| |
| |
| |
De Denker.
No. 474. Den 27 January 1772.
[De Karakters van menschen te beschouwen om 'er uit te leeren. Een Vrouw door den naam van Juffrouw beledigd.]
Onderzoek alle dingen, behoud het goede.
Apostel Paulus.
Myn Vriend Justus is een Man in 't best van zyn leeven, tusschen de veertig, en vyftig Jaaren oud. Nooit gehuwt geweest zynde, is het niet te denken, dat hy nu noch in dit opzicht, van staat verwisselen zal. Op een aangenaam Buitengoed in Gelderland, leest hy van zyne Inkomsten, die zeer groot zyn, op eene maatige wyze. Voor allerlei Menschen is hy nuttig. De Armen vinden in hem een' standvastigen verligter van hunne elenden. De Ryken komen dikwerf tot hem, om raad; en aan niemand aanzienlyk, of gering, mag gewygerd worden, om in de aangenaamheden van zynen Hof te deelen. Braave Lieden mogen 'er zelfs eenige dagen doorbrengen. Zyne Gastvryheid is zeer groot. Dus kan 't niet missen, of hy word dikwerf bezogt van Menschen, die verschillend van Godsdienst zyn; doch Spotters met de Goddelyke Openbaaring, en Vrygeesten, kan hy
| |
| |
niet dulden; en zo die eens by hem geweest zyn, alvoorens hy hun bestaan kende, tracht hy in 't vervolg zorge te draagen, dat zy niet weder komen, zo zy zodanig blyven willen. Onverschilligheid in eene zaak van 't hoogste belang, als de Godsdienst is, is by hem ook zeer haatelyk. Hy houd eene standvastige gewoonte van altoos, voor en na den maaltyd, te bidden, en te danken; terwyl hy de heerschende mode van in deezen schuldigen plicht nalaatig te zyn, uit grond van zyn hart versoeit; en het daar voor houd, dat het redelyk Schepsel voor alles dat het is, en heeft, altoos verplicht is, deszelfs grooten Maaker te verheerlyken. Myn Vriend is steeds bezig om de Caracters van zyne Gasten, en Vrienden te beschouwen, en zo verre hem mooglyk is, te leeren kennen. Dit doet hy met dat oogmerk om voor zich zelfs, en voor anderen nuttig te weezen. Tot dat einde beschryft hy onder verbloemde naamen, deezen of geenen; leest dat zyne gemeenzaamste Vrienden voor, en maakt tusschen beide gepaste aanmerkingen, haar opzicht hebbende op het betrachten der Deugd, en het vlieden der Ondeugd. Deezen Zoomer by hem zynde, toonde hy aan my, en andere Lieden, eenige zyner opgemaakte Caracters. Ik oordeelde, dat iets van dien aart, niet ongepast zoude zyn voor myn Werk. Op myn verzoek stond hy my toe 'er een afschrift van te schryven, en 'er verder gebruik van te mogen maken. Zie hier dan Leezer eenige Caracters, beschouw dezelven, en doe 'er uw voordeel mede.
De Heer Waarmond is een zeer voorbeeldig Evangeliedienaar. Hy tracht zo wel in zyne verkeering, als op den Predikstoel, altoos nuttig voor zyn' Medemensch te weezen. Zyne gesprekken zyn doorgaans stichtelyk en leerzaam. Hy is gemaatigd en verdraagzaam; zo verre het met een eerlyk bestaan niet stryd. Doch nimmer zal hy de belangen van die Godsdienst,
| |
| |
dien hy aan anderen predikt, verraaden. Hy staat pal voor dat geene; dat hem met volle overreding, waarheid blykt te weezen, en onverschilligheid in gewichtige Leerstukken, versoeit hy, met al zyn hart. Hy heeft het geluk kleine gedachten van zich zelven te hebben, en sonbon gewettigd om anderen te leeren, is hy echter altoos gereed om geleerd te worden. In verschillen tracht hy altoos bedaard te blyven, en wanneer hy merkt, dat de driften in zyne tegenparty gaande worden, vind hy altoos goed, het gesprek af te breeken, en tot iets anders te bepaalen.
Mejuffrouw Clarinde is van eene deftige Familie, daar zy by verscheidene gelegenheden, zeer veel roem op draagt. Haar Vader bekleedde nochtans een ampt, dat niet aanzienlyk was. Andere, schoon braave lieden, doch die juist niet met haar in dat zelve geluk deelen, beschouwt zy veeläl met verächtig; zonder te denken dat iets, daar zy zo veel mede op heeft, volstrekt niet van eenig Mensch, maar van de Hemelsche Voorzienigheid afhangkelyk is, en dat 'er onder haare Medemenschen, (die zy om derzelver geringer afkomst minder acht dan zich zelve) veele zyn, die deugdzaame lieden, schoon in 't oog der waereld zo aanzienlyk niet, tot hunne Ouders en Vooröuders rekenen mogen. Het Caracter van deeze Juffrouw is zeer onëenpaarig. Nu eens is zy in den hoosten graad, Godvruchtig, en zeer stichtelyk; en dan weder vrolyk, ja zelfs dartel. Nu hoord men niets dan allernuttigste gesprekken uit haaren mond, en of men 'er toe geschikt is (gelyk dit op den eenen tyd meer plaats heeft dan op den anderen) of niet, men moet met haar voort redeneeren: Maar morgen, by voorbeeld, al is de gelegenheid noch zo gunstig om over iets goeds te handelen, heeft Juffer Clarinde 'er geene de minste neiging toe; praat wat gy wild, zy rede- | |
| |
neerd over iets anders, al is ze zo uit de Kerk gekomen.
De Heer Belang is op het stuk van zyn intrest in den hoogsten graad, uitnemend gevat. Niemant overtreft hem hierin. Of hy in alles eerlyk handeld, durf ik niet verzekeren; want een Sluikwerkje is by hem geen misdaad. Uit eene geduurige beschouwing van 's Mans Caracter, heb ik opgemerkt, dat hy buiten het gezegde, een ligchaam zonder ziel is. Hy heeft volstrekt tot iets, wat buiten zyn beroep is, en geen tydlyk voordeel aanbrengt, geenen den minsten lust; in goede Boeken te leezen, doet hy nooit. Hy is ook buiten staat om over iets wezenlykst te redeneeren, 't zy dat het tot den Godsdienst, 't zy tot de Natuurkunde, of de Geschiedenissen van zyn eigen Land, betrekking heeft. Zyne onkunde in zaaken die buiten zynen handel zyn, gaat zo verre, dat ik hem eens eene afbeelding van een Polipus liet zien; hem tevens vraagende, wat dat was? waar op hy my tot antwoord gaf; Een Mikroskoop.
De Heer Vriendelykheid is een allerbeminnelykst Mensch. Hy heeft meermaalen een aanzienelyk ampt, in eene der voornaamste Steden onzes Lands, bekleed. Zyne minzaamheid is onbepaald uitgestrekt tegen allen die met hem verkeeeren, of hem spreeken moeten Altoos is hy geneigt tot weldoen. Een waardige Zoon van eenen Godvruchtigen Vader, zynde, (die als Leeräar met Leer en Wandel stichtte) maakt hy getrouw gebruik van de lesse, die deeze aan zyne Kinderen gaf; gedraagt u altoos nederig: dit voegt ons als Menschen, en vooräl als Christenen
Mejuffrouw Hoogmoedig spreekt veel, en vertelt u aanëengeschakelde Historien: Maar het liegen is haar zo zeer eigen, dat twee derde der verhaalen die
| |
| |
ze u doet, onwaarheid behelzen; haare kwaadspreekenheid kend geene paalen: De Mode is haar speelpop; haar opschik toond dit in den hoogsten graad: klederen die haar niet passen, draagt zy; zy leeft ook vry galant. Ik zoude met zo veel vrymoedigheid, haar Caracter aldus niet opgeeven, zo de ondervinding my haar niet, zedert een geruimen tyd, hadde leeren kenne; terwyl ik wel eens genoodzaakt worde, haar gezelschap bytewoonen, anders word het van my nooit gezogt; net ergste is, dat het my toeschynt, dat deeze Juffer onverbeterlyk is: is dit zo? dan strekke deeze tekening tot verbetering van anderen, die haar of ten deele, of geheel gelyk zyn.
De Heer Ernestus is een Man, wiens Caracter hem de achting van eenen ieder waardig maakt. Altoos Bescheiden en Vriendelyk zynde, ontgaaf hy langs deezen weg, veele onäangenaamheden, daar een korsel en onvriendelyk Mensch steeds voor is bloot gesteld. Vooräl munt hy uit in een allery verigste Voorstander van den Geopenbaarden Godsdienst te weezen. Het is voor em onbegrypelyk, hoe iemand, die zegt de Goddelykheid der Openbaaringe te gelooven, haare noodzaakelykheid ontkennen kan. Den Deïsten heeft hy, zo lang zy Deïsten blyven willen, eenen eeuwigen haat gezwooren, om dat hy ze als pesten van den Burgerstaat beschouwt. Als men hen naar hunne verdiensten behandelen zou, (zegt hy) zoude ik 'er zeer voor weezen, dat men hen in een' afgelegen hoek des Aardbodems bande; in een Oord althans, daar de Natuur niets dat aangenaam is, verspreid, en daar altoos duisternis heerscht; geevende hier van deeze reden: om dat zy de duisternis liever gehad hebben, dan het licht.
| |
| |
De volgende Brief, die ook het Caracter van eene zekere Dame opgeeft, zal zeer gevoeglyk op het voorige volgen moogen.
Wel-Edele Heer Denker!
Ik ben eene Dame van zeer groot fatsoen. Myne verkeering is met vercheidene aanzienelyke Lieden; onder anderen houde ik Salet met de Welëdele Mevrouwen Ongemeen, Goede Smaak, Nimmernederig, en noch anderen. Maar dat my 't meeste spyt, is, dat ik van 't gemeene Volk onder de Burgerlieden, geduurig Juffrouw, in plaats van Meuvrouw, genoemd worde. 't Is wel zo, dat myn Man juist geen Ampt bekleed, dat ny het recht geeft om Mevrouw te heeten; Maar 't is ook waar, dat men my, Juffrouw noemoende, gelyk steld met de Vrouw van myn Ryglyfmaaker, en de Vrouwen van andere Ambagtslieden. Ik wenschte wel, dat U WelEd. hier omtrent iets wist uittevinden, waardoor in 't vervolg belet wierd, dat zulke boven het gemeen, en den Burgerstand verhevene Dames, als de genoemde Mevrouwen en ik zyn, tegen den hoon beveiligd bleeven, van ooit met den naam van Juffrouw begroet te worden. Kan UWelEd. dit doen? en heeft UWel Ed. voorstel een gelukkig gevolg, welk een genoegen zal 't voor U WelEd. zyn, zo veel aanzienelyke Lieden te verplichten! myn belang, en dat van zo veel anderen, U WelEd. uit grond van myn hart beveelende, blyve ik met de uiterste hoogächting voor U Wel Ed. verdiensten:
Wel Edele Heer!
U WelEd. dienstwillige Dienaresse, SOPHIA HOOGHART.
Rotterdam den 12 Octob. 1771.
| |
| |
| |
Antwoord van den Denker.
Wel Edele Mevrouw!
Ik vinde my zeer verëerd met U WelEd. allervriendelykste Lettren, en neeme zeer veel deel in 't ongelyk dat men U WelEd. zo dikwils aandoet, als men U WelEd. den Naam van Juffrouw geeft. Ik vinde my daarom opgewekt, om iets te doen, waar door zulk eene bestraffens waardige misdaad, zo 't mooglyk is, voor altoos mag geweerd worden. Ik hoope maar de eere te hebben, dat myne voorstelling, U WelEd. hooge goedkeuring, en die van de Wel Edele Mevrouwen, met welke U WelEd. Salet houd, zal weg draagen: Ik ben dan van gedagten, dat U WelEd. en alle Dames, die (en dat niet zonder gewichtige redenen) meenen, dat haar WelEd. den Naam van Mevrouw toekomt, voortaan een zeker teken behoorden te vertoonen, dat algemeen bekond gemaakt wierd, en voor ieder tot waarschouwing strekken kon, om alle met dit teken pronkende Dames, nooit anders als Mevrouw te noemen. Want zonder dat dit geschied, vrees ik dat U WelEd. en zo veele andere Mevrouwen van U WelEd. Caracter, noch dikwils met den Naam van Juffrouw geaffronteert zullen worden. Zo ik my vleijen mag, dat myn voorstel tot hier toe U WelEd. niet geheel mishaagd, zal ik de vryheid gebruiken, om verder myne gedachten (onder verbetering echter) aan U WelEd. voortestellen. U WelEd. zal zekerlyk verlangen te verneemen, waar ik dat teken gaarne geplaatst zoude zien: ik zal my de eere geeven, U WelEd. dit te melden: De Dames van fatsoen, hebben nu reeds eenigen tyd alle oogen naar zich getrokken, door haar WelEdele hooguitsteekende Capzels. Nu zoude allervoeglykst in die Coeffures zeker teken konnen gedraagen worden; by voorbeeld, een aigret van
| |
| |
nieuwen smaak, of eenig ander hoofdcieraad, dat zo sterk in de oogen blinkt, dat het van ieder, zonder onderscheid, moet gezien worden; Doch dan moet men tevens in alle de Nieuwspapieren, het Publiek adverteeren, dat de aanzienelykste Dames, om verdere affronten voortekomen, eenpaarig besloten hebben, dat zodanig een teken (eene af beelding 'er van behoord vooräl niet vergeeten te worden) voortaan tot een kenmerk van onderscheid tusschen den Naam van Mevrouw, en dien van Juffrouw strekken zal; zo dat de Dames, met dit teken pronkende, volstrekt nooit anders als met den tytel van Mevrouw zullen mogen aangesprooken worden; indien dit geschied dan twyffele ik geen oogenblik, of U WelEd. en andere Dames van fatsoen, zullen nooit meer reden van billyke klagten in dit opzicht gegeeven worden. Hier mede aan U WelEd. intentie, zo ik hoope, voldaan te hebben, betuig ik, na recommandatie van myn Persoon en Werk, in U WelEd. gunste, dat ik het my tot geen geringe eere rekene te mogen schryven, dat ik in waarheid ben:
WelEdele Mevrouw!
UWelEd. Dienstw. Dienaar, DE DENKER.
P.S. Ik heb de vryheid genomen U WelEd. Brief wat te beschaven ten opzichte van Taal en Spelling. Ook heb ik 'er de onduitsche Woorden uitgelaaten, en anderen in derzelver plaats gevoegt. U WelEd. verschoone deeze myne vrypostigheid. Het strekt U Wel Ed. tot geen schande, onbedreven in 't Nederduitsch te weezen. Die Taal is tog voor beschaaf de Lieden van de Mode, veel te lomp. Ik twyffel niet of U Wel Ed. zoude zich in 't bekoorlyk Fransch veel beter hebben kunnen uitdrukken. Maar niet weetende, of ik in 't zelve wel bedreven was, heeft U WelEd. zekerlyk zich liever in gebrekkig Duitsch tot my willen vervoegen. Ik danke U WelEd. voor deeze inschikkelykheid.
|
|