Den dapperen prins Karel van Lotharingen
(1744)–Anoniem Dapperen prins Karel van Lotharingen, den– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
Stemme: Sa Trompen en Trompetten.
DIt sal wis wat beduyden,
Den Leeuw die gort het zwaart,
Hy is met zijn Krijgsluiden,
Soo te Voet als te Paart,
Getrokken in het Veld,
Met menig dapper held,
Om de Vyanden, aan te randen
Met geweld.
Hy doet zijn Oorlogslieden
Zoo te paart als te voet,
Weer al te saam ontbieden,
Om dat sy haar met spoet
Souden houden paraat,
Ten dienste van de staat,
Om door 't strijden, te bevrijden
't Oorlogs quaad.
Den Fransman sal syn ooren
Wel intrekken voorwaar,
Soo ras als hy zal hooren
Dat Holland hem maakt klaar,
Hy kend hun dapperheyt,
Van over langen tijd,
Hy soekt daar mede, liever vrede
Als den strijd.
| |
[pagina 33]
| |
Hy sou nu wel zijn Troupen
Van den Rhijn alsoo ras,
Naar Vlaanderen herroepen,
Maar komen daar te pas,
Men leerd hen danssen raar,
Op 't fluitje van d'Huzaar,
Zy verjagens, en verslagens
Allegaar.
Zyn dapperste Krijgslieden
Soo te voet als te paard,
Zullen gestadig vlieden,
Of vallen door het zwaart,
Prins Karel met de zijn,
Is nu over den Rhijn.
Die hen sal jagen, met veel slagen,
Groot en klein.
Hoe sal hem dat bevallen,
Als de Hollandse magt.
Monsieur op 't lijf sal vallen
Ook Engeland met kragt,
Hoe sal 't den Fransen Haan
Dan konnen houden staan,
Die zijn sporen, Heeft verlooren
In het slaan
Gelyk nu is gebleken,
By Weissenburg voorwaar,
Daar niet als houwen en steken,
Te pas quam by de Huzaar,
Sy kapten daar in 't ront,
Die men in Wapens vont,
Vyf duizend zielen, Die daar vielen,
Op den grond.
Een Regiment der Fransen
Heel schoone Ruitery,
| |
[pagina 34]
| |
Die raakten door sulk dansen
Geheel en al in ly,
Hun Pauken en Standaard,
Die veel schats waren waard,
Sy weg namen, Met betamen
Op die daad.
De Fransen konnent merken,
Dat sy tot hunner spijt
De Forten van Duinkerken
Haast zullen worden quyt.
Om dat dit tegen gaat
Den regel van 't Tractaat,
Sal men wreken, dese streken
Metter daat
't Is waar sy hebben Meenen
Yp'ren en Fort de Knok',
'K merk aan het is maar leenen,
Want doen men daar uit trok,
Riep 't volk allegaar,
Mans ende Vrouwen daar,
Goede lieden, wy nu vlieden
Voor een jaar.
|
|