russische revolutie, of de moderne jeugd of andere serieuze verschijnselen, even ridicuul en aanstootwekkend wordt omgesprongen als mevrouw van Ammers-Küller het hier doet met het vrouwenvraagstuk. En men kan er wel zeker van zijn, dat er, precies als voor de slechte films een zeker publiek zal worden gevonden, dat dit relaas met aandoening en een niet minder groote goedgeloovigheid als waarheid zal aanvaarden.
Ondertusschen, en dit blijkt wel het hoofdbezwaar, men komt er maar niet achter, of het mevrouw van Ammers-Küller er nu werkelijk om te doen was, om sympathie voor de suffragette's te wekken. Indien zij deze bedoeling in meerdere of mindere mate mocht hebben gehad, dan spijt het ons, te moeten verklaren, dat deze bedoeling volkomen schipbreuk heeft geleden, vooral na de psychologische enormiteit, waarmee zij tante Clara, de goeie ziel, op haar ouden dag nog laat overloopen naar het leger der women soldiers, bereid om haar laatste restje bloed te offeren in den strijd tegen de van ouds befaamde barbarismen der mannen. - Men kan zich alleen even voor dezen roman interesseeren, als men leest van de verwarring, die zich meester maakt van Joyce, wanneer ze door haar neef Tom (lavendel, sigaret en nog een onbestemde bijgeur) eens opwekkend wordt afgezoend. Hier is het sentiment althans menschelijk en begrijpelijk; en men beklaagt van harte het arme meisje, dat zoo heldhaftig afstand doet van het maken van dergelijke gelukkige ervaringen om weer voort te strijden voor de vernederde en onderdrukte vrouwen, en daarbij als een echte heldin van ouden stempel het leven te laten.
Dit alles ware overigens wel amusant, als men maar niet steeds de irriteerende bijgedachte hield, dat 't dit soort boeken is, dat met vlammende epitheta uitgerust, in het buitenland de ‘nieuwenederlandsche literatuur’ moet vertegenwoordigen. Er is natuurlijk maar één troost: dat ook hier het groote publiek de edelste vruchten van vreemden bodem nooit zal leeren kennen. En zoodoende blijft er in ieder geval, die kleine, besloten gemeenschap van profane heiligen, die het vroom bedrog der pseudo-medicijnmannen en -vrouwen met een stillen glimlach doorzien - en daardoor weten te vergeven.
theun de vries