Critisch Bulletin. Jaargang 1
(1930)– [tijdschrift] Critisch Bulletin– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTheodore DreiserGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 57]
| |
zèlf verschenen, en een geheel nieuwen geest van waarheidsliefde en realisme ademden. Voor ons is het op het oogenblik van belang, dat het een boek van Dreiser is geweest, waarmee het realisme voor het eerst zuiver en zonder voorbehoud zijn intrede in de literatuur van Amerika deed. Dreiser zette met zijn eersten roman, Sister Carrie (precies in het jaar 1900 zelf verschenen) voor goed een streep onder de Amerikaansche letterkunde van de twee voorafgaande eeuwen, maakte er een afgesloten tijdperk van en luidde den nieuwen tijd in. Hier, in dit verhaal van Carrie Meeber, werd een methode van beschrijving toegepast, waartoe nog geen enkele Amerikaansche schrijver den moed had gehad of in staat was geweest. Weg was alle zoetelijkheid, alle Victoriaansche zelfgenoegzaamheid. Het leven, het wreede leven, het meedoogenlooze leven, werd hier zonder eenige restricties van godsdienstigen of zedelijken aard beschreven. Sister Carrie wordt nu door de uitgevers en door alle critici als ‘het machtigste voorbeeld van een niet-schipperend realisme’ geprezen, en Dreiser is allang gerehabiliteerd. Maar het heeft lang geduurd, eer het zoo ver was. Het was in het eerst moeilijk een goeden uitgever voor zijn boeken te vinden; men vond ze onzedelijk en was bang voor de publieke opinie. Sommige romans werden gerechtelijk onderdrukt, ook nog in onzen tijd; de arrondissementsrechtbank van Boston verklaarde (in 1925), dat Dreiser's laatste roman, An American Tragedy obsceen was en verbood er den verkoop van!
***
Wij zullen nu, zoover dit korte bestek het toelaat, de hoofdlijnen nagaan, waarlangs Dreiser zijn romans opbouwt. Het is altijd weer de enkeling, die Dreiser interesseert; zelfs wanneer hij ons groote brokken van het maatschappelijke leven in de Vereenigde Staten schildert, vormt dat leven toch nooit meer dan een achtergrond voor zijn scherp geteekende, scherp begrensde hoofdfiguren. Dreiser is dus niet in de eerste plaats een schrijver van sociale romans, zooals een Sinclair Lewis. Bij den laatstgenoemde zijn de maatschappelijke toestanden de eigenlijke ‘helden’ van de romans, en een Babbitt of Kennicott, een Gantry of Dodsworth zijn veeleer vertegenwoordigers van een soort, dan menschen, die ons als individuen interesseeren. Dreiser is psycholoog, is dat wanneer wij zijn autobiographisch werk aandachtig bestudeeren, blijkbaar onbewust, of was dit tenminste toen hij zijn eerste romans schreef. Wat bij zijn eerste werk Sister Carrie al dadelijk duidelijk aan den dag treedt, is zijn vreemd-intense belangstel- | |
[pagina 58]
| |
ling in het zieleleven dier enkele mannen en vrouwen, waaromheen zijn oneindig lange verhalen zich vormen. Hij ziet zijn menschen dan weer ten nauwste met het maatschappelijk leven daar buiten verbonden; ja, zijn hoofdthema is juist de verwording van de menschelijke ziel door het leven der maatschappij. Die verwording is altijd onafwendbaar en onontkomelijk. Dreiser is dus de pessimist in de meest absolute beteekenis van het woord. Dit is voor iedereen, die iets van het Amerikaansche leven weet, misschien wel het meest opvallend aan deze schrijversfiguur. In het land van het bijna verplichte optimisme durft deze auteur de droefheid van ons bestaan te verkondigen en in die droefheid de schoonheid te zien. En hij doet dat met den grootsten ernst, met een grimmigen ernst, zonder een schijntje van vroolijkheid, zonder een tikje humor. Daarin verloochent hij zijn Duitsche bloed niet, evenals zijn onbeholpen, absoluut onaesthetisch, vaak eenvoudig foutief gebruik van de Engelsche taal den vreemdeling, den niet-Angelsakser, in hem verraadt. Het leven is voor Dreiser een biologisch, of, zooals hij het zelf bij voorkeur noemt, een chemisch proces, waarover wel te praten valt, waarin wel degelijk schoonheid is, maar waartegen niet te preken valt, waarmee zedelijkheid of onzedelijkheid niets te maken heeft. Bewust stelt Dreiser deze opvatting tegenover de Puriteinsche moraal, die, althans uiterlijk, nog steeds in Amerika den toon aangeeft. Een resultaat van dezen volkomen gedésillusioneerden kijk op het leven is het ontbreken van wat men gewoon is geweten te noemen in zijn figuren. Zooals Sister Carrie eerst Drouet en dan Hurstwood opgeeft, zoo verruilt Cowperwood (in the Financier) zijn een tikje te oud geworden vrouw voor de frissche Ailleen Butler, laat Clyde Griffiths (in An American Tragedy) de niets argwanende Roberta verdrinken en handelen al die andere menschen uit zijn boeken. Een onafwendbaar noodlot drijft hen voort. Deze wijze van behandeling geeft aan de helden van zijn boeken iets mechanisch, maar zij boeten er toch in geen enkel opzicht onze sympathie mee in en het merkwaardige is, dat wij door dit alles heen het medelijden en het groote hart van dezen door en door eerlijken schrijver voelen. Zooals hij het ons in zijn laatste, uiterst belangwekkend autobiographisch werk beschrijft,Ga naar voetnoot1) stelde hij al van zijn vroegste jaren af een hartstochtelijk belang in het leven, en die belangstelling is hem tot in dezen tijd bijgebleven. Wij zien hem daar als 't ware zitten, zooals zijn vrienden hem beschrijven: zwaar, massief, Duitsch, diep onder den indruk van het raadselachtige van ons bestaan, van de wreedheid, de leegheid, de dwaasheid van die | |
[pagina 59]
| |
millioenen levens om hem heen in de groote steden van Amerika. En moeizaam, in lange zinnen, telkens weer in herhalingen tredend, probeert hij ons iets van wat in hem omgaat te beschrijven; ons iets van al dat vele, dat hem treft, te laten zien, waaruit dan zijn dikke boeken ontstaan, zonder stijl, zonder humor, die ons toch, op de een of andere raadselachtige wijze boeien en voor altoos bijblijven. Dr. A. Perdeck |
|