beeld: We leven, we hebben ons brood) snel overwonnen is door het agitatorische, waarvan Pererwa en Zonder Pardon de laatste voorbeelden zijn.
Bezymenskij is dichterlijker. Hij staat verder af van de massa. Toch heeft hij in de fabriek een volkslied als Zawodskaja, stankowaja geschreven, van vorm en inhoud zoo lapidair, dat men, het lezend, weet: dit wordt gezongen. Maar een groot gedicht als Tragische Nachten, de breede harpzang van Dnjeprostroj, dat, aesthetisch gewaardeerd, onvergelijkelijk veel schóóner is dan het grootste, dat Bednyj geschreven heeft en van de eenzame hoogte van Majakofskij, (die echter het zeldzame vermogen had rechtstreeksche zeggingskracht te kunnen geven aan hetgeen de middelmaat nochtans ‘te hoog gaat’), maar in zijn intellectualiteit stelt het den uitzonderlijken eisch van persoonlijkheid aan den lezer, terwijl Bednyj regelrecht verstaanbaar tot de massa spreekt. En toch is Bezymenskij nog meer dan Bednyj de ‘bewuste arbeider’, de Werkman in de Fabriek, die Majakofskij was, vertaald als den ‘boegseerder van de Prawda’, die in de Petrofskij- en Leninfabriek den achterstand heeft helpen liquideeren, gemobiliseerd als hij zich voelt voor den ‘stootarbeid’ ter voorbereiding van het derde jaar van het vijfjarige plan.
Het is in deze en dergelijke verklaringen, de critiek en zelfcritiek van de Russische schrijvers van het oogenblik, dat men de aanwijzingen moet zoeken voor de litteratuur van morgen. Litfront (Literatoernyj front), waartoe Bezymenskij hoort, acht het tot den rechtstreekschen plicht van zijn leden te behooren ‘voor de gedrukte en muurkranten te werken, er verzen en epigrammen, leuzen en liederen voor schrijvend, hun producten voor te dragen, deel te nemen aan het gewone alledagswerk van de bedrijven, op hun manier mee te werken met de partij- en maatschappelijke organisaties’. Het bestuur van de Federatie van vereenigingen van sowjet schrijvers (FOSP) besluit ‘in twee dagen dertig schrijvers te organiseeren en in te deelen in de stootbrigades, welke door de organen van partij, volkshuishouding, vakvereeniging en komsomolija naar de verschillende industriëele rayons gestuurd worden en den achterstand van de litteratuur bij de eischen van den socialistischen opbouw te liquideeren. De RAPP (Associatie van proletarische schrijvers) acht het noodzakelijk, dat al het loopende letterkundige werk van haar leden zal medewerken aan de oplossing van de taak, waar het land voor staat: de vervulling van het financieele plan.
Tenslotte zijn dit de dingen, die Majakofskij óók deed, als eerste deed. Maar anders. Hem dreef de behoefte aan verbroedering, die