Critisch Bulletin. Jaargang 2
(1931)– [tijdschrift] Critisch Bulletin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIlja EhrenburgEen voorloopige balansDe generatie van Ehrenburg omstreeks '90 geboren, was volwassen vóór de revolutie en vóór den oorlog, zij spartelde in den onbarmhartigen greep van beide. De biografische détails van haar vertegenwoordigers slaat men telkens op. Men vergeet ze weer. Door de overeenkomst in levenservaringen, die men niet beschrijven kan, maar die opgesloten zijn in de begrippenreeks: oorlog en revolutie, luizen en typhus, verbanning, honger en vertwijfeling, wordt het onderscheidende détail eenvoudig uitgewischt. Ze bediende den mitrailleur, ze stond op de barricaden, ze lag in de loopgraven. En plotseling zat ze aan de schrijftafel. Ze moest getuigen en kon niet langer wachten. Het allesoverheerschend avontuur, waartoe ze veroordeeld was, voor sommigen reeds een Geschiedenisfragment, voor anderen de opengescheurde toekomst, wilde geschreven worden. Zoo kwam een generatie van schrijvers aan 't woord: Majakofsky en Babelj, Gladkow, Fedin en Ehrenburg, we noemen slechts deze vijf onder de velen, die door vertalingen toegang kregen tot het Westen. Van deze vijf zijn Wladimir Majokofsky, de ziedende zanger van het proletariaat - ‘alles tot de laatste bladzijde, geef ik jou, proletariër van de planeet’ - en Isaak Babelj naar vorm en geest de nieuwe Russen; Fedin en Ehrenburg de Europeesche. In Nürnberg en ook in Zittau, waar hij in '14 werd geïnterneerd, heeft Fedin de schijngestalten doorzien, waartoe de Europeesche geest zich keer op keer misleidend vermomde; hij gaf in ‘Städte und Jahre’ een synthese van den ouden Duitschen en den nieuwen Russischen geest. Ehrenburg leerde heel West-Europa kennen. Hij dronk van alle wateren tusschen de Wolga en het Kanaal. Hij sprak in Amsterdam en schreef in Parijs en Moskou. Van al de schrijvers van zijn generatie blijkt hij zeker nìet de diepste, wel de breedste en veelzijdigste. Hij is een schrijver van bijna onbegrensde mogelijkheden, wiens begaafdheid nog in ieder nieuw boek van zijn hand een nieuwe bevestiging vond. Uit het zestal werken, dat wij thans van hem kennen, trad zijn persoonlijkheid nog telkens in een andere | |
[pagina 282]
| |
gestalte naar voren. Want Ehrenburg heeft zich niet geleidelijk ontwikkeld, maar sprongsgewijs geopenbaard. Hij deed dit in een reeks van doorbraken en metamorphosen, weinig minder talrijk dan zijn boeken. Wie echter in enkele sterke, diep-gebeten lijnen een psychologisch portret van hem wil etsen, komt niet voor een rustig model te staan, maar voor een weerkaatst en bestroomd beeld, welks beweeglijk lijnenspel ongemeen boeit, maar zich niet laat fixeeren. Nog niet. Het is immers niet aannemelijk, dat wij de laatste doorbraak van dit talent hebben aanschouwd! Wie had uit ‘Die Gasse am Moskaufluss’, ‘Das Leben der Auto's’ durven voorspellen; of over het graf van ‘Julio Jurenito’ de verheugende geboort' van ‘Jeanne Ney’? En zou het zoo verrassend zijn, verrassend van Ehrenburg, als zijn veelzijdigheid met een felle montage van Russische voormannen zich nieuwe facetten sleep? Indien een strak en sterk-gebeten portret al niet onbereikbaar mocht zijn, de ontwerper ervan zou niet loskomen van de gedachte, dat het, zoo al niet voorbarig dan toch noodwendig onvolledig moest wezen. Dit slechts kunnen wij van Ehrenburg zeggen: wij zagen van hem een zelfportret, veelvoudig weerkaatst in de gebogen spiegels van zijn boeken. En de lijnen, die ons daarin markant en blijvend leken, laten zich calqueeren en, na het onvermijdelijk retouche, wellicht óók verbinden.
Men heeft Hollands eenigen volksdichter ‘een étui van mannen’ genoemdGa naar voetnoot1); Ehrenburg is een koker met schrijvers. Daar is dan, eerste uit dien koker, de jonge, meer vernuftige dan geestige novellist van de ‘13 Pfeifen’. Vervolgens de epicus van ‘Die Gasse am Moskaufluss’, die in de misdeelden en geteekenden van dezen Moskouschen Jordaan, het kleine verstand en het groote Russische hart liet zien; de historieschrijver en biograaf van een opstandig en pathetisch gemoed ‘Gracchus Babeuf’, den volkstribuun uit ‘Die Verschwörung der Gleichen’; de moderne chroniqueur der avonturen van den grooten uitdager ‘Julio Jurenito’, met een trek van verbeten ironie om den mond en een pracht van een droom in de oogen; de romancier balzacien van een Helden- und Schieberroman, die ‘Michaël Lykow’ heet; de geniale pamflettist - u permitteert, Dr. Ter Braak?Ga naar voetnoot2)? - de geniale pamflettist van ‘Das Leben der Auto's’ en ten slotte de dichter, de prozadichter van het poeëem eener heroïsche vrouwenliefde: ‘Jeanne Ney’. En hiermee is de koker niet leeg. Er steekt in Ehrenburg ook nog | |
[pagina 283]
| |
een essayist en een journalist, een propagandist en een communist en - belangrijker voor de kunst dan deze vier te zamen - een weergaloos knap psycholoog. ‘Zonder psychologie zijn er noch menschen, noch woorden.’ Die uitspraak is van hem. Hij schreef haar neer, toen hij in zijn boeken reeds een bevolking had geschapen van zeven nationaliteiten en behoorend tot drie werelddeelen. Maar de wemeling van gestalten, die wij voor ons zien, veroorzaakt toch geen embarras du choix. Eén figuur maakt zich dadelijk uit de volte los. Wie in ‘Jeanne Ney’ het roerend poeëem der liefde zag ontbloeien zal zich daarover niet verwonderen: hij kan Chalibjew, den belager dier liefde, niet meer vergeten. Tegen een reusachtig dubbel-décor van hedendaagsch gebeuren: Moskou-Parijs en naast het prachtige menschenpaar: Jeanne en Andrej, zien wij hem weer staan, scherp en gaaf en levend, compleet en tot in de diepste verdorvenheid van zijn wezen doorlicht. Chalibjew is de compleetste creatie, die wij van Ehrenburg kennen. Met feillooze intuïtie en schitterende vondsten van litterair vernuft, met een stijl, die bijwijlen een mediamiek-suggestief en evoceerend vermogen ontwikkelt, heeft Ehrenburg dezen Chalibjew verwezenlijkt. Een der markantste trekken van den schrijver, een diep-gebeten lijn voor een toekomstig portret, wordt hier zichtbaar: Ehrenburg, die de consequentie van ‘Das Leben der Auto's’ aandorst en ook aan kòn, blijkt tevens een der begaafdste voortzetters te wezen van de groote traditie der Russische menschbeelding, die in Dostojefsky haar wijdste ontplooiing en diepste zegging vond. Er is nog een trek, dien wij karakteristiek en blijvend durven noemen. Ehrenburg begon al vroeg de ironie te huldigen. In geen enkel boek hebben wij haar geheel gemist. Speelsch of dartel is deze hulde intusschen allerminst. De ironie van Ehrenburg maakt geen bevrijdenden lach in ons los; zij is geen feestgevoel van zijn scheppenden geest. Oorlog en revolutie hebben hem en velen van zijn generatie de relativiteit van alle waarden geleerd en het ironisch accent van een verdiepte menschelijkheid was daarvan de winst. Zei hij zelf niet, dat de geschiedenis der wereldlitteratuur nauwelijks een zoo diepe menschelijke ironie kent, als een vak Russische boeken, die in de laatste 10 jaren geschreven zijn?Ga naar voetnoot1) Daaronder zijn de beste van de zijne en de zijne van de beste. In hoeverre Ehrenburg er in slagen zal zichzelf in zijn kunst te verwezenlijken wagen wij niet te voorspellen. De profetenmantel | |
[pagina 284]
| |
van de critiek is reeds lang tot den draad versleten. Wij zijn echter niet blind voor de tekorten van dezen auteur. Er werken in dit rijk talent, dat langs zooveel wegen naar zelfverwezenlijking dringt, ook destructieve krachten. De relativiteit aller waarden blijkt ook al weer geen positieve winst. Bij Ehrenburg leidt zij niet zelden tot een dof scepticisme, waarin de gedachte geen kleur meer bekent. Achter het egale grijs van een teemende sentimentaliteit verduikt dan de opgeroepen wereld: de roman-in-aanbouw. En die wereld zelf wordt niet altijd even soliede gebouwd. Zij wordt soms ondergraven door den psycholoog, den grondwerker, die aan het gezag van den schrijver, den bouwmeester, ontsnapt. Een duel tusschen den schrijver en den propagandist is ook niet uitgebleven. In het proces-Andrej heeft de laatste hem de pen ontfutseld en er een caricatuur mee gekrabbeld, een slechte politieke prent. Maar hoeveel gaafs en geslaagds, hoeveel subliems staat daar tegenover! Wij zijn er van overtuigd, dat Ehrenburg nog steeds beneden zijn kunnen is gebleven. Maar in ‘Michaël Lykow’, in ‘Die Gasse’ en in de geschiedenis van Jeanne's liefde liggen toch bladzijden en hoofdstukken, zoo sterk en glanzend van stijl, zoo puur en teer van gevoel, zoo weergaloos zuiver van psychologisch begrip, dat wij ze tot het beste rekenen, van wat in een Europeesche anthologie over de laatste 15 jaar bijeen te brengen zou zijn. Voor den roman van de toekomst - die er intusschen wel heel anders zal uitzien, dan wij in onze onvoldaanheid met den contemporainen hopen en verwachten - bevatten ‘Julio Jurenito’ en ‘Das Leben der Auto's’ wellicht de meeste of de eenige bouwstoffen. De essayist der kantteekeningen wees op Döblin's Berlin, ‘Alexanderplatz’, Gide's ‘Valsche munters’, Malraux' ‘Veroveraars’ en Gläser's ‘Lichting 1902’Ga naar voetnoot1). Een merkwaardig en zeer heterogeen ensemble, waar wij de twee genoemde boeken van den schrijver zelf als bindstof! aan toe zouden willen voegen. De jongsten onder de Russische jongeren en zij niet alleen, verkiezen den voetbal boven Dostojefsky en de fabriek boven het boudoir; zij zijn verliefd op een industrieele litteratuur. Wie deze jongsten kent en zelf niet jong genoeg meer is om de ouderen te kunnen loochenen, ziet in Ehrenburg een der prominente figuren van een tusschengeneratie, die men te erkennen heeft als een historische schakel, gespannen door een kracht aan beide zijden. Een generatie, zegt Ehrenburg, die door de geschiedenis zelve geroepen is menschelijk te zijn. Omdat haar fanatisme werd verzacht door verliezen, haar ongeloof door liefde'. Hijzelf blijft trouw aan de romantiek - en maakte haar staalhard in zijn biografie van den | |
[pagina 285]
| |
auto. Voor hem is de auto immers ‘een veel interessanter held dan wijlen Disraeli’? Ehrenburg is juist veertig en groeit dus nog naar het zenith. Hij is zich bewust van zijn zending. En hij volbrengt haar onder deze, zijn eigen vlag: De taak der schrijvers, hun plicht, hun verdoemde bestemming is het, den mensch te redden, zoolang men hem nog niet ontleed en weer in elkaar gezet heeft, zoolang hij nog geschikt is voor hartstocht en dwaling.’ Oscar van Hoeve In Duitsche vertaling verscheen dit jaar van Ehrenburg de roman ‘Die heiligsten Güter’. (Malik-Verlag) |
|