door het middel aan de hand gedaan door den uitgever kan worden bereikt. Geeft een letterkundige almanak wel een ‘trouw en zoo volledig mogelijk’ beeld van den huidigen stand van zaken? Dat valt sterk te betwijfelen. De letterkundige almanak doet zulks vast nog minder dan de bloemlezing. En is de bloemlezing niet reeds te beschouwen als een soort noodzakelijk kwaad? Om zich over de literatuur eenig denkbeeld te vormen moet men de boeken zelf lezen en geen min of meer gelukkig gekozen fragmenten. Maar een bloemlezing heeft op een almanak dit voor, dat zij gewoonlijk nota's en aanteekeningen bevat, ofwel een uitvoerig inleidend woord van den samensteller, die zijn keuze wettigt en toelicht. Denk bv. aan De Nieuwe Geluiden van Dirk Coster. Indien men daaraan iets had, was het vooral te danken aan het 60 blzn. groote essay, dat voorafgaat aan de bloemlezing.
Gansch anders wordt het wanneer men de medewerkers zelf laat kiezen uit hun werk. De kunstenaar heeft over zijn eigen werk geen objectief, geen absoluut objectief oordeel. Hij meet met een overwegend subjectieven maatstaf, omdat hij een essentieel sensitief wezen is. Moest hij niet in de eerste plaats sensitief zijn, dan ware hij al wat men wil maar geen scheppend kunstenaar. Aan de auteurs overlaten zelf te kiezen uit hun werk, is het zekerste middel om niet de beste keus te hebben.
Dat zijn al twee redenen waarom de letterkundige almanakken geen betrouwbaar beeld geven van den stand der literatuur. Ten minste niet van de goede literatuur; en bij de verspreiding van den bucht heeft niemand eenig voordeel.
Het euvel is nu dat het publiek er anders over oordeelt en wanneer menschen van aanzien, als Van de Voorde en medestanders, uitpakken met een boek waarvan zij zelf zeggen dat het een volledig beeld beoogt te geven van de hedendaagsche letterkunde, dan is het publiek daarmee weg. Men vergeet al te licht dat, voor de meeste menschen, wat gedrukt staat, evangelie is. De gewone lezer, voor wien zulke almanakken feitelijk bestemd zijn, beschouwt ze als een catechismus, zoodat ze eigenlijk een gevaar worden voor zijn smaak. Want als de bloemlezing dienaangaande eenige waarborg geeft, zijn die waarborgen bij een almanak, samengesteld volgens de methode van den zelfkeur, veel geringer. Maar er schuilt nog een ander gevaar in, nl. dat zij, door de gemakzucht van het gros der lezers tegemoet te komen, de literatuur, den schrijvers en den uitgevers een ondienst bewijzen. Veel menschen, na den almanak te hebben gelezen, beelden zich in nu alles te weten van de literatuur en geven zich geen verdere moeite om de auteurs grondiger te leeren kennen. Wie almanakken koopt en leest, koopt en leest ge-