ik vind dit niet erg en smacht niet naar die pseudo-volledigheid, die het aanzijn geeft aan vereenigingen als ‘Het Fransche Boek’ en dergelijke. Het is juist buitengewoon romantisch, dat men in de amerikaansche literatuur de namen, de qualiteiten en de verhoudingen nog zelf ontdekken kan zonder omstandig en volledig te worden voorgelicht door menschen, die beweren, dat men alles moet lezen. Toen ik het opstel van Tate, ‘The Fallacy of Humanism’, las, overkwam mij het verheugende gevoel, dat hier plotseling, ergens uit de Vanderbilt University, een vriend opdook, waarvan zeeën, scyscrapers, kauwgom en ideeën mij scheidden, wiens literaire figuur mij niet was aangepraat door een volledigheidsman, een vriend, die mij kalmweg van overzee de hand drukte, omdat hij met een grondeloos verschillend verleden en met een stamboom van grondeloos andere woorden tot dezelfde inzichten was gekomen. En wat bij dezen auteur in sterke mate het geval was, trof mij, hier meer, daar minder, in dit heele boek: deze Amerikanen, die het ‘nieuwe humanisme’ van hun land critiseeren, staan aan de zijde van diegenen in Europa, die zich onder geen omstandigheden zullen neerleggen bij de slaapwekkende vergiftiging door rustgevende systemen, of deze nu al gedekt worden door den naam Havelaar dan wel door dien van Maritain.
Het ‘nieuwe humanisme’, waarop dit boek venijnige critiek geeft, heeft zich in Amerika ontwikkeld als een populaire reactie op de materialistische gezindheid, die daar overheerschend was (en is). Mutatis mutandis heeft het daarom de verdiensten, maar ook de tergende gebreken van het werk van Just Havelaar. Het is goed van bedoeling maar slecht van constructie. Geen wonder dus, dat de hoofdfiguren van dit humanisme (terecht keert Hartley Grattan zich tegen het misbruik, dat van dit woord wordt gemaakt!), Prof. Irving Babbit en Paul Elmer More, de verontwaardiging hebben gewekt van de jongere generatie, die thans in een gesloten phalanx tegen hen te velde trekt. Het is inderdaad ‘the challenge of the creative life to the schoolmen of our day’. Wat de aanvallers, die overigens van zeer verschillende gehalte zijn, verbindt, is de overtuiging, dat men geen cultuurvernieuwing teweeg brengt door, op de wijze der humanisten, ‘algemeen-menschelijke’, ‘eeuwige’ begrippen boven de slechte wereld van den dollar op te hangen, noch door, eveneens op de wijze der humanisten, voortdurend uit Dantevondelen te gaan. De sterk behavioristisch geïnfecteerde Hartley Grattan en veel gecompliceerder denkers als Hazlitt, Burke en Tate zijn het in dit opzicht volkomen eens. Noem deze dertien jongeren pragmatisten, als ge wilt; het woord zal hun geestdrift en hun vaardigheid niet schaden. In de eerste plaats hebben zij hun formuleeringen tot sym-