Tweede berigt.
Het blad genaamd den vriend des Godsdients en des Konings, van Parijs, deelt mede het volgende uyttreksel van eenen brief geschreven door den Heer De Curzon, Meyer van Migné.
‘Ik heb noodig geoordeelt van te raadpleegen eenen Professor van het Koninglyk Kollegie van Poitiere, eenen zeer wyzen en zeer geleerden man en goede natuer kundigen, Mynheer Boisgiraud, die zelfs van den protestanschen godsdienst is. Hy heeft met de grootste zorg onderzogt al wat eenig betrek tot dit wonder verschynsel kon hebben; hy is ter plaats gekomen hy heeft met aandagtigheid aanhoord de getuigenissen van de inwoners van Migné, hy heeft ze nauwkeuriglyk ondervraagt. Zie hier wat hij mij zeide: Ik beken u, Mynheer, dat ik geene natuurlyke uytlegging van dit wonder kan geven. Ik zeg niet dat het zelve niet zou kunnen uytgelegd worden, want er kunnen persoonen zyn die geleerder zyn als ik; nochtans zou ik ze hierop durven beroepen; maar indien men zelfs bekwaam was dien uitleg te doen, zou ik niet min gelooven dat de verschyning van dit Kruys een mirakel is, ter oorzake der omstandigheden die het zelve vergezeld hebben.