ken, dwingelanden en hypocrieten, wij - jongeren zijn eerlijke idealisten, hartstochtelijk-onbezorgd voor onze reputatie en daarom kruiden we al onze gesprekken en gepeinzen met tartende uitspraken over Pan-Europa, kinderbeperking, de sowjetstaat, sexueele schijnheiligheid en de Engelsche arbeidersregeering, die we allen gelijkelijk vereeren. In één woord het is het soort radicalisme, dat alleen vóór het 25ste jaar optreedt en alle kiemen in zich bergt om na een jaar of tien, twintig uit te groeien tot een nieuw ‘pruikendom’ tegenover een nieuwe ‘opstandige jeugd’.
Naar de vorm heeft het boek de gewone vlotheid en de gewone stijlloosheid van het genre, twee eigenschappen, wier snelle populariseering in de romanliteratuur al bijna voldoende is om de ‘zakelijke’ toon als een geprikkelde reactie te verklaren.
Ook de derde mededinger in deze wedloop der talenten schuwt lyriek en bespiegeling in zijn verhaal. Hij vertelt de geschiedenis van een staking op een ‘herregaard’ (landgoed) door stap voor stap de gebeurtenissen op één beslissende dag te volgen in een reeks van scènes, zoo dat men met betrekkelijk kleine wijzigingen van deze roman een drama zou kunnen maken. Of dat aanbeveling zou verdienen? Ik betwijfel het en kom daarmee op de zwaardere eischen die dit werk stelt. Het gemakkelijk succes van het boek, waarin de lezer zich zelf terug vindt, is hier buitengesloten. De schrijver moet volkomen boven zijn onderwerp staan en aangezien hij zich ten doel stelt de feiten te laten spreken, moet hij de intuïtie hebben om uit de vormlooze massa der realiteit het sprekende feit naar voren te halen. Hammenhög schiet tegenover de laatste, Matthis tegenover beide eischen te kort. Er is teveel herhaling, teveel realistisch metselwerk in beide romans, maar Matthis is bovendien behept met een specifiek Zweedsche humorlooze ernst. Rassenpsychologen moeten maar eens uitzoeken, waardoor die in Zweden vlak naast een sterken zin voor de karikatuur voorkomt. Matthis weet wel de heele sfeer van het Herregaard-leven voor ons op te roepen, maar voor deze staking in zakformaat had hij alleen onze belangstelling kunnen vasthouden, als het geval met een sprankje ironie behandeld was. Matthis kiest geen partij, maar hij neemt alle partijen even ernstig, den ouden baron-baas-op-mijn-grond, de barones, alsmaar weeklagende om de goede verstandhouding met ‘haar’ menschen die dreigt verloren te gaan, den aankomenden arbeidersleider, die zoo allemachtig flink en edel is en den jongen baron, die in Amerika geweest is en de heilstaat wil bereiken door middel van een trust van grootgrondbezitters. Trouwhartig noteert Matthis iedere keer dat de barones haar hand naar haar vergroote hart brengt, iederen keer dat den edelen Sköld