schen - ze zijn immers nauwelijks vijf en dertig jaar oud -, krijgt de lezer geen antwoord.
***
Zoo bondig weergegeven moet het onderwerp onvermijdelijk grotesk schijnen. Men kan zich echter met wat goeden wil verbeelden dat drie menschen zich in soortgelijke omstandigheden kunnen bevinden. Maar dan weet men daarbij ook dat het kiesche geval alleen door uiterst subtiele behandeling is te redden. Het is een kwestie van fijne schakeeringen, die onmerkbaar in elkaar moeten overvloeien.
Wat de afzonderlijke tafereelen betreft, mag men zeggen dat de schrijver hier en daar is geslaagd. Hij heeft métier en weet een situatie af te wikkelen. Waarschijnlijk is de magazine copy, de short story voor hem een goede training geweest. Maar voor den roman mist hij den noodigen adem. Niet dat hem het talent ontbreekt om over honderden bladzijden onderhoudend te vertellen; maar er zit geen eenheid in de personages. De Isabel, de Winthrop en de Mary op het einde van het boek, zijn niet meer dezelfde menschen die we bij den aanvang hebben leeren kennen. Erskine heeft hun karakter niet gaaf weten te houden. Al maken zij in ieder afzonderlijk hoofdstuk geen kwaad figuur, als geheel zijn zij onwezelijk. Hoe merkwaardig de verhoudingen ook zijn waarin zij worden geplaatst, doordat zij niet groeien in die verhoudingen, maar er in gezet worden door den auteur, trekt de lezer zich van hun geval maar weinig aan.
Een paar voorbeelden zullen dat verduidelijken.
Na haar diepzinnig essay mag men verwachten dat Isabel van het leven wat meer af weet dan de eerste de beste gans. Zij is ons ook voorgesteld als erg preutsch, wat niet belet dat zij, nog tijdens den overtocht naar Europa, op het nippertje af ontsnapt aan den eersten den besten Europeeschen Don Juan. Dat zij later toch verstrikt raakt in de netten van dezen verleider, kan men aanvaarden: maar dat zij, na verder acht jaar in eenzaamheid en deugd te hebben doorgebracht, plotseling den plas oversteekt om weer haar man te gaan veroveren en zich met geweld en list aan hem op te dringen, dat is het allerlaatste wat men van de preutsche en fiere Isabel zou hebben verwacht.
Mary en Winthrop verwonderen niet minder door hun gedrag. Zij ook waren door den oprechtheidsdrang bezeten. Zij hebben dat al bewezen. Des te meer verwondert het dat zij, na de bekentenis, maar één zorg meer hebben: vermijden dat van het conflict maar iets uitlekt.
Feitelijk weet Erskine geen enkel van zijn drie hoofdpersonen te