Den dapperen prins Karel van Lotharingen
(1744)–Anoniem Dapperen prins Karel van Lotharingen, den– Auteursrechtvrij
[pagina 48]
| |
Stemme: Van Vrouw Venus Velden.
Lestmaal in de koele Meye
Ging 'k op mijn gemak
met een pijp Tabak
In het Vogels getier
en op mijn pleijsier
en wat ik daar sag
In het krieken van den dag: fa la &c.
Het Haantje dat kraayde so soete:
Het Visje sprong bly:
Al in de Mey
en mijn hert verheugt
In de jonge Jeugt
Ik was verblijd:
In de lieve Meyetijd: fa la: &c.
en de Koeytjes al in de weyden:
en de Kalfjes goet
Huppelen-soet
de Kraay riep al spaar
Met een groot gebaar
den exter klapt
met een groot geklag, fa la &c.
De mosjes al in de boomen
Tot haar gerief
Riepen dief
en de swaalfjes vlogen met groot geweld:
en den Oyevaar
Met een groot gevaar
| |
[pagina 49]
| |
Fa la la: &c.
En ik heb daar wat gaan rusten
Verblyde my
Al in de mey
en ik loofden den Schepper
met groote vreugt
die ons hier geeft
Aansiet al wat'er leeft: &c.
Ik heb daar wat gaan vissen
met een groot verlang
Op hoop van vang
maar ik spilde mijn tijd
met groot verslijt
Vangt twee Visjes hier
om te braden by het vier, fa la &c.
Het heeft mijn daar verdroten
en ik visten siet
maar vangden niet
Ik ben weer opgestaan
en heen gegaan
en dagt wel siet
en ik vang tog niet: fa la &c.
Ik ging weer Stadwaarts treden
Soeyden my voort
Soo dat behoord
en ik overdagt
Wat ik hadde gesien
dit wel aansiet
en ik maak er van dit Lied fa la &c.
|
|