stomvervelende half onbegrijpelijke novelle, die als asch in den mond smaakt. Thomas Hardy is gemakkelijk de beste der ‘Victorians’, met een herfstig stukje, dat zooals alles wat hij schreef, een uiting is van zijn onwrikbaar geloof in het noodlot. Stevenson is zeer slecht vertegenwoordigd met ‘The Sire de Malétroit's Door’ - waarom in plaats van dit naar Palmolive ruikend stukje niet de prachtige Villon-novelle, ‘A lodging for the Night’; of de beste novelle van allen, ‘The Pavillion on the Links’? De keuze uit Conrad is evenmin gelukkig: ‘Within the Tides’ is als novellenbundel stukken minder dan ‘Youth and other Stories’. Een verrassing is de prachtige, weinig bekende prozakunst van H. Seton Merriman. De keuze uit Galsworthy's dozijnen short stories is schandalig. De bloemlezers drukken hier een soort tractaatje tegen het gevangenissysteem af, The House of Silence, uit ‘A Commentary’, dat niets met een short story te maken heeft. Is de verzameling ‘Caravan’ (1929), die minstens een dozijn prachtige verhalen bevat, hun misschien onbekend, ook al zijn er 30.000 exemplaren van verkocht? In dit geval: waarom niet een van de twee ‘Forsyte Interludes’ opgenomen?
Onder de modernen ontbreken ook vele namen. De verzamelaars geven in de inleiding te kennen, dat een paar (‘one or two’) schrijvers hun medewerking onthielden. Mijn lijstje van ontbrekenden is echter grooter; in de inleiding wordt er uitdrukkelijk op gewezen, dat de term ‘English’ eigenlijk ‘British’ zou moeten luiden, m.a.w. dat Ierland van de partij is. In dit geval: waar zijn Oscar Wilde en Fiona Mc. Leod (Children of the Dark Star!) om twee ouderen te noemen, waar Liam O'Flaherty voor de jongeren? En wat Engeland betreft: waar blijven Somerset Maugham (Mr. Ashenden, Secret Agent), waar Compton Mackenzie, H. de Vere Stacpoole, Miss Romer Wilson, Katherine Mansfield (The Garden Party), om nu nog niet eens met Gertrude Stein aan te komen? Plaats genoeg: prullen als de verhalen van Ernest Bramah, ‘Oleluk-oie’, Coppard, Ianthe Jerrold, geven blijk van een vergedreven amateurisme. Zelfs D.H. Lawrence komt er slecht af: waarom het sadistische ‘The Prussian Officer’ inplaats van zijn meesterstuk: ‘The Princess’! Zooals het nu staat, is Britten Austin met zijn oorlogsnovelle: ‘A Battlepiece: Old Style’ bijna de beste der modernen, en verdiend. Eenige verhalen hadden zonder schade voor de literatuur of haar ontwikkeling gerust vervangen kunnen worden door een paar kluchten van den kostelijken P.G. Wodehouse, ‘The national humorist’.
Deze kritiek schijnt scherp. Eén ding wil ik er echter bijvoegen: een bloemlezing uit Nederlandsche novellen zou nog eenige malen