Eyn corte decleringhe deser spere
(1983)–Anoniem Corte decleringhe deser spere, eyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 92]
| |
StofwisselingDe maag is de eerste keuken waar het door de mens gegeten voedsel geschikt gemaakt wordt voor de (uiteindelijke) opname in de diverse delen van het lichaam. Nadat in de maag het reine van het onreine gezuiverd is, passeert het voedsel nog de lever en het hart, tenslotte bereikt het de laatste keuken, de ledematen. Aldus het principe van de spijsvertering via vier ‘keukens’, zoals onze tekst dat verwoordt op F. 16R. De auteur heeft zijn kennis aan ‘die leraer Albertus’ ontleend, zoals hij zijn publiek tot tweemaal toe (in de titel en in de eerste regel) verzekert. Deze Albertus, op zijn beurt, beroept zich op ‘die meysters der naturen’, in dit verband waarschijnlijk geleerden als Galenos, Hippocrates en Aristoteles. We kunnen Galenos beschouwen als de vader van de dieetleer. Kort samengevat ziet zijn stofwisselingstheorie er als volgt uit: ‘Galenus beweerde dat een eerste digestie, die de spijzen ondergingen, in het maagdarmkanaal geschiedde. Daaruit ontstond de chylus die via de poortader in de lever terecht kwam nadat de milt de schadende bestanddelen van de chylus tot zwarte gal had omgevormd. De tweede digestie geschiedde in de lever onder invloed van het pneuma met als resultaat de vorming van bloed. Dit bloed verspreidde zich als het ware in een eb- en vloedbeweging over het ganse lichaam en in alle organen. Daar vondt vervolgens een derde digestie plaats: het bloed werd er nl. ten dele opgebruikt waardoor de verschillende lichaamsdelen konden groeien. Bij elk van de drie digesties verliet een uitscheiding het lichaam: de uitwerpselen bij de eerste, de urine bij de tweede en het zweet bij de derde digestie. Als voornaamste levensorganen beschouwde Galenos de lever, die de voeding, voortplanting en de groei beheerste; het hart dat de lichaamswarmte op peil hield en de hartstochten bepaalde; de herssenen die het gevoel, het verstand en de beweging bepaalden.’Ga naar eind1 Met ‘die leraer Albertus’ wordt hier zonder twijfel de dominicaanse geleerde Albertus Magnus (1193-1280) bedoeld: deze beschrijft het spijsverteringsproces in zijn tractaat De Nutrimento et Nutribili. Dit boek ‘Over de voeding en wat gegeten kan worden’ maakt deel uit van de zgn. Parva Naturalia, een aantal korte tractaten van Albertus Magnus zelf als een aanvulling op zijn bewerking van Aristoteles' De Anima (‘Over de ziel’). Het in ECD beschreven stofwisselingsproces in vier fasen - de vier keukens in onze tekst - vinden we daarin terugGa naar eind2. |