den kinderen Gerson na haren ampte.
8 Ende vier waghenen, ende acht ossen, gaf hy den kinderen Merari na haren ampte, onder der hant Ithamar, Aarons des Priesters soons.
9 Maer den kinderen Kahaths en gaf hy niet, Ga naar margenootd daerom dat sy een heylich ampt op hen hadden, ende op haren schouderen draghen moesten.
B.10 Ende de Vorsten offerden ter inwyinghe des Altaers, aen den daghe doe hy ghewijt wert, ende offerden hare gauen voor den Altaer.
11 Ende de Heere sprack tot Mose: Laet eenen yeghelicken Vorst aen synen daghe, zijn offer brenghen ter inwyinghe des Altaers.
12 Aen den eersten dage Ga naar margenoote† offerde syne gaue Nahesson, de sone Aminadab, des stammen Iuda.
13 Ende zijn Ga naar margenootf† gaue was, Ga naar margenoot+ een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren Ga naar margenootg† schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol Ga naar margenooth semelbloemen met olye ghemengt, ten spijsoffer:
14 Daer toe eenen gulden Ga naar margenooti lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercx:
15 Eenen osse wt den runderen, eenen Ram, een Iarich lam ten brandoffer:
16 Eenen geytenbock tot een sondoffer:
17 Ende ten danckoffer twee runderen, vijf Rammen, vijf bocken, ende vijf Iarige Lammeren: dat is de gaue Nahesson, des soons Amminadab.
18 Aen den anderen daghe offerde Nethaneel, Ga naar margenoot+ de sone Zuar, de Vorst Isaschar.
19 Sijn gaue was een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olye gemengt ten spijsoffer:
C.20 Daer toe eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercks:
21 Eenen osse wt den runderen, eenen Ram, een Iarich lam ten brantoffer:
22 Eenen gheyten bock ten sondoffer.
23 Ende ten danckoffer twee runderen, vijf Rammen, vijf bocken, ende vijf Iarighe lammeren: dat is de gaue Nethaneel, des soons Zuar.
24 Aen den derden daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Sebulon, Eliab, de sone Helon.
25 Sijn gaue was, een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert, een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olye ghemengt ten spijsoffer:
26 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercks:
27 Eenen osse wt den runderen, eenen Ram, een Iarich lam ten brandtoffer:
28 Eenen gheytenbock ten sondoffer:
29 Ende ten danckoffer, twee runderen, vijf Rammen, vijf bocken, ende vijf Iarige lammeren: dat is de gaue Eliab, des soons Helon.
D.30 Aen den vierden daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Ruben, EliZur, de sone Sedeur.
31 Sijn gaue was een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olie ghemengt, ten spijsoffer:
[Folio 47r]

32 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercks:
33 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandtoffer:
34 Eenen gheytenbock ten sondoffer:
35 Ende ten danckoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Iarighe lammeren: dat is de gaue Elizur, des soons Sedeur.
36 Aen den vijfsten daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Simeon, Selumiel, de sone ZuriSadai.
37 Sijn gaue was, een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olie ghemengt ten spijsoffer:
38 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol rueckwercx.
39 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandoffer:
E.40 Eenen gheytenbock ten sondoffer:
41 Ende ten danckoffer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, ende vijf Iarighe lammeren: dat is de gaue Selumiel, des soons SuriSadai.
42 Aen den sesten daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Gad, Elisaph, de sone Ga naar margenootk† Deguel.
43 Sijn gaue was, een schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olie ghemengt ten spijsoffer.
44 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol rueckwercx:
45 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandoffer:
46 Eenen gheytenbock ten sondoffer:
47 Ende ten danckoffer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Iarighe lammeren, dat is, de gaue Elisaph, des soons Deguel.
48 Aen den seuenden daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Ephraim, Elisama, de sone Amihud.
49 Sijn gaue was een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olye ghemengt ten spijsoffer:
F.50 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercx:
51 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandoffer:
52 Eenen gheytenbock ten sondoffer:
53 Ende ten danckoffer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Iarighe lammeren, dat is de gaue Elisama, des soons Amihud.
54 Aen den achsten dage, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Manasse, Gamaliel, de sone PedaZur.
55 Sijn gaue was een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olie gemengt ten spijsoffer:
56 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercx:
57 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandoffer:
58 Eenen gheytenbock ten sondoffer:
59 Ende ten danckoffer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Iarighe lammeren: dat is de gaue Gamaliel, des soons PedaZur.
G.60 Aenden neghensten daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen BenIamin, Abidan, de sone Gideoni.
61 Sijn gaue was een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olye gemengt, ten spijsoffer:
62 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercx.
63 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandoffer.
64 Eenen gheytenbock ten sondoffer.
65 Ende ten danckoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Iarighe lammeren, dat is, de gaue Abidan, des soons Gideoni.
66 Aenden thienden daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Dan, AhiEser, de sone AmmiSadai.
67 Sijn gaue was een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olye ghemengt ten spijsoffer.
68 Eenen gulden lepel thien sikel gouts weert, vol reuckwercx.
69 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandoffer:
H.70 Eenen gheytenbock ten sondoffer:
71 Ende ten danckoffer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Iarighe lammeren, dat is de gaue AhiEser, des soons AmmiSadai.
72 Aenden elfsten daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Asser, Pagiel, de sone Ochran.
73 Sijn gaue was een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olye gemengt ten spijsoffer:
74 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercx:
75 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandoffer:
76 Eenen gheytenbock ten sondoffer.
77 Ende ten danckoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Iarighe lammeren: dat is de gaue Pagiel, des soons Ochran.
78 Aenden twaelfsten daghe, Ga naar margenoot+ de Vorst der kinderen Naphthali, Ahira, de sone Enan.
79 Sijn gaue was een silueren schotel, hondert ende dertich sikel weert: een silueren schale, tseuentich sikel weert, na den sikel des Heylichdoms, beyde vol semelmeels met olye ghemengt, ten spijsoffer:
I.80 Eenen gulden lepel, thien sikel gouts weert, vol reuckwercx:
81 Eenen osse wt den runderen, eenen ram, een Iarich lam ten brandoffer:
82 Eenen gheytenbock ten sondoffer:
83 Ende ten danckoffer, twee runderen, vijf rammen, vijf bocken, vijf Iarighe lammeren: dat is de gaue Ahira, des soons Enan.
84 Dat is de inwyinghe des Altaers, ter tijt als hy ghewijt wert, daer de Vorsten Israels toe offerden, dese twaelf silueren schotelen, twaelf silueren schalen, twaelf gulden lepelen.
85 Also dat elcke schotel, hondert ende dertich sikel siluers, ende elcke schale, tseuentich sikel hadden: dat de summa alles siluers aen den vaten bedroech, twee duysent, vier hondert sikel, na den sikel des Heylichdoms.
86 Ende de twaelf gulden lepelen vol reuckwercx, hadde elcke thien sikel, na den sikel des Heylichdoms: dat de summe gouts aen den lepelen bedroech, hondert ende twintich sikel.
87 De summe der runderen ten brandoffer, was twaelf ossen, twaelf rammen, twaelf Iarighe lammeren, met tsamen haren spijsofferen: ende twaelf gheytenbocken ten sondoffer.
88 Ende de summe der runderen ten danckoffer, was vier ende twintich ossen: tsestich rammen, tsestich bocken, Ga naar margenoot+ tsestich Iarighe lammeren: dat is de inwyinge des Altaers, doe hy ghewijt wert.
89 Ga naar margenootl Ende als Mose in de hutte des Bescheyts ginc, dat met hem gesproken wert, so hoorde hy de stemme
[Folio 47v]
met hem spreken van den Genadenstoel die op de Ga naar margenootm† kiste des Ghetuyghenisses was, tusschen den tween Cherubim, van daer wert met hem ghesproken.	margenoota Exod. 40.b.18. margenootb† and. in haren ampte. and. ouer de ghetelden. margenootc† and. Stifts, of Ghetuyghenisse. margenootd Numeri, 4.b.15 2.Sam. 6.a.6. margenoote† anders, bracht hiertoe zijn offer. margenootf† and. offer. margenoot+ Nahessons offer. margenootg† and. sprentzbecken, of sprengbecken. margenooth of, semelmeels. margenooti of kopken, of wat oock inwendich ront was, als de saussierkens. margenoot+ Nethaneels offer. margenoot+ Offer des Eliab. margenoot+ Offer des EliZur. margenoot+ Selumiels offer. margenoot+ Elisaphs offer margenootk† And. Dehuel, oft Deuel, cap. 2.b.14. wort hy Reguel ghenoemt. margenoot+ Elisama offer. margenoot+ Gamaliels offer. margenoot+ Abidans offer. margenoot+ Ahiesers offer. margenoot+ Pagiels offer. margenoot+ Het offer Ahira. margenoot+ God spreeckt vanden Ghenadenstoel. margenootl Exodi 25.c.22. margenootm† And. lade.

Vorige Volgende

Dat vij. Capittel.

A.1

2

3

4

5

6

7

8

9

B.10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

C.20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

D.30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

E.40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

F.50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

G.60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

H.70

71

72

73

74

75

76

77

78

79