Den dapperen prins Karel van Lotharingen
(1744)–Anoniem Dapperen prins Karel van Lotharingen, den– Auteursrechtvrij
[pagina 69]
| |
WAt droefheyd en verdriet,
Word ons eylaes bedied,
Door de Courant,
Uyt Vlaenderen en Braband:
daer men niet hoort als van een Oorlogs-brand
Het schijnt 's Werelds Toneel,
Dat is in roer door twisten en krakeel,
Dat daer o schromen,
Geen vree kan komen:
Den strijd van alle kant,
Die neemt de overhand.
Vlaenderen soo men hoort,
Werd in sijn rust gestoort,
De Franse magt,
Belegert daer met kragt,
Veel steden, vlekken, forten onbedagt:
Hy heeft door sijn beleg,
Ras Kortrijk en meer andere vlekken weg:
De stad van Meenen,
Moest ook met eenen,
Capitteleeren gaen,
Sonder veel tegenstaen.
Op 't Fort de Knok die Schans,
Waegden hy ook een kans:
Om die tot buyt te krijgen door verraet,
Dog haer voornemen dat was al te laet:
Het Garnisoen aldaer,
Dat wierd den vyand nog in tijds gewaer:
Zy lieten ruysen,
De water-sluysen,
En deden schoot op schoot,
Veel Fransen bleven dood.
Zy vlugten weg met schand,
Na Yperen playsant:
Maekten aldaer, trancheen, loopgraven klaer:
| |
[pagina 70]
| |
Om soo de Stad te brengen in gevaer:
Groot en kleyn battery,
Maekten zy daer van alle kanten by;
Door Konings order,
Eysten zy vorder,
De stad van Yperen schoon,
Onder de franse Kroon.
Den kloeken Gouverneur,
Quam dit raport te veur:
Soo gy hier hoord,
Dat zijn gemoed verstoord,
En hy maekte met den Commandant accoord:
Dat zy de stad tot schand,
Niet souden geven in de vyands hand:
Maer liever vegten,
Als kloeke knegten,
Tot dat de laetste man,
Hem niet meer weeren kan.
In Juny seventien,
Men sal het u bedien;
De vyands magt, Begon met groote kragt,
Te spelen met Kanon den heele nagt:
Omtrent ten elf uur:
Was door 't geschut de Lugt vol vlam en vuur;
De Franse kragtig,
Met volk magtig,
Die avanseerden voort,
Voor Diksmuyder Poort.
Daar sy storms-gewin,
Namen twee Wagten in:
Den eene hoort, Kapitteleerden voord:
Den ander met bedwang sonder accoord:
Die deed haer tegenstand,
Tog raakten door de Fransen overmand;
Storms aanvallen,
| |
[pagina 71]
| |
Kreeg Stad en Wallen,
Men bombardeerde sterk,
Al op het Hoornwerk.
Men sag het Garnisoen,
Ook eenen Uytval doen,
Op den vyand, Daer sy hebben vermant
Twee Batteryen met Kanon beplant,
En op den selfden tijd,
Raekten de Fransen ook veel volk quyt:
Sonder nadenken,
Dat deed haar krenken,
Door 't springen van een Mijn,
Veel dood gebleven sijn.
Schoon dat sy den vyand
Deden veel tegenstand,
Met moeyte zwaer, Sag men ten laetste daar,
Hun al raken in een doodsgevaer:
Men kon 't niet wederstaan,
Daer was geen rust om naar het bed te gaan:
Men moest oppassen,
Voor het verrassen,
Daer wierd veel klagten aan,
Den Gouverneur gedaen.
Dat desen Held getrouw,
Kappitteleren souw:
Eer den vyand, Nog kreeg de overhand,
Waer door de Stad mogt raken in de brand:
Soo was een groot geschrey,
In al de straten van de Burgerey:
Iders begeeren,
Was accorderen,
Men liet de Chamade slaen,
[Te]gens het overgaen.
[Da]er was een goed accoord
Eer [me]n opende de Poord:
| |
[pagina 72]
| |
Hoe 't Garnisoen, Sijn uyttogt soude doen,
Tot eerbaarheyd om na Breda te spoen:
Men leest in de Courand,
Drie duysend doode van de Franse kand:
Hondert Soldaten,
Van onse Staten,
Die door vyands geweld
Ook zijn ter neer geveld.
Het Garnisoen trok uit,
Met trommel ende Fluyt,
Tot haar begeer, Boven het Zijdgeweer,
Trokken sy uit de Stad met groote Eer,
De Vaendels uitgespreyd,
Tot een bewijsing van haer dapperheid,
Kanon, Mortieren,
Na Krijgs manieren,
Kregen sy tot een prijs,
Nog mede op de reys.
|
|