in de literatuur van zich spreken, begint hij de literaire salons van Petersburg te bezoeken. Spoedig geeft hij het op zich een vaste positie te verwerven, dan weer wil hij zich als professor in Dorpat vestigen, doch heeft geen geld en wordt ten slotte secretaris van een rijke snob, die hij op een reis naar West-Europa vergezelt. In Duitschland bezocht hij Ludwig Tieck en Goethe en komt hij in contact met leden der Duitsche revolutionaire ‘Tugendbund’, waartoe ook Karl Sand (die den dichter en politieke agent Kotzebue vermoordde) behoorde. In Parijs houdt hij een paar lezingen over Russische literatuur (Benjamin Constant en Prosper Merimée bevinden zich onder zijn gehoor), die daar hij zich in scherpe bewoordingen over het czarisme en de autocratie uitlaat, de aandacht der politieke politie trekken. Hij moet zijn betrekking opgeven, de Fransche politie zit hem op de hielen, bijna wordt hij op de terugreis naar Rusland gedood. Als Byron vat hij het plan op voor de vrijheid van Griekenland te gaan vechten. Terug in Moscou, stuurt men hem als beambte naar de Kaukasus, waar hij - zoo luidden de bevelen der regeering, op de een of andere manier dient te verdwijnen. Hij hernieuwt er zijn vriendschap met Gribojedow, schrijft er zijn beste gedichten, duelleert, droomt en fantaseert over zijn toekomst en keert ten slotte, zonder dat hem, dank zij de sympathie van generaal Jermolon iets overkomt, naar Moscou terug. De nood dwingt hem allerlei artikels en bijdragen te schrijven (ook in het Rusland van voor 100 jaren werd dergelijk werk slecht betaald) en komt er in contact met de toekomstige deelnemers aan de Decabristenopstand (later zoo genoemd omdat hun opstand in December plaats vond) Rylelew, Vorst Trubetzkoy, Bestuchew en vele anderen. Op den dag der revolte - als Trubetzkoy, de leider der opstand, niet verschijnt en door zijn vrouw Küchelbecher, die hem komt halen, laat mededeelen, dat hij verhinderd is - schiet hij in
machtelooze wanhoop, voelend dat al deze menschen te kort schieten en ook zijn eigen krachten niet toereikend waren, driemaal op grootvorst Michael. Driemaal weigert zijn revolver. Wederom bleek Wilhelm Küchelbecher een literator, geen revolutionair. Hij vlucht, steeds zit de politie hem op de hielen. Die arresteert hem ten slotte in Warschau en sleept hem van de eene gevangenis in de andere. Vijf der leiders worden terechtgesteld: Rylelew, Kachowski, Bestuchew, Pestel en Murajef. Küchelbecher wordt met vele anderen naar Siberië verbannen. Onderweg daarheen ontmoet hij voor de laatste maal zijn vriend Puschkin. Op zijn veertigste jaar is hij een oud man - innerlijk gestorven - moe en zijn idealen heeft hij verloren, zijn strijdlust is verdwenen. Slapen, drinken en rooken zijn zijn hoofdbezigheden geworden. Dunja Puschkin, de zuster van den dichter, die jarenlang