Critisch Bulletin. Jaargang 1
(1930)– [tijdschrift] Critisch Bulletin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Sinclair LewisGa naar voetnoot1)Zooals ik in een vorig artikel heb uiteengezet, kan men zeggen, dat het onbelemmerde realisme in de Amerikaansche literatuur voor het eerst zijn intrede deed met de verschijning van Dreiser's Sister Carrie in 1900. Toen twintig jaar later Sinclair Lewis zijn Main Street publiceerde, hadden realisme en naturalisme het al sedert geruimen tijd over de geheele linie gewonnen. Uit literair-historisch oogpunt kunnen wij dan ook geen der boeken van Lewis eenzelfde plaats toekennen, als Sister Carrie, dat voor goed een bepaalde periode in de ontwikkeling der Amerikaansche letteren afsluit. Toch moeten wij de verschijning van Main Street in de geschiedenis der Amerikaansche letteren een belangrijke gebeurtenis noemen: hier hebben wij niet alleen realisme, maar voor het eerst, althans in een boek van beteekenis, een bewust aanvallen van al de conventies, die den Amerikanen door alle eeuwen heen zoo heilig geweest zijn en zoo trouw in de letterkunde weerspiegeld werden. Al de ontgoocheling en opstandigheid, die zich na den wereldoorlog van heel het jonge Amerika had meester gemaakt, wordt in dezen roman op de meest onverzoenelijke wijze vastgelegd. Lang voor den oorlog was er in de Vereenigde Staten ook een romanschrijver van naam geweest, die zijn satyre tegen bepaalde aspecten van het leven zijner landgenooten richtte; en Sinclair Lewis is dan ook, vooral na het verschijnen van Main Street, vaak met Mark Twain vergeleken. Maar in Mark Twain zijn de menschen, die het mikpunt van zijn humor zijn, caricaturen, terwijl zij bij Lewis zoo zijn, als men ze (niet alleen in Amerika!) dagelijks ontmoet. Aan den eenen kant kant komt het protest tegen de dwaasheid van zooveel in onze samenleving bij Sinclair Lewis veel meer uit dan bij Dreiser, aan den anderen kant mist dit protest evenwel het schrijnende en hopelooze van den ouderen schrijver. Sinclair Lewis is door en door optimist, en in zooverre en ook in andere opzichten een typische Amerikaan. Hij houdt van het leven, ook van het leven in zijn land en van dezen tijd. Maar belezenheid en bereisdheid, gepaard aan een gevoelig hart en een scherp waarnemingsvermogen, doen hem het vele belachelijke nog meer misschien dan het vele verkeerde, in Amerika en zijn bevolking zien. Die belachelijkheden heeft | |
[pagina 189]
| |
hij belichaamd in een groot aantal personen, scheppingen van zijn kunst, die het gemeengoed geworden zijn van heel de Engelsch lezende wereld. Van de paar werkelijk iets beteekenende schrijvers, die zich tegenover de 100%-Amerikanen handhaven, is Sinclair Lewis ontegenzeggelijk de populairste. Al zijn boeken behooren tot de bestsellers; van Main Street zijn nu in Amerika alleen zoowat een millioen exemplaren verkocht! Het feit van die populariteit is gemakkelijk te verklaren uit de ongeëvenaarde geestigheid, waarmee hij zijn verhalen schrijft, een geestigheid, die de scherpste typeeringen alle venijn ontneemt; terwijl zijn gevoel voor het komische maakt, dat hoe erg de toestanden ook mogen zijn, die hij beschrijft, ze toch nooit zoo fantastisch somber zijn als bijvoorbeeld in sommige romans van Upton Sinclair. Juist door zijn nuchterheid, zijn humor en zijn gemoedelijkheid worden zijn boeken zelfs door de daarin bekritiseerden en bespotten gelezen; en, wie weet, bereikt Lewis daardoor meer, dan de socialist Upton Sinclair met al zijn directe aanvallen, of Dreiser met zijn somberheid. Daarbij komt nog de veel vlottere stijl, dan van een Dreiser; langdradige beschrijvingen komen in zijn romans niet voor en zijn taal is goed Engelsch. Ook kunnen hem de honderdpercenters geen verwijt van buitenlandsche afkomst maken. Hij is een spruit van een Amerikaansch geslacht van boeren, wier voorvader een mijnarbeider uit Wales was. Lewis' vader was de eerste intellectueel onder hen, een arts, die later boer werd. Ook andere familieleden zijn medici, zoodat het geen wonder is, dat de schrijver in zoovele zijner romans groote kennis van het artsenberoep aan den dag legt, ja, de schrijver van den besten Amerikaanschen roman, die dit beroep tot thema heeft, is geworden. Deze dingen en het feit, dat hij trots al zijn radicale uitingen met geen enkele maatschappelijke beweging vereenzelvigd kan worden (iets, wat hem zijn vriend Upton Sinclair zoo kwalijk neemt), maken, dat hij zijn landgenooten alles kan zeggen, wat hij maar wil. Zelfs een boek als Elmer Gantry, dat toch zoo veel protesten uitlokte, schijnt zijn populariteit niet veel afbreuk te hebben gedaan, getuige de grootsche ontvangst, die men weer zijn laatsten roman, Dodsworth, in heel den lande bereidde.
***
Iedereen, die de werken van beide schrijvers kent, zal het opvallen hoe veel duidelijker dan bij Dreiser de invloed van de oudere Europeesche realisten, met name van Flaubert, Wells en Zola, bij Sinclair Lewis aan te wijzen valt. De neiging om bepaalde omstandig- | |
[pagina 190]
| |
heden en gebeurtenissen als symbolisch voor het heele leven van het land, of van bepaalde aspecten er van, te stellen, de realistische en kunstzinnige beschrijving der personen en der voorvallen, alles wijst op dezen invloed. Flaubert zelf is met zijn Madame Bovary de onmiddellijke ingever van Main Street geweest, de sfeer van Yonville-l'Abbage vinden wij hier in die Amerikaansche provinciestad van onzen tijd, in Copher Prairie, niettegenstaande al het verschil in tijd en omstandigheden, terug. Toch is er een typisch en belangwekkend verschil in behandeling van een gelijk probleem in het werk van den Franschman der negentiende en den Amerikaan der twintigste eeuw. In Madame Bovary gaat Emma onafwendbaar haar noodlot tegemoet. Daar is de liefdedrang overheerschend en die is de oorzaak van haar zelfmoord. Maar in Main Street vinden wij Carol Kennicott aan het einde van den roman weer in Copher Prairie terug, en haar escapades hebben geen ernstig gevolg gehad. Hoe duidelijk zien wij hier de tegenstelling tusschen Fransch en Angelsaksisch temperament uitgedrukt; in deze bewuste afwijking van zijn origineel laat Lewis zijn puriteinsche afkomst, zijn optimisme en tegelijkertijd ook zijn Amerikaanschen zin voor de werkelijkheid blijken. Carol is dan ook op en top een Amerikaansche vrouw, een van die frissche, jonge, droomende en toch praktische vrouwen, zooals wij die ook later in de romans van dezen schrijver zullen ontmoeten. Nog als schoolmeisje op het Blodgett College besluit zij, dat haar levenstaak zal zijn schoonheid te brengen in de eentonigheid en leelijkheid van de prairie-steden in haar geboortestaat. Zij trouwt met Dr. Kennicott, een arts in een der stadjes, en krijgt dus schijnbaar de gelegenheid, haar idealen te verwezenlijken. De plaats, Copher Prairie, is afschuwelijk in zijn leelijkheid en onbewoonbaarheid, breede, ten deele ongeplaveide straten, waar de gure prairiewind onbelemmerd doorheen veegt; lage huizen van een dwaze, weerzinwekkenden timmermanstijl; een volkomen gebrek aan alles, wat een dorp of stad gezellig kan maken. Maar de bewoners van Copher Prairie zijn zich dit niet bewust; integendeel, zij deelen in de typisch Amerikaansche eigenaardigheid, de plaats, waar ze toevallig wonen, als de beste te beschouwen. Zoo ontstond reeds op den eersten dag de strijd tusschen Carol en de stad, waar zij haar leven zal moeten slijten; een strijd van een jeugdige, fijn beschaafde en idealistische vrouw tegen de domheid, het vooroordeel, de wreede zelfgenoegzaamheid van een pseudo-beschaving. In geen van zijn volgende boeken bereikt Lewis dezelfde hoogte als in zijn eersteling. Maar het thema wordt telkens weer opgevat, en | |
[pagina 191]
| |
in den vorm van een roman herhaalt hij voortdurend weer zijn aanvallen op de levenswijze der menschen en de toestanden in zijn land. Main Street vormt met Babbitt en Elmer Gantry een soort trilogie: Main Street is de gemiddelde Amerikaansche stad; Babbitt de gemiddelde Amerikaansche zakenman en in Elmer Gantry vinden wij den gemiddelden geestelijke leider met zijn wereldbeschouwing, die dit alles mogelijk maakt en verdedigt. Eenigszins apart staat Arrowsmith. De karakteriseering is hier over het algemeen veel dieper; de menschen wekken niet zoo zeer onze belangstelling als vertegenwoordigers van een soort, dan wel als individuen. Natuurlijk ontbreekt ook in dezen roman de humor niet, en de tendenz is ook hier klaar en duidelijk. Maar de toon is toch ernstig, zelfs is er een tikje zwaarmoedigheid niet aan te ontkennen. Dat komt natuurlijk door de teekening van de twee hoofdpersonen zelf, van Arrowsmith en professor Max Gottlieb, de twee menschen, leerling en leeraar, die in een land als Amerika de wetenschap om der wille van de wetenschap zelve willen beoefenen en dan bij elken stap door de macht van het kapitaal en het vooroordeel van de domme massa in hun streven worden belemmerd. In dezen roman komt het hopelooze van den strijd van den enkeling tegen den druk der middelmatigheid wel heel sterk uit. En nog is Lewis niet uitgepraat. In zijn voorlaatste boek, The Man Who Knew Coolidge, treedt alweer een Babbitt als hoofdpersoon op, die in lange monologen feitelijk alles herhaalt, wat er door dit soort Amerikanen reeds in de vroegere romans gezegd was. Met dit boek was het talent van Lewis tot een diepte gedaald, die scheen te bewijzen, dat hij als schrijver voor goed had afgedaan, totdat hij met zijn laatsten roman, Dodsworth, nu zoowat een jaar geleden verschenen, bewees, dat hij als kunstenaar toch nog niet dood was. Want dit verhaal, van den Amerikaanschen zakenman, die het oude Europa gaat bereizen, en daar dingen vindt, waarvan hij gedurende een leven-van-geldverdienen in het vaderland zelfs niet gedroomd had, is weer vol prachtige gedeelten, waardoor wij het gerust bij de twee of drie van zijn beste werken mogen indeelen. Maar toch is ook in dezen roman het eigenlijke thema gelijk gebleven en zoo dringt zich onwillekeurig bij den lezer van zijn romans het gevoel naar voren, dat deze schrijver het geweldige succes van zijn eerste werk nog voortdurend aan het uitbuiten is, tot schade van zijn kunst en tot de teleurstelling van zijn vrienden. A. Perdeck |
|