Paradoxale welsprekendheid
P.H. Ritter Jr., De Apologie van den misdadiger
(Dom-Serie No. 4)
Ritter laat in dit boekje den misdadiger een apologie voor zichzelf houden. Deze fictie is onjuist: de man, die hier aan het woord is, is Ritter in eigen persoon. Hij ontwikkelt de theorie van den paradox: het congres van moderne maatschappij-verbeteraars moest er toe komen en is er toe gekomen, den misdadiger uit te noodigen, als spreker op te treden. De paradox van de Misdaad in den mond van den boef zelf is een goede vondst; maar Ritter had nog iets paradoxaler moeten zijn en de verheven theorie moeten toevertrouwen aan het bargoensch van den ongeletterde. In dezen vorm is het betoog van den misdadiger één van de vaardige taalmanoeuvres van den auteur Ritter. Die manoeuvres zijn bijna altijd bewonderenswaardig, maar zij behouden dikwijls iets schoolsch. Ook van deze bladzijden paradox wijkt die schoolschheid niet; onwillekeurig ziet men den boef toch in de zaal zitten, luisterend naar de toespraak van dr. Ritter over den paradox van de Misdaad. Want de paradox, die Ritter verzuimt te geven, is toch eigenlijk het paradoxaalst: dat de boef de analyse van zijn misdadigersschap niet geven kan. Hij moordt, steelt en verkracht, en wordt misschien tenslotte ‘fatsoenlijk’: meer niet.
Aangenomen, dat Ritter zelf de misdadiger is; dan hoort men hem met ingenomenheid zijn paradox uitwerken. De paradox is de eenige waarheid, die meesleept, omdat men er de geldigheid èn de onhoudbaarheid tevens in beleeft. Ritter's apologie maakt er een goed vuurwerk van, waarvan het slotnummer zeker niet het minst indrukwekkend is.
Menno ter Braak