Het hoofdonderwerp van dezen roman is de bouw van een geweldigen stuwdam, van den ‘Monoliet’, die de Oka terug moet dringen, en Moskou toegankelijk zal maken voor de Oceaanstoomers van de wereldzee. Het phantastische ontwerp van den beroemden geleerde Poletika zal in het bestek van het vijfjarig plan werkelijkheid worden.
Deze geweldige dam, een stevig gemetseld granieten blok, zal de menschen dichter brengen bij het socialisme. Maar Piljnjak weet het goed: De opbouw van het socialisme bestaat niet alleen in het veranderen der dingen, hij bestaat in het veranderen van de menschen. De industrialiseering van een land, zij moge dan in nog zoo'n stormachtig tempo gebeuren, is nog geen socialisme.
Piljnjak schildert nu de hedendaagsche menschen in een Russische provinciestad... en wij staan versteld. Moeten deze menschen de nieuwe aera der menschheid inluiden? Haar tot een nieuw doel leiden? Piljnjak is onmeedoogend in zijn waarheidsliefde. Hij schildert met bijzondere voorliefde het dierlijke, dat naast de edele driften in den mensch inderdaad bestaat. In de verhouding der geslachten ziet hij eenvoudigweg den toetssteen der menschelijke verhoudingen. Daarom speelt, zooals altijd bij hem, ook in dezen roman de vrouw zoo'n ontzettende rol. Het liefdeleven vormt eigenlijk het grondmotief van dit werk, waarachter de bouw van den monoliet tot een nevenonderwerp wordt. Ja, de menschelijke lotgevallen, de tragedies van een Poletika, van een Lazlo, van een Sadikow loopen bij hem parallel aan den socialistischen opbouw zonder daarmede samen te vallen.
Kan men gevolgtrekkingen maken uit het liefdeleven van deze vrouwen en mannen, die zich verdooven door uitspattingen en drank en die zich verwonden aan de tekortkomingen van hun eigen leven? Die elkaar in het verderf storten, omdat zij hun geheele leven aan elkaar voorbijgaan zonder elkaar te vinden? Kan men in den ingenieur Poltorak, ‘wiens natuur dringt tot polygamie, die tegenover de vrouwen een pathologischen aanleg heeft’, en die tot de hoofdfiguren van den roman behoort, het type van den nieuwen mensch zien, die niet bezwaard is met zielsgevoelens? Is de sexueele anarchie van de gebroeders Bestjedow een algemeen verschijnsel? Deze vragen beantwoordt Piljnjak, terwijl hij een zelfmoordenaar de vierschaar laat spannen over zichzelf. ‘Als eens de moreele reserven uitgeput zullen zijn’, zegt de innerlijk ontwrichte Poltorak vóór zijn zelfmoord, ‘treden individuen op zooals wij. Dit openbaart zich dan, als de laatste calorie moreele eigenschappen verbruikt is... Bij ons heeft men geen achting voor den mensch en daarom ook niet voor den menschelijken arbeid. De