heet (1929) en die ons als telkens weer, in de duistere oorden des onderbewustzijns rondvoert. Ware zonder Freud, Daniel Rops' werk ooit ontstaan? In elk geval is Rops geen tendentie-Freudiaan en beschouwt hij de theorieën der Weensche School slechts als hulpmiddelen of als studiemateriaal en niet als aesthetisch doel. En hierin verschilt hij wel van zijn leermeester Lenormand, en, o.i., ten goede.
Le Vent dans la Nuit vertelt, doodeenvoudig, hoe een overigens kalm en fatsoenlijk jongmensch, op zekeren dag, door de enerveerende inwerking van de foehn, een kameraad, voor wien hij niet meer dan een beetje antipathie voelde, in een bergstroom stort.
Le Prince Menteur toont een ander type van tweeëenheid: een Russisch spion-student te Parijs, die zich voor een Prins wil laten doorgaan en er een sadistisch genot in schept, te fantaseeren. Hij lééft wanneer hij zich door gevaren omringd waant en geniet dubbel, als hij een goedgeloovig Franschman, die het verhaal overbrengt, onder zijn hypnose weet te krijgen. Want zulk een mythomaan heeft publiek noodig. Een gewoon geval, alweer, maar hoe mooi voorgesteld! Het verdienstelijkste ervan vind ik, dat deze Dmitri niet heelemaal liegt, en dat Pierre, die juist, door een begrijpelijke reactie, weldra meent dat àlles leugen en bedrog is, ontdekt, dat er achter alles een kleine waarheid schuilt. Bizonder goed is ook Pierre, de goedgeloovige, geteekend, niet alleen als repoussoir naast den fantast, maar ook hij als ‘dubbel’ wezen: den man vol vertrouwen en vol wantrouwen en die ervaart, dat noch het volle vertrouwen gewettigd noch het volle wantrouwen vereischt was. Opzettelijk zeg ik hier: vol vertrouwen èn vol wantrouwen, hetgeen wiskundige logici mij wel zullen kwalijk nemen; maar Rops weet waarlijk dien indruk te wekken, dat een ziel even vol kan zijn van een hoedanigheid of een functie als van haar tegendeel. Le Prince Menteur herinnert ons aan een soortgelijk verhaal van Bourget, Le mythomane, een jaar of twaalf geleden in zijn bundel ‘Anomalies’ opgenomen; maar wat dààr een academisch betoog was, is hier een warme weerspiegeling van een intens, innerlijk leven.
Lenormand... Bourget... en nu, in Master Jones, een heel eigenaardige en dubbele reminiscentie: Emmanuel Bove... en Victor Hugo! Master Jones - zoo heet het derde verhaal, dat alwéér sterker, realistischer is dan de vorige - is de steeds mysterieuze geschiedenis van een ex-misdadiger, die - o Jean Valjean! - het, dank zij omstandigheden die in het duister blijven, tot burgemeester van een klein Fransch provinciestadje heeft gebracht en daar natuurlijk erg in aanzien is gekomen. Maar Rops heeft van deze