| |
| |
| |
De Denker.
No. 379. Den 2 April 1770.
[T.L. Onderzoekt waarom zo veele volkeren nog van de kennis des Euangeliums versteeken zyn.]
Gaat heenen in de geheele waereld, predikt het Evangelium allen Creatuuren.
Jezus Kristus
Myn Heer!
Voor eenigen tyd hoorde ik een' uitmuntend Leeraar op den kansel uitvoerig redeneeren over den geest van zachtmoedigheid en liefde, die onzen Kristelyken Godsdienst op de verrukkendste wyze bezielt, en, zelfs ten aanzien van dit leven, ons waar geluk beter dan eenige menschelyke instelling bevordert. De lieflykheid van het tafereel, 't welk hy met eene eenvoudige en niet min verhevene welspreekendheid voorstelde, bleef naderhand zo lang voor myne verbeelding, dat ze my eindelyk bragt tot verscheidene bespiegelingen, welke dit levendig vermaak allengs verdoofden, tot dat het in eene zachte droefgeestigheid verkeerde. 't Was my niet mogelyk dien veranderlyken luim te verzetten; 't zy door zwakheid van geest, die ons gemeenlyk geen langduurig genot van een zuiver genoegen vergunt, 't zy door dien ook het onderwerp, van een' anderen kant beschouwd zynde, maar al te billyke redenen hier toe verschaft heb- | |
| |
be. Ik overwoog de ongelyke vorderingen van het Kristelyk Geloof op den Aardbodem; ik betreurde het grootste deel des menschelyken geslachts, tot nog van deszelfs zegenryke ondersteuning versteeken, en dat onschatbaar geluk, helaas! voor hun, dien het te beurt gevallen is, nog dikwils in zyne bron vergiftigd door ontelbaare misbruiken en verdeeldheden. Gelyk my dit ontroerde, zo scheen het my ook in den eersten opslag onbegrypelyk hoe een Godsdienst, die niet alleen volmaakt redelyk is, maar ook alles bezit wat de tederste neigingen van een wel gesteld gemoed bekooren mag, in drie Waereldsdeelen schier overal zonder vrucht hebbe kunnen gepredikt worden. Dit stuk verdiende, myns oordeels, wel een naauwkeurig onderzoek, al zou het slechts nuttig zyn om ons te beveiligen voor alle schynredenen, die de achtbaarheid van het Euangelie ten doel stellen aan den roekelooze lasterzucht van deszelfs vyanden.
Lang, zeer lang, heb ik getwyffeld, Heer Denker! of ik U myne weinige bedenkingen op dit gewigtig onderwerp zou durven voordraagen: doch de welgegronde hoop, dat Gy, met Uwe gewoone beleefdheid, myne misslagen zoudt verschoonen of verbeteren, ja misschien daar uit aanleiding tot nieuwe denkbeelden neemen, heeft my ten laatste doen besluiten. Met zo weinig eigenliefde als my mogelyk is, stel ik het aan Uw oordeel, of deeze brief onder Uwe vertoogen eene plaats verdiene, schoon my zulks ter liefde van de stoffe, ik beken het, geene geringe voldoening zou verschaffen.
De onbepaalde alleenheersching der Oostersche Vorsten, buiten tegenspraak ongunstig voor het Kristendom, en de Veelwyvery, met het zelve volstrekt onbestaanbaar, vereenigen zich op het naauwste tegen deszelfs gewenschte voortplanting. Konde men, gelyk voornaame Schryvers beweeren, deeze geduchte hinderpaalen in den uitgestrektsten zin toeschryven aan het lichaamelyk gestel der Inwooneren, aan de hoedaanigheden van hun Voedzel, aan de Natunr van hunnen Grond en den invloed van het Klimaat, zy zouden, met hunne oorzaaken, onverwinlyk en eeuwigduurende moeten zyn. Doch ik verbeeld my dat men dit gevoelen niet verder
| |
| |
moet in aanmerking neemen, dan noodig is om reden te geeven van het gebeurde, zonder te bepaalen wat vervolgens kan of zal gebeuren. Ook twyffel ik zeer sterk of deeze twee beletzelen wel genoegzaam zouden geweest zyn om het licht der Waarheid te verduiteen, zonder den zamenloop van veele andere, welke, myns oordeels, te vinden zyn in de ruwheid en onkunde der voorige eeuwen, en diergelyke toevallige omstandigheden, waar van ik vervolgens zal spreeken. Wy behoeven geene reden te geeven, waarom het der Voorzienigheid behaagd hebbe deeze omstandigheden toe te laaten. Wy kunnen onze gedachten zo hoog niet verheffen. Maar het menschlievend oogmerk der Goddelyke Openbaaringe verbiedt ons te denken dat 'er onweêrstaanbaare en onveranderlyke hinderpaalen kunnen overblyven, om het zelve in eenig deel voor altoos te verydelen. Men kan de onuitspreekelyke voorrechten van een' Kristen niet op hunne waarde schatten, zonder te wenschen dat God zyn Genadeverbond geschikt hehbe om eens het gansche menschdom te zegenen. En om dat de menschlievendheid van het Opperwezen in het oneindige boven de onze verheven is, zou men byna gerechtigd zyn om uit de vuurigheid van onze wenschen tot de zekerheid van derzelver vervulling, in dit geval, te besluiten. Doch de H. Schriftuur verklaart zich hier omtrent ook zo duidelyk op veele plaatsen, dat wy naar geen ander bewys behoeven om te zien.
Onder de voornaamste omstandigheden, welke door eenen toevalligen zamenloop de gemelde beletzelen ten nadeele van de Kristelyke Kerk bekrachtigd hebben, tel ik het bedrog van Mahomet, den verbaazenden voorspoed der Turksche wapenen, de ongeregeldheden en eindelyk den ganschen ondergang van het Grieksche Keizerryk. De valsche Profeet heeft, zonder eenige schaamte, van den waaren Godsdienst veele zaaken ontleend, zonder welke zyne behendigste listen magteloos zouden geweest zyn. Dit loos gedrag strekt van zelfs ten bewyze van het onvermogen zyner andere kunst-greepen; en uit de gereedheid waar mede zyne verdichtzelen door dit middel aangenomen zyn, bespeurt men
| |
| |
klaar welk eene uitwerking de Waarheid zou gehad hebben, waare de gelegenheid voor haar slechts gunstig geweest om zich te vertoonen. 't Was weinig dat zyne Wet aan eenige heerschende gebreken den teugel vierde: niemand kon 'er iets by winnen, dewyl een ieder slechts de geringe vryheden behield, die men hem te vooren niet betwistte. Maar de voortreflykheid eener Openbaaringe, hoe zeer verbasterd van haaren oorsprong, deed zich terstond gevoelen. Dit was oorzaak dat zelfs eenige vervalschte trekken der Waarheid zo veele duizenden overtuigden; en wie kan gelooven dat deeze Waarheid, indien zy haare hemelsche zuiverheid had mogen behouden, minder gelukkig, minder bekoorende zou geweest zyn? Hadden de Europische Vorsten nog lang naderhand, ten tyde van de Kruistogten, den naderenden val van het Oostersch Keizerryk voorzien, en, om dat ongeluk te verhoeden, hunne Magten behoorlyk vereenigd, in plaats van nuttelooze voordeelen in Palestina te bejaagen, nimmer zou Konstantinopel het rampzalig broeinest van bygeloof en dwaaling geworden zyn. De Kristelyke Godsdienst had zich van daar door Azie mogen verspreiden, om eindelyk over alle zwaarigheden te triomfeeren. Zy, die zonder eenig voordeel in Mahomet geloofd hadden, zouden geenszins de oogen geslooten hebben voor zo veele onwaardeerbaare voordeelen als de Leer van Jezus Kristus behelst. En wat toch moest hun eene verandering kosten, die hunne slaaverny in vryheid deed verkeeren, en voor de wellustige gemeenschap van veele vrouwen eene tedere huwlyksliefde in de plaats stelde? Geen Klimaat kan de menschen in het algemeen zo verre doen ontaarden, dat zy ongevoelig worden voor hun wezenlyk geluk. Maar de vooroordeelen doen het zomtyds, en deeze hebben, gelyk de Tiranny, een onbepaald, maar wisselvallig gebied.
Smartelyker is het, dat ook uit dit ons beschaafder Waereldsdeel het gedrag van veele Kristenen geen minder nadeel heeft toegebragt aan de voortplanting van hun Geloof, dan aan de rust van hun Geweeten. Geestely- | |
| |
ken en Leeken hebben hier duizendmaal door hunne daaden de belydenis van hunnen mond verloochend. Men heeft met vuur en staal de liefde des Heilands verkondigd. De Heerschzucht heeft geene wreedheden onbeproefd gelaaten, en door onverzaadelyke eigenbaat zyn doorgaans de beste poogingen te leur gesteld. Naauwlyks hadt men in Goa de grondvesten van Kristus Kerk gelegd, of de Inquisitie kwam uit Portugal om ze in te wyden met schuldeloos bloed. Wat heeft Mexiko, en het aanzienlykste deel der Nieuwe Waereld, niet geleeden van de dolle woede der Spanjaarden? Een gevoelig hart siddert op de enkele verbeelding van zo veele gruwelen: 't zy genoeg dat wy dezelve slechts in 't voorbygaan aanroeren, op dat men zie hoe in die Gewesten de traage voortgang van het Woord der Genade te wyten zy aan den heilloozen yver der dwingelanden, die het daar gepredikt hebben.
Echter heb ik ten deezen opzigte menigmaal met verwondering het oog geslagen op de Jezuiten. Mogelyk hebben zy onder allen 't meeste kwaad gedaan, maar het onderscheid is, dat men in hunne verwoestingen altoos een oogmerk vindt om op de Puinhoopen te bouwen. Laaten wy hun recht doen. Dat Genootschap zo schadelyk voor de rust van Europa, zo gevaarlyk voor den Paus terwyl het den H. Stoel ondersteunde, zo Staatkundig tot zyn eigen verderf, heeft niettemin groote Mannen voortgebragt, welker heilzaame onderneemingen onze aanmerking overwaardig zyn. 't Schynt dat uit de strengheid van hunne orde eene regelmaatigheid van gedachten gevloeid is, die, gevoegd by de meerderheid van kundigheden, waardoor deeze Vaders buiten tegenspraak uitmuntten, hen in staat gesteld heeft om de allerruwste Natien te beschaaven. Zy hebben in Paraguai Kunsten en Weetenschappen aangekweekt, misbruiken verbeterd, goede Wetten ingesteld, en, zo verre als de Roomsche Kerk zulks toelaat, redelyke Kristenen gevormd, Schoon de ontbinding van dat rusteloos lichaam eene gelukkige gebeurtenis moet genoemd worden, 't is echter billyk dat men de verdiensten van sommigen zyner leden zonder vooroordeel waardeere.
| |
| |
Een uitmuntend Werk, 't welk onlangs in onze Moedertaal uit het Fransch is overgebragt, onder den Titel van Berichten over Azie, Afrika en Amerika, heeft my bovenal in deeze gedachten versterkt. 't Is eene heerlyke verzameling van oorspronglyke Brieven, waarin de bekwaamste Zendelingen niet slechts verslag doen van hunne verrichtingen, maar te gelyk van Landen en Volken eene oordeelkundige en schilderachtige beschryving geeven. Hier vindt men overal eene welberedeneerde aaneenschakeling van de voortreflykste kundigheden, die in zulk een onderwerp immer vallen, met eene keurigheid die de belangen van het onderwerp evenaart, niet het minste Kenmerk van dien geweldigen geèst, die op gewetensdwang en vervolging doelt. Aardsrykskunde, Natuurlyke Historie, Zedelyke Wysbegeerte, alles draagt 'er den stempel van eene ervarenheid, die de grootste Wetgeevers onsterflyk zou maaken. 't Kan niemand verwonderen dat ik deeze Berichten zo hoog verheffe, wanneer hy weet dat ze met veel zorgvuldigheid en smaak getrokken zyn uit een wydloopiger Werk, waarmede de groote Montesquieu, in zyn nooitvolpreezen Boek over de Wetten, (l'Esprit des Loix,) bykans op alle bladzyden raadpleegt. Geesten van zulk eenen rang toonen zich doorgaans vervreemd van alle geweld. Ook blykt het uit de gemelde Berichten dat het zachtzinnig beleid van deeze Vaders meer heeft uitgewerkt dan de zeeghaftigste wapenen, dewyl zelfs de Keizer van Ethiopië, in 't midden zyner Mahometaansche Nabuuren, zich verwaardigde het oor aan hunne lessen te leenen. Maar niets bewyst beter de gemaatigdheid van hunne beginzelen, dan de beschryving der deerniswaardige lotgevallen van het Eiland St. Domingo, welke men in het derde Deel ontmoet. De Spanjaarden hadden dit Eiland ten naasten by ontvolkt, en krakkeelden nog aan het Hof van Keizer Karel den Vyfden, over de vryheid der overgebleevene elendigen. Een edelmoedige Dominikaan, Las Casas, bepleit hunne zaak openlyk tegen den wreedaardigen Bisschop van Dan in. Beider redevoeringen worden wederzyds met de krachtigste welspreekendheid in een Zielroerend kontrast gesteld, en de braave Jezuit
| |
| |
Margat, aan wien men dit onvergelykelyk gedenkstuk te danken heeft, toont op het klaarste dat hy met het uiterste afgryzen des Bisschops geweldige maatregelen verfoeit. Ik zal op veele andere byzonderheden, waarin ons hait geen minder deel moet neemen, dan de weetgierige geest, niet stilstaan, dewyl de Nederduitsche Leezer thans ook gelegenheid heeft om ze in het Werk zelf na te spooren. Om den draad van het voorgaande te hervatten, zal ik alleenlyk aanmerken, dat deeze Berichten overvloedig de mogelykheid bewyzen, om den Kristelyken Godsdienst in de beide Indiën van tyd tot tyd voort te planten, indien maar geene verkeerde grondregelen en strydige belangen dien lofwaardigen arbeid te jammerlyk dwarschboomden.
Wat moeten wy vervolgens denken van veele Protestantsche Volkplantingen, van den Slaavenhandel, van de haatelyke Geschillen, die het Kristendom verdeelen en onteeren? Ik hoop niemand door onaangenaame waarheden te kwetzen. In het algemeen mogen wy zeggen dat onze Kristenen hunnen Godsdienst yverig genoeg beminnen, maar dikwils hunnen yver kwaalyk plaatsen. Men scherpt zyne zinnen op verborgenheden, men steunt op gezag by mangel van reden, men twist over de Zaligheid der Heidenen, zonder eenen stap te doen tot hunne behoudenis: men verwydert elkanderen van den weg ten Hemel, dien men eenpaarig moest zoeken. Hoogmoed en Staatzucht vermommen zich om het kunstigste, terwyl de Waarheid, die eenvoudig is, door eenen noodeloozen omslag van geschilstukken onophoudelyk belemmerd wordt. Hoe! is dan de zachtmoedigheid niet meer het Kenmerk der Kristelyke Gemeenten? behoort de Nederigheid niet meer onder onze duurste verpligtingen? en is de Liefde verachtelyk geworden? Helaas! deeze Deugden zyn al vroeg ter zyden gesteld; en ik schroom hier te zeggen, 't geen ik niet verzwygen kan, dat naamelyk de traage voortgang van het Kristendom in de eerste plaats aan dat verval kan worden toegeschreeven. Ongelukkig lot! een Godsdienst, die alle mogelyke voorrechten bezit, heeft niet zelden belyders gevonden, welker ontydige drift van dat allerdierbaarst geschenk een doodelyk misbruik wist te maaken.
| |
| |
Ondertusschen zyn 'er ook altoos en overal braave Mannen geweest, die de betrachting van deugd en goede zeden, of als den grondslag, of, ten minsten als een noodzaakelyk vereischte van allen redelyken Godsdienst gehandhaafd hebben. Welk eene Gezindheid iemand aankleeve, deeze laatste stelling moet hy onbetwistbaar goed keuren. Derhalven wenschte ik dat men eensgezind van alle zyden te samenspande, om langs dien zekeren wer het Kristendom vooreerst te verbeteren, en vervolgens, waare 't mogelyk, uit te breiden. Troostelyk is het dat men in ons lieve Vaderland geen gering getal van edelmoedige Leisdmannen vindt, om den welmeenenden voor te lichten. Vergun my te zeggen, Heer Denker! dat Gy onder hen eene aanzienlyke plaats bekleedt, en dat ik U nog lang op deeze wyze hoop te zien volharden. Men moedige, op Uw voorbeeld, eenen iegelyk aan om het zyne toe te brengen ten algemeenen nutte. Niemand is zo gering van staat, of hy kan iets doen door een onbesprooken en voorbeeldelyk gedrag. Wie weet ook hoe de Voorzienigheid eerlang deeze poogingen zal begunstigen? Wie weet hoedanige vorderingen de gezonde Reden te verwachten hebbe van den kwynenden staat, waarin het Pausselyk gezag van tyd tot tyd vervalt? wat den Mahometaanen in den tegenwoordigen Oorlog beschooren zy, van eene Vorstin, die Belizarius leest en herleest...? Doch laaten wy ons bepaalen tot beschouwingen, die onze verpligting betreffen, en de uitkomst van groote zaaken aan de Alwyze Voorzienigheid beveelen.
Ik ben met verschuldigde hoogachting,
UE. D.W. Dienaar.
T.L.
|
|