De eerste ronde...
A. den Doolaard, De Druivenplukkers
N.V. Em. Querido's U.M., Amsterdam, 1931
Dit boek eindigt evenals ‘De Laatste Ronde’ met een sprong in het water. Toch is het hier een minder lichtzinnig spel, dan daar. Er is eenig tegenwicht in. Naast den razenden lijder aan zijn lusten en wraakzucht, staat de in het leven minder zekere, maar zedelijk sterkere Vladja, de Pool.
In hem vindt het probleem, dat in de gegevens van dit boek ligt vervat, een betrekkelijke oplossing, daar hij tot zekere hoogte dezelfde conflicten doormaakt als zijn woesten makker, doch ze menschelijker aanvaard en redelijker teweergaat.
Het vonnis dat André vlak voor zijn dood over zichzelf uitspreekt luidt: ‘Wat was het leven? Een schot, een kus, een messteek, en dan de nacht. Een lach en een kreet, en een snik. Waarom niet enkel een lach?’
Het is nog de ontgoocheling van Robert Day.
Maar in Vladja openbaart zich de nieuwe waarheid, die Den Doolaard rijker is geworden: ‘Overal waar werk was, en brood, en eerlijk zweet, en een brandende zon, en een vrouw die van je hield, daar was leven!’
Nu is dit een waarheid, die hij evengoed zonder een dermate uitgewerkt probleem rijker geworden zou zijn uit de levens der vele eenvoudigen om hem heen, die er geen tien-treinentocht zooals hij, voor gedaan hebben.
‘Puy St. Reparade - Marseille - Parijs - Amsterdam - Wassenaar - Praag - Stôla - Berlijn - Zdiar - Radstadt - Gna-