ligt te luisteren (vastgesteld is dat in den door Neumann beschreven tijd een physieke relatie tusschen broeder en halfzuster niet heeft bestaan). Intusschen willen wij den auteur van deze handig geëxploiteerde onjuistheden geen al te groot verwijt maken. Neumann is er immers in geslaagd op meesterlijke wijze de door hem behandelde groote figuren te herscheppen. ‘Strindberg contra Strindberg’, ‘Diktat bei Dostojewski’ en ‘Erdgeist, Goethe und die kleine Residenz’ zijn kleine meesterwerkjes. Het eerst genoemde is van de drie misschien nog het beste. Niemand minder dan Strindberg zelf vertelt oils hier zijn huwelijk met de ‘barones’, eenigszins lesbisch georiënteerd en door een ziekelijke genegenheid voor een hond bevangen waardoor Strindberg op den achtergrond wordt gedrongen. Strindberg moet daarom optreden: ‘Da unternehme ich einen erbarmungslosen Kreuzzug. Ich lasse sie schmachten, bis sie von ihrem heissen Blut Fieberschauer bekommt. Ich erdulde zwei Wochen lang die Bitterkeiten eines wirklichen Zölibats. So zwinge ich sie schliesslich in mein Zimmer zu kommen und um die Gunst, nach der sie sich sehnt, zu betteln. Das zieht mir ihren Hass zu. Endlich gibt sie nach und entschliesst sich, ihren Hund töten zu lassen.’
In ‘Erdgeist, Goethe und die kleine Residenz’ schildert Neumann ons Goethe's verhouding tot Christiane Vulpius, het meisje dat de dichter, tegen alle conventie in, bij zich in huis heeft genomen voor zijn huishouding en voor zijn bed. Christiane Vulpius, later Frau Geheimrat Christiane von Goethe, staat ons terstond levend voor oogen. Dit ongecompliceerde natuurkind zien wij haar ‘grossen Mann’ op liefdevolle wijze verzorgen. Als Goethe Weimar voor enkele dagen moet verlaten schrijft hij haar ‘Wärst Du nur jetzt bei mir, es sind überall grosse breite Betten und Du solltest Dich nicht beklagen wie es manchmal zuhause geschieht. Ach! Mein Liebchen! Es ist nichts besser, al beisammen zu sein!’ Met deze woorden is de verhouding Goethe-Vulpius gekenschetst. Neumann heeft deze verhouding op boeiende wijze voor ons herschapen.
‘Herrn Shelley überfällt der Ernst des Lebens’ en ‘Auction Balzac’ zijn iets minder geslaagd. In het eerste stukje komt Shelley er nog al kaal af, in het tweede wordt de verhouding van Balzac tot Gravin Hanska te fragmentair weergegeven. Toch zijn ook deze ‘huwelijksportretten’ zeer het lezen waard. Resumeerend: Robert Neumann heeft met zijn ‘Panoptikum’ en ‘Passion’ de Duitsche literatuur met twee belangrijke boekjes verrijkt.
J.F. Otten