Een middelmatig boek, een sterk oeuvre
Johan de Meester, Liefdetrouw
Van Dishoeck, Bussum
Aan al de boeken van De Meester merkt men, dat ze met een enorme ervaring en gemak geschreven zijn, maar het is een gevaarlijk vakmanschap, ze lijken geschreven zooals een ander een krantenartikel maakt, snel, vlot, zonder omzien, pakkend, slordig; De Meester bekommert zich weinig om zijn taal, in zijn haastige, levendige vakmansstijl, zijn slordige werkmanstaaltje (dat hij zeker nooit zou moeten gaan polijsten want dan was hij De Meester niet meer), maakt hij met een vaart (zoo schijnt het althans, zoo is het waarschijnlijk ook) zijn boeken. En ze zijn wel boeiend, hij kent het vak te goed, om heelemaal te stranden op zijn slordige taal, op al die invallen, die elkaar verdringen tot men nauwelijks meer ziet, waar het omgaat. Dezinnen, de zinnetjes, de bijvoegingen, tusschenvoegingen, ze overrompelen elkaar en verschieten zoo snel, dat er haast nooit een scherp beeld ontstaat; sobere en sterke uitbeelding vindt men er niet. Wel bij al die vluchtigheid een levendig temperament, intens genoeg op het leven ingaand om zijn tekortkomingen als schrijver voor een deel goed te maken. ‘Liefdestrouw’ heeft de kwaliteiten en gebreken van De Meesters werk, boven zichzelf uit komt hij er niet in en het boek kan [al]s zoodanig in onze litteratuur zonder groot verlies gemist worden. Er is een massa levenservaring in versmolten, maar dat maakt niet veel uit, tenslotte doet de schrijver er toch weinig mee. De Wereldtentoonstelling in Brussel, wat maakt hij er tenslotte van? Toegegeven, het is bijzaak voor hem, maar dat juist is een beperktheid; altijd blijven onze romanciers bij het veilig honk, het particuliere lotgeval en voor de groote verschijnselen, die zij op den achtergrond bij hun romans betrekken, n'importe quoi, een Olympiade, een fabriek, een bank, een wereldtentoonstelling zijn zij kopschuw. Al gaf hij alleen maar de Hollandsche afdeeling van die tentoonstelling (men krijgt er maar enkele flitsen van te zien), een scherp beeld van voor- en
achtergrond, van de organisatie, de plannen, de intrigues, de zaken, de types, en verder van het schouwspel zelf met zijn effect op de massa en op het individu, dan was het boek al zooveel ruimer geworden: want wat een beelden, wat een panorama van menschenleven, als men daar zijn kijker op instelt. De Meester maakt van zijn ervaringen voor geen tiende het gebruik, dat er van te maken zou wezen; fragmenten, flitsen, flarden, notities en suggesties, maar geen