Men krijgt de gewaarwording alsof de auteur zijn verhaal gecomponeerd heeft in twee vlakken, die evenwijdig van elkaar zijn opgericht. Het eerste vlak zou dan het gespannen doek zijn waarop de bijfiguren hun spel volvoeren, dat ofschoon eenigszins expressionistisch van gedaante, realistisch in wezen is. Het andere vlak, dat doorzichtig is, wordt gevuld met de afbeelding van Sylvians leven, ook dat is eenigszins expressionistisch van gedaante, doch romantisch van aard. Het tweede vlak vangt een vage spiegeling van hetgeen op het eerste vlak wordt afgebeeld en staat een glans van romantiek en wijsgeerigheid af, die het gebeuren in het eerste vlak verlicht en verfijnt. Teekenende beschrijvingen, die aandoen als inzetjes op den achtergrond van een oud schilderij, zijn daarvan het gevolg. Misschien is het ook daaraan te danken dat verschillende der personen als facetten zijn die iets uit het leven van den zwervenden en zoekenden Gluth, hetzij dan uit verleden of uit toekomst, voor oogen tooveren. De oude zonderling, die in een hotelkamer sterft; de matroos die een hardnekkige herinnering tracht te ontvluchten; en de wijsgeerige bedelaar, die beter tijden heeft gekend, in hen allen vinden wij iets van Gluth terug. Andere personen, de Amerikaansche touriste (wier liefde S. niet durft te aanvaarden), het bejaarde ‘dwaallicht’ dat hij in een internationaal hotel ontmoet, en het Russische bloemenmeisje, zij allen schijnen eerder aan de overzijde te staan en meer naar een werkelijkheid te neigen. Wij zien dat echter, vooral wat Hanka - het bloemenmeisje - betreft, niet dadelijk in. Ook zij leeft onder de liefderijke oogen van bedelaar en Sylvian, naar den schijn, in een sfeer van fantastische zuiverheid. Wij zien haar sterk en kleurig door de oude, grauwe, havenwijk zwerven en in den laten avond het kroegje binnen gaan waar de rijke Sylvian zich onderhoudt met bedelaar en kellnerin. Alle drie, Sylvian, bedelaar en Hanka wonen in het behoeftige hotelletje aan
de havenkade en niet lang duurt het of Gluth krijgt Hanka lief. Ten slotte laat Hanka zich deze liefde een wijle welgevallen. Eerst later als zij weggereisd is naar haar verren minnaar, leeren Sylvian en wij haar, door uitlatingen van anderen, werkelijk kennen. Ze blijkt dan niet zoo heel veel anders dan een gewoon meisje van de vlakte, maar toch verblindt nog een kleine illusie onzen blik. Bleef zij waarlijk zoo hevig houden van haar vriend, zoo ver weg in Rusland? Of wordt deze liefde ons gesuggereerd door den schrijver, te gehecht aan de teederheid van een romantisch verlangen? - Eerlijk gezegd: wij zijn wat achterdochtig geworden.
Kort na Hanka's vertrek en Sylvians ziekte, die van al deze ontgoochelingen het gevolg is, eindigt het boek. Wij hebben even een