in allerlei vormen overwonnen soms de ontevredenheid, de verbittering, de haat. De neiging tot vernietigende spot werd even teruggehouden, bedwongen door het onweerstaanbaar verlangen het toch ook gevonden geluk, de opnieuw ontdekte schoonheid uitdrukking te geven in zijn werk. Ze zijn vooral in den aanvang zeldzaam deze zuiver beeldende passages, deze oogenblikken van liefdevolle overgave aan het leven, omdat hij ook tegen zijn eigen ervaringen en sensaties zoo uitermate skeptisch is gezind, maar dat ze deze uiterste beproeving overleefd hebben, geeft ze des te meer beteekenis. Tegenover zijn medemenschen of althans tegenover degenen van hen, die hij in zijn romans teekende, bleef zijn houding echter bijna altijd denigreerend, sarcastisch-minachtend, of hij zag hen van een verre afstand als bizarre wezens, soms wel grappig, meestal luguber van domme zelfzucht en huichelarij. Zijn vizie bleef eenzijdig, het was of 't hem van nature moeielijk viel iets goeds in den mensch te erkennen. Maar hoe ver ze schijnbaar ook van hem af stonden, onverschillig lieten ze hem toch niet; zij verstoorden zijn levensvreugde, wekten zijn ergernis, dwongen hem telkens opnieuw tot verbitterde aanvallen en striemende spot. Met welk een animo en geraffineerde bekwaamheid hij dit afstraffingswerk ook volbracht, het was toch van een kunstenaarsnatuur als de zijne te verwachten, dat het hem op den duur niet volkomen bevredigen zou, dat hij naar de mogelijkheid van een verzoening met het leven zou blijven zoeken. Tot een kalme philosofische resignatie, die hem door een rustiger, objectiever beschouwing wellicht tot verdieping van zijn vizie had kunnen brengen, bleek hij echter vooralsnog niet in staat. En in geen enkele periode der beschavingsgeschiedenis, in geen der uiteenloopende levensopvattingen van voorgangers en tijdgenooten, die hij met zijn rustelooze energie en intense intellectueele nieuwsgierigheid onderzocht, vermocht hij een voor hem aanvaardbaar ideaal te vinden.
In de antieke heidensche cultuur, de Middeleeuwsche of Buddhistische mystiek, de kunst der Renaissance, de talrijke moderne geestelijke stroomingen, in alles waaraan hij zijn aandacht gaf, werd ten slotte weer een zwakte, een onwaarheid ontdekt; hij was noch rationalist, noch mysticus, noch ook een zuiver schouwend kunstenaar. Maar toen dan achtereenvolgens alles afgewezen was, kwamen er in de roman ‘Point Counter Point’ aanwijzingen, dat dit sceptisch nihilisme op eigenaardige wijze juist door zijn uiterste tegenstelling, een allesomvattende aanvaarding, overwonnen zou worden. En een volgend boek, de bundel essays ‘Do what you will’ bracht hiervan een nadrukkelijke bevestiging. Hij noemt er zich een levensaanbidder, die alle tegenstrijdige feiten van het menschelijk bestaan aanvaardt; eenzijdigheid was van oudsher de groote fout