Critisch Bulletin. Jaargang 1
(1930)– [tijdschrift] Critisch Bulletin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
van zijn roman Komen en Gaan en van zijn novelle De Jazzspeler. Komen en Gaan is, meen ik, door niemand minder dan Karel Van De Woestijne betiteld als de eerste psychologische roman in de Vlaamsche literatuur. August Vermeylen schreef in den zelfden zin over den Jazzspeler. Men mag dus aannemen dat het hoofdkenmerk van Roelants' werk is: de psychologische ontleding. En inderdaad, is het meer door hun zielkundigen inhoud, dan door de uiterlijke gebeurtenissen, dat die beide boeken treffen. Zij zijn zelfs hoofdzakelijk, bijna uitsluitend, psychologie; met dien verstande, dat de uitwendige feiten weinig boeien en al de belangstelling wordt opgeslorpt door wat er achter staat, door den dieperen zin, door de innerlijke drijfveeren die er achter schuilen. Roelants maakt in zekeren zin den roman van het onromantische. Aan stoffelijken inhoud is zijn verhaal zeer ijl, onbelangwekkend haast. Na de lectuur is men geneigd zich af te vragen: Wat is er nu eigenlijk gebeurd in dat boek? Het antwoord luidt: Weinig of niets. Door zijn schier gansch onstoffelijk karakter heeft het geheugen moeite om het verhaal vast te houden. De feiten, de gebeurtenissen zijn van zoodanig ondergeschikt belang, dat zij er slechts schijnen te staan, niet ter illustratie, maar enkel ter onontbeerlijke materialisatie van de gemoedstoestanden der personages, die als het ware steeds een dialogue intérieur voeren. Het is in dit opzicht vooral dat de twee kortere novellen, De eeuwig Bestolene en De Veroveraar, gebundeld onder den gemeenschappelijken titel De twee Helden, sterk van het vroeger verschenen prozawerk van Roelants verschillen. Ik schrijf vooral, omdat er nog andere verschillen zijn. Zoo valt het bv. onmiddellijk op dat, zoomin De eeuwig Bestolene als De Veroveraar, geschreven zijn in den hooggestemden geestestoestand, die Komen en Gaan en De Jazzspeler kenmerken. De twee Helden zijn zeer luchtig werk, waarvan het laatste stuk geen andere verdienste heeft dan talentvol te zijn geschreven. Het eerste heeft meer densiteit en hoewel ook een futiel gegeven behandelend, krijgt het soms een zeer treffend accent. Dit klein onderwerp is groot behandeld, d.i. Roelants heeft er al de mogelijkheden van uitgeput. Hij heeft het psychologisch potentieel van den onbeduidenden Bultinck tot zijn elasticiteitsgrens gespannen. Hij heeft deze schamele figuur opgevoerd tot de hoogere regionen, waar elke ziel, hoe nietig ook, iets van den luister afstraalt van haar eeuwigen schepper. Op het einde van de novelle is Bultinck nog geen held, maar het leed heeft hem grooter gemaakt, zoo groot als zijn onbenulligheid toelaat. Van het oogenblik dat de auteur ons de overtuiging bijbrengt dat hij van zijn figuur heeft gemaakt wat er van te maken was, heeft hij het pleit | |
[pagina 135]
| |
gewonnen. In De Veroveraar wordt echter nooit dit hooge peil bereikt en ik zal er dan ook niet langer bij stil blijven. Opdat men zich van de evolutie van Roelants als verhalenschrijver geen valsche voorstelling zou maken, is het noodig hier aan te stippen, dat De twee Helden werden geschreven geruimen tijd voor zijn roman verscheen. Het is louter toevallig dat deze beide stukken het licht zien na Komen en Gaan en De Jazzspeler. Om de werkelijke evolutie te hebben moet men dus de chronologische orde omkeeren. Wanneer men daarna vergelijkt, stelt men vast dat zijn methode zich meer en meer heeft verinnerlijkt. Zij heeft zich meer en meer van de feiten afgewend, om zich schier uitsluitend te hechten aan het innerlijke. Zijn verhaal heeft daarbij ontegensprekelijk aan plasticiteit ingeboet. Bij gelijke beteekenis zou een figuur als de oude heer Bultinck dieperen indruk maken en langer bijblijven dan de hoofdfiguur uit De Jazzspeler. Hoe komt dat? Misschien staan wij in werkelijkheid veel minder abstract tegenover het leven dan wij ons inbeelden. Misschien tellen de brutale feiten voor onze verbeelding nog steeds meer dan de woordelijke mededeeling. hoezeer onze zuiver verstandelijke nieuwsgierigheid zich ook heeft toegespitst. Misschien houden wij, na veel illusies over het leven te hebben opgegeven, nog sterk aan de illusie van het leven en is het meevoelen in verbeelding, van het onbewuste gebeuren, ons liever dan de stelligste zekerheid waartoe het schrandere peilen der ziel kan leiden. In alle geval acht ik het voor Roelants de moeite waard te onderzoeken of in De twee Helden geen kwaliteiten steken waarvan hij zich in zijn grooter werk schijnt te willen verwijderen. Karel Leroux |
|