Sprookjescharme
Dé van der Staay, De vervulde wensch
P.N. van Kampen & Zoon, Amsterdam 1931
Wat een kostelik boekje is dit! In deze eenvoudigweg vertelde sprookjes en verhaaltjes, kort, kernachtig en vol tempo, liggen veel diepe dingen verscholen. Ze zijn van een fijnen, zachtmoedigen spot, van een ijlen en spirituelen humor. Zulke rake, zuivere dingetjes kan alleen een vrouw schrijven, die met een warm hart glimlachend kan lief hebben, wat ze toch heel krities en met geestelijk onderscheidingsvermogen blijft zien.
Sprookjes van dit soort hebben we in ons land vrijwel niet. Wij Hollanders zijn er haast te zwaarwichtig voor, en als we allegorise verhaaltjes gaan smeden worden het hele scheppingen, zoals de Kleine Johannes. Andersen en Oscar Wilde hebben dit genre beoefend, en aan hen doen ze wel eens denken. Maar toch is die verwantschap maar oppervlakkig: deze verhaaltjes hebben een zeer eigen toon, ze zijn volkomen oorspronkelik.
Hier en daar is de taal even wat stroef, onbeholpen, maar dat zijn maar heel kleine vlekjes. Charmant zijn de rijmpjes er in, zo bijvoorbeeld dat van de oude kordate Koningin-Moeder in het sprookje van de Princessen met de Tere Huidjes, als ze haar koninkliken zoon aanziet en den knoop doorhakt:
En nu verder geen gezeur!
Zij zal heten Bellefleur!
De geschiedenis van de champagnekurk die een champignon werd is een ware trouvaille, uitmuntend is ook: de Stralenkrans, en de historie van het haasje, dat overgebakken wilde worden.
Het is een boekje, dat intelligente kinderen zullen kunnen genieten, maar dat zich wel vooral tot ons, volwassenen richt. Het behoort tot die werkjes, die tot het gevoel spreken, en met een glimlach ons beste zelf heel raak kunnen treffen. Zij die Andersen kunnen waarderen, en aan wie de Kleine Johannes wat te zeggen had, zullen ook deze allerbekoorlikste geschiedenissen met genoegen lezen en vaak herlezen.
Johan W. Schotman