van beelden. Schilder of acteur, musicus, essayist, romancier of dichter, hij spéélt, maar dit spel is het resultaat van een snelle bedrevenheid, die aan de kunst blijft toegewend, al wordt het door humbug verzwaard. Hij is van dezen tijd, maar laat zich niet door technischen vooruitgang overbluffen. Hij erkent de uitstralingskracht van het mechanisme, maar loochent, dat kunst door het schouwspel van machines mag worden gemechaniseerd. Mochten de futuristen en Léger zich dit voor gezegd houden. De ‘gebonden vervoering’ kan men ervan leeren tot uitdrukking van welk ander, intiemer ding ook. ‘De kunstenaar moet een locomotief inslikken en een pijp teruggeven.’ Hij heeft, met andere woorden, den eerbied voor het ding als nieuwe en overoude zakelijkheid, maar dit ding getransfigureerd in des kunstenaars ontvankelijkheid.
Zoo weinig mogelijk ‘litterair’ gaat hij te werk. Hij wil ‘dire vrai’ in den drang naar ‘irreëele realiteit’, ‘plus vrai que le vrai’, waarvan de vormkracht zetelt in den geest. Diens vorm, dat is de wijze van de dingen te denken, niet ze te zeggen, bepaalt de waarde.
Cocteau's bekoring is zijn jeugd, niet alleen die der jaren. Te Maisons Laffitte in den onmiddellijken omtrek van Parijs is hij geboren en op zijn zeventiende en achttiende jaar werden zijn eerste verzen gedrukt. Daarop volgde, door den oorlog opgeschort, erna hervat en uitgebreid, Potomak met fantastische teekeningen van den schrijver. Deze hekelspot werd de inleiding tot het latere werk als speelsche afrekening met de barbaren, onder wier oog de romantici geleden hebben.
Dit conflict van haat en opstandigheid heeft Cocteau spoedig opgelost. In zich wist hij een engel te wonen, die zijn leven richt, maar soms liet dwalen. Dit dwalen willen we van hem niet missen als tegenwicht op de perfectie van andere toeren.
Eenige malen heeft hij naar eigen zeggen geruid en lange ziektepoozen versterkten eer zijn knutselvaardígheid dan dat ze hem verdiepten. Een overeenkomstige speelsche vaardigheid is Picasso eigen. In die blijken van een vingervlug en argeloos vernuft uit zich de zin eener persoonlijkheid op de wijze van het kind. Als een kind ziet Cocteau de wereld met ‘nieuwe’ oogen aan. Valéry moest daaraan denken, hem het zout der aarde noemend. Hij is een schakelfiguur, die aan de dingen, welke hij aanraakt of waaraan hij zijn medewerking leent, een nieuw aroma geeft.
De eerste, die hij op zoek naar zich zelf ontmoette, was Gide. Hem benijdde Cocteau zijn protestantsche jeugd. In deze orde van denkbeelden behoort de keuze van den titel zijner gebundelde bespiegelingen: le rappel à l'ordre (Stock). Profetisch is zijn jaren geleden te boek gestelde verwachting van toonzettingen louter voor