Critische curiosa
De ziekte der woordkunst, die van tijd tot tijd schrijvers en soms heele generaties van auteurs aantast, treedt nu bij James Joyce op. Zijn laatste werk, Haveth childers everywhere, gaat voort op den twee jaar geleden door hem ingeslagen weg. Voor het grootste deel is het onontcijferbaar. Joyce bedoelt ‘to enrich and refashion the English language’, maar het Engelsch wordt onder zijn hervormershanden onherkenbaar: congrandouylikethems (congratulations), babetise (baptise), Shopkeeper (Shakespeare). Joyce nadert de volslagen linguistische chaos.
In het voorjaar verschijnt Fokker's autobiografie The flying Dutchman, by Anthony Fokker and Bruce Gould.
L. Cazamian publiceerde het eerste deel van zijn Development of English humour. Hij behandelt daarin het tijdperk voor de Renaissance.
Fannie Hurst, in ons land meer dan haar eigenlijk toekomt vermaard, publiceerde een nieuwen roman: Black Street. De New-York Times Book Review concludeert: ‘She has never drawn from her vast and cleverly assembled knowledge any conclusions notable for their depth or validity. Nevertheless her novels may well be used as source books by some future student of American culture.’