Critische curiosa
De prijs van de Maatschappij van Ned. Letterkunde
Discussies over de beslissingen van jurys zijn altijd onvruchtbaar. Een eensluidend oordeel verkrijgt men zelden of nooit. Wanneer dus nu de Maatschappij van Ned. Letterkunde dit jaar den letterkundigen prijs heeft toegekend aan een boek als Coolens Donkere Licht, dat ongetwijfeld een der beste, zoo niet de beste roman is, die in het afgeloopen jaar verscheen, dan is er geen aanleiding tot heftige critiek. Slechts kan men vaststellen, dat onze romanciers wederom in het laatste jaar geen groote dingen hebben gedaan, wanneer een gaaf werkje in een beproefd genre het beste bleek, dat er verscheen. Maar waarom moest het essay principieel als niet-scheppend werk worden achter gesteld bij den roman? Heeft men minder scheppende kracht en fantasie, wanneer men als Vermeulen de vreemde landschappen van Beethovens geest oproept dan wanneer men een goedgelijkend schilderij opzet van de Peel? Het is te hopen, dat de commissie die opvatting zal laten varen, want op deze wijze zal aan essayisten als Vermeulen en Ter Braak, die tot onze beste prozaïsten behooren en tegenover het buitenland eerderwaardig zijn den Nederlandschen geest te vertegenwoordigen dan eenig romancier in ons land, nooit naar waarde geschat kunnen worden, zoodra er maar één draaglijke roman als mededinger optreedt.