Eyn corte decleringhe deser spere
(1983)–Anoniem Corte decleringhe deser spere, eyn– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| ||||||||||||||||||||||
I Inleiding1. Handschrift Brussel KB IV 27‘Eyn corte decleringhe (=uitleg) deser spere (=sfeer) voer sympele liede, opdat si weten waeraf dat si Onsen Heer loven ende dancken mogen’, zo luidt het begin van de tekst die in dit boekje wordt uitgegeven. Naar middeleeuws gebruik kozen we als titel van deze editie de eerste woorden Eyn corte decleringhe deser spere (voortaan afgekort als Eyn corte decleringhe of ECD), hoewel strikt genomen deze titel alleen van toepassing is op het eerste hoofdstuk van het handschrift. Het handschrift wordt in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel bewaard onder de signatuur IV 27. Het dateert uit de 15e-eeuw en het is in een Middelnederlands dialect geschreven. Het ziet er uit als een schoolschrift met een perkamenten kaft en gelinieerde schutbladen: slechts 26 bladen met tekst, tabellen en tekeningen. Het handschrift lijkt niet erg indrukwekkend. Die opvatting verandert echter als je de tekst gaat lezen en je enigszins verdiept in de achtergrond van de onderwerpen. Beknopt en overzichtelijk worden alle mogelijke onderwerpen behandeld die wetenswaardig lijken te zijn voor een 15e-eeuwse lezer. Welke onderwerpen komen er dan allemaal aan de orde? Hier volgt een overzicht in dezelfde volgorde als in het handschrift.
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||
Op het eerste gezicht een allegaartje van onderwerpen, zonder duidelijk verband. De vraag is, of men dit in de Middeleeuwen ook heeft gevonden. Om hier achter te komen zullen we moeten nagaan hoe er in die tijd over deze onderwerpen gedacht werd. Dit hopen we in het boekje duidelijk te maken. | ||||||||||||||||||||||
2. Artes-literatuurEen tekst als Eyn corte decleringhe rangschikken we niet onder de fictionele (‘verzonnen’) literatuur zoals bijvoorbeeld het verhaal van Floris ende Blancefloer; onze tekst valt onder de niet-fictionele geschriften en wel onder de zogenoemde artes-literatuur. Het begrip ars (‘kunst’) moeten we hier opvatten als ‘leer’ (vergelijk spraakkunst: spraakleer). In plaats van artes-literatuur wordt ook wel de term vakliteratuur gebruikt. ‘Onder “vakliteratuur” rangschikken we al de geschriften die een utilitair, instructief, en niet (hoofdzakelijk) een recreatief, esthetisch, religieus of emotioneel doel beogen. M. a.w. de vakliteratur [sic] doet in de eerste plaats een beroep op het verstand van de mens, wil tot verrijking van zijn intellectuele inhoud bijdragen of als leidraad dienen bij een practische of artistieke verwezenlijking.’ Aldus de omschrijving van het begrip artes-literatuur volgens R. Jansen-SiebenGa naar eind1. De artes werden in de Middeleeuwen ingedeeld in drie groepen ‘vakkenpakketten’: de artes liberales (de ‘vrije kunsten’), de artes mechanicae (de ‘mechanische kunsten’, zoals bijvoorbeeld geneeskunde, weefkunde, jacht, handel, landbouw en architectuur) en de artes incertae (de ‘onzekere kunsten’, zoals bijvoorbeeld magie en allerlei voorspelmethoden waarvan niet met zekerheid te zeggen is of ze door God of door de duivel zijn ingegeven). De zeven artes liberales vormen de basis van een onderwijssysteem dat het antieke Rome aan de Grieken had ontleend. Men sprak in de Oudheid van ‘vrije’ kunsten, omdat ze de vrije burger waardig waren: hij | ||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||
verdiende er niet de kost mee (zoals dat bijvoorbeeld bij mechanische kunsten als schilderen of beeldhouwen het geval was), maar de kunsten waren puur om zijn drang naar kennis en culturele ontwikkeling te bevredigen. In de Middeleeuwen bleef de term artes liberales gangbaar, maar men verklaarde deze anders: zo zou bijvoorbeeld kennis ervan ‘de mens vrij maken van zijn zondige neigingen’Ga naar eind2. Het curriculum van de vrije kunsten werd gevormd door zeven vakken en onderverdeeld in het trivium en het quadrivium, resp. de drievoudige en viervoudige weg (tot de wijsheid):
Deze antieke indeling van de wetenschappen bleef in de Middeleeuwen gehandhaafd. Dat deze basiskennis uit het antieke wetenschappelijke corpus voor de Middeleeuwen bewaard is gebleven, is vooral te danken aan mensen als Boethius (475-524), die o.a. een tractaat schreef over drie vakken van het quadrivium, en Cassiodorus (ca.485-ca.580), die de grondslag legde voor de beoefening van de zeven artes liberales als voorbereiding op de studie van de H. SchriftGa naar eind3. Een andere belangrijke bijdrage tot de overlevering van antieke kennis werd geleverd door de zgn. encyclopedieën: werken waarin men ernaar streefde alle kennis op systematische wijze te verzamelen. Van grote invloed op de middeleeuwse encyclopedische traditie was de Historia naturalis van Plinius (1e eeuw) die alles wat op de wereld voorkwam heeft willen beschrijven. Toonaangevend voor de Vroege Middeleeuwen was de encyclopedie van Isidorus van Sevilla (560-636). In zijn | ||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||
Etymologiae sive originum libri XX verzamelde hij alle op dat moment beschikbare kennis, niet alleen van de klassieke schrijvers maar ook van de kerkvaders. Het ordenen van natuurwetenschappelijke kennis culmineerde in de 13e eeuw in drie belangrijke encyclopedieën: De proprietatibus rerum van de franciscaan Bartholomaeus Anglicus, De naturis rerum van de dominicaan Thomas van Cantimpré en het Speculum naturale van Vincentius van Beauvais, eveneens een dominicaan. Hoewel de middeleeuwse wetenschap voortbouwde op het corpus van antieke heidense kennis vertoonde ze wel een fundamenteel verschil in doelstelling. Dit kan bijvoorbeeld geïllustreerd worden door het genre van de bestiaria (‘boeken over beesten’), ontstaan uit het Griekse werkje Physiologus (‘natuurvorser’), waarin aan de hand van dieren en hun eigenschappen Gods bedoelingen en lessen zichtbaar worden gemaakt. Een voorbeeld: Over de specht Kennis van de dierenwereld is geen doel op zich, maar een middel om inzicht te krijgen in de hogere werkelijkheid: kennis van God. Voor de geestelijkheid was dit werkje een bron van inspiratie, vooral bij het maken van preken. Aan de hand van dergelijke voorbeelden uit de dierenwereld werden de gelovigen tot een godvruchtig leven aangespoord. Op dezelfde wijze als bij de Physiologus, wordt het heidense aanbod van wetenschappelijke kennis aan de middeleeuwse denkwijze dienstbaar gemaakt. Daarbij spreekt vanzelf dat de aangeboden kennis in overeenstemming moet zijn met de leer van de H. Schrift. Met name in de 3e en 4e eeuw werden al heftige discussies gevoerd over gevallen waarin antieke | ||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||
gegevens niet strookten met de Bijbel. Vooral de Latijnse kerkvader Augustinus (354-430) heeft bijgedragen tot de oplossing van dit probleem. Hij noemt de inhoud van de Bijbel onaantastbaar en stelt dat deze niet ter discussie kan staan..Ga naar eind5. Kennis van de materiële wereld draagt bij tot een beter begrip van de H. Schrift. In de Middeleeuwen zag men de artes liberales als hulpwetenschappen van de gewijde studie. Deze kennis is dus geen doel, maar een middel.
Het onderzoek naar de artes-literatuur in de volkstaal staat bij ons nog in de kinderschoenen vergeleken met de stand van zaken op dit terrein in DuitslandGa naar eind6. Gelukkig mogen we de laatste jaren spreken van een groeiende belangstelling. Onder de titel ‘Middelnederlandse vakliteratuur’ publiceerde R. Jansen-Sieben in 1974: ‘een overzicht (...), hoe beknopt ook, van wat de Nederlandse Middeleeuwen op dit gebied presteerden’Ga naar eind7. In dit artikel werd het materiaal ondergebracht in de categorieën encyclopedieën, artes liberales, artes mechanicae en verboden of onzekere kunsten. Naast een opsomming van de encyclopedische werken in het Middelnederlands worden er bijvoorbeeld teksten vermeld op het gebied van de muziektheorie, sterrenkunde, geografie, wijnbouw, weefkunde en botanie. Op medisch gebied vinden we o.a. teksten over verloskunde, gynaecologie, uroscopie (‘piskijken’), een verzameling recepten en aderlaatvoorschriften. Onder de verboden kunsten vallen onder meer teksten op het gebied van de onychomantiek (toekomst voorspellen uit de vingernagels), chiromatie (lezen in de handlijnen) en andere voorspelmethoden. Dankzij deze eerste inventarisatie kunnen wij de weg vinden naar heel wat teksten op het gebied van de vakliteratuur. Om de gegevens uit ECD te kunnen begrijpen, en om vast te kunnen stellen of hier nu gangbare of juist afwijkende denkbeelden verkondigd worden, hebben we zoveel mogelijk vergelijkbare middelnederlandse teksten gezocht. Jammer genoeg zijn er nog weinig artes-teksten in edities beschikbaar, maar omdat handschriftenonderzoek voor ons veel te kostbaar en tijdrovend zou zijn geworden, moesten we ons toch beperken tot tekstedities. Voor het opsporen van teksten die ons inzicht in het middeleeuws wereldbeeld konden vergroten, hebben we, naast genoemde inventarisatie, vooral gebruik gemaakt van de handboekenGa naar eind8. Drie hoofdcategorieën aanduidingen bleken teksten op te leveren die voor ons van belang waren: | ||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||
Ons vergelijkingsmateriaal bestond uit:
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
3. Het middeleeuwse wereldbeeldDe inrichting van het heelal zoals we die in middeleeuwse geschriften tegenkomen, karakteriseren we als Ptolemeïsch. De Griekse astronoom Ptolemaeus leefde van ca. 85-166. Net als Aristoteles ging hij ervan uit dat de aarde het middelpunt was van het heelal (geocentrisch wereldbeeld). We moeten ons het middeleeuwse universum voorstellen ‘als één onvoorstelbaar groot bolvormig lichaam waarbinnen een aantal bolsferen, concentrische holle bollen, rondwentelt. Buiten dit mateloos grote bolvormige lichaam houden ruimte en tijd op, en begint de oneindigheid’Ga naar eind14. In de Middeleeuwen is deze oneindigheid identiek aan God. Om het verschil tussen het middeleeuwse wereldbeeld en het moderne te verduidelijken, gebruikt de Engelse mediaevist C.S. Lewis het volgende beeld: iemand uit de twintigste eeuw die tijdens een nachtwandeling opkijkt naar de hemel heeft het gevoel dat hij naar buiten kijkt; een Middeleeuwer daarentegen kijkt naar binnen. Ten opzichte van de andere planeten en sferen bevindt de aarde zich aan de periferie: ‘outside the city wall’Ga naar eind15. M.a.w. de centrale positie van de aardbol binnen dit middeleeuws stelsel is tevens de verst van God verwijderde plek van het heelal en dus de slechtste plaats in het universum. Om de aarde wentelen de zeven planetensferen. De planeten hebben namelijk elk een eigen hemel, waarmee ze hun baan om de aarde maken. De volgorde van de planeten is van de aarde af gezien: Maan, Mercurius, Venus, Zon, Mars, Jupiter en Saturnus. Buiten de hemel van Saturnus is een hemel genaamd Stellatum of Firmament, waarin de sterren staan die ten opzichte van elkaar niet van plaats veranderen. Dan komt de hemel die het Primum Mobile (Eerste Beweger) wordt genoemd. Door de kracht van de liefde tot God wordt het Primum Mobile in een draaiende beweging gebracht. Deze cirkelbeweging, die van alle bewegingen de meest volmaakte is, symboliseert de volmaaktheid van God. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||
Het Primum Mobile is de motor van het universum en draait in 24 uur van oost naar west (360o). De draaiende beweging van het Primum Mobile veroorzaakt op haar beurt de rotatie van de lagere sferen (nl. het Firmament en de planeten), eveneens van oost naar west. Het Firmament en de planeten bezitten echter van nature een beweging die tegengesteld is aan die van het Primum Mobile. Deze tegenbeweging is uiterst gering (het Firmament beweegt zich in 100 jaar één graad van west naar oost), maar wèl functioneel: hierdoor wordt voorkomen dat het heelal doldraait. De tweevoudige beweging van het Firmament wordt dikwijls vergeleken met die van vliegen die over een draaiend wiel kruipen in een richting tegengesteld aan de draairichting van het wielGa naar eind16. De beweging van de hemelen is nodig om verschillende redenen. Ze zorgt o.a. voor het produceren van warmte voor leven op aarde; ze maakt beweging op aarde mogelijk en ze is verantwoordelijk voor de distributie van kosmische invloeden over de aarde en de aardbewoners. Dit laatste, de invloed der hemellichamen op het leven op aarde, vormt het uitgangspunt en object van de astrologie. De astrologie werd bestudeerd in samenhang met de astronomie (een van de vakken van het quadrivium). Terwijl de astronomie de hemellichamen observeert en hun loop en omwenteling beschrijft, bestudeert de astrologie de invloed van de planeten en andere hemellichamen op de mens en op menselijke gebeurtenissen. Het vroege christendom stond zeer afwijzend tegenover de astrologie als fatalistisch geloof (astrologisch determinisme), omdat hiermee de vrije wil van de mens om te kiezen tussen goed en kwaad werd uitgeschakeld. Tertullianus (kerkgeleerde, 150-230) interpreteerde het bezoek van de Wijzen uit het Oosten aan de kribbe en het feit dat ze langs een andere weg dan ze gekomen waren, terugkeerden (Matth. 2: 12) als een bewijs dat astrologie was toegestaan tot de geboorte van Christus, maar van toen af verbodenGa naar eind17. De kerkvader Augustinus beschouwde de voorspellingen van astrologen als ingevingen van demonen. Een goed christen behoorde zich dus afzijdig te houden van deze praktijken. Maar terwijl Augustinus het astrologisch determinisme verwierp, gaf hij wel toe dat de sterren en planeten invloed hadden op het menselijk lichaam. Met andere woorden: de invloed der hemellichamen is geen onontkoombare macht die de vrije wil van de mens uitsluit. De invloed van de planeten op de mens is zuiver fysiek; de ziel wordt niet aangetast door kosmische invloeden. Degenen die hun lichamelijke neigingen kunnen overwinnen, weten zich ook te onttrekken aan de invloed der planeten. Maar omdat | ||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||
het nu eenmaal zo is dat de meeste mensen zich door hun lichamelijke neigingen laten leiden, gelukt het de planeten in de meeste gevallen toch om hun invloed te doen geldenGa naar eind18. De astrologie als leer drong pas goed door in het middeleeuwse Westen na kennismaking met de Arabische astrologie. In de 12e en 13e eeuw werden vele astrologische geschriften uit het Arabisch vertaald in het Latijn aan de vertaalscholen in Toledo en Cordoba (Spanje). Bekende astrologen uit deze tijd zijn Michael Scotus (Aristoteles-vertaler, hofastroloog van Frederik II, arts en filosoof) en Albertus Magnus. Thomas van Aquino (theoloog uit de 13e eeuw, leerling van Albertus Magnus) geeft een synthese van astrologie en kerkelijke leer: de wil van God wordt via de engelen doorgegeven aan de verschillende planeten, en deze beïnvloeden de elementen, mens, plant en steen. Ook hij stelt dat de hemellichamen alleen invloed hebben op de materie en niet op de menselijke geest. De wil blijft vrij; fatalisme en determinisme zijn uit den bozeGa naar eind19. In het Firmament bevindt zich de dierenriem (zodiak). Deze moet men zich voorstellen als een 15o brede band, waartegen wij vanuit de aarde de zon, de maan en de vijf overige planeten van west naar oost zien bewegen. Deze band is onderverdeeld in 12 delen van elk 30o, de tekens van de dierenriem: Ram, Stier, Tweelingen, Kreeft, Leeuw, Maagd, Weegschaal, Schorpioen, Boogschutter, Steenbok, Waterman en Vissen. De namen van de tekens van de dierenriem worden in de Middeleeuwen vaak verklaard uit het karakter van het weer wanneer de zon zich in dat teken bevindt. Wanneer de zon bijvoorbeeld in Waterman staat, is het weer regenachtig. De tekens van de dierenriem worden gebruikt om de positie van de planeten te kunnen aanduiden. Uit de positie van de zon in de dierenriem kan men het seizoen aflezen. Zo begint de lente als de zon in het teken van Ram staat. De dierenriem heeft ook invloed op het karakter van de mens: mensen die geboren worden op een moment dat de zon in een bepaald teken staat, hebben ook een bepaald met dat teken overeenstemmend karakter. Behalve door de dierenriem wordt het karakter van de mens ook beïnvloed door de planeten. Elk van de zeven planeten heeft een specifieke invloed op het aardse gebeuren en op het karakter van de aardbewoners. Saturnus veroorzaakt rampen op aarde en maakt de mensen somber en zwartgallig. De planeet Jupiter daarentegen zorgt voor vrede en welvaart; het menselijk karakter dat door Jupiter wordt beïnvloed is joviaal, blijmoedig en grootmoedig. De planeet | ||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||
Mars doet oorlogen ontstaan; iemand die onder haar invloed wordt geboren is vechtlustig en opvliegend. De planeet Zon brengt voorspoed en geluk; zij brengt wijze mensen voort. De planeet Venus heeft eveneens een gunstige invloed op aardse gebeurtenissen; zij maakt de mens lieflijk en mooi. Mercurius begunstigt een aktieve leefwijze en zorgt voor het artistieke en intellectuele temperament. Maan, de planeet die het dichtst bij de aarde staat ‘stimuleert de ongedurigheid: zij doet sommigen op reis gaan en maakt anderen maanziek (lunatiek)’Ga naar eind20. De sfeer van de maan markeert de overgang naar het ondermaanse. Hiermee wordt dat deel van het universum bedoeld dat aan verandering onderhevig is: ‘that which is passible, mutable, perishable an subject to death’Ga naar eind21. De aarde en alles wat daarop leeft maakt deel uit van het ondermaanse. De (bolvormige!) aarde is verdeeld in vijf zones of aardgordels, waarvan er maar twee bewoonbaar zijn: arctica (te koud), winterkeerkring (bewoonbaar), equinox (te heet), zomerkeerkring (bewoonbaar) en antarctica (te koud). De bekende wereld bevindt zich in de winterkeerkring (de gematigde noordelijke gordel) en bestaat uit drie werelddelen: Europa, Azië en Afrika, die van elkaar gescheiden zijn door de Don en de Nijl. In de gematigde zuidelijke gordel (de zomerkeerkring) wonen de antipoden (tegenvoeters). Omdat de twee bewoonbare zones van elkaar gescheiden worden door een gordel van onverdraaglijke hitte (de equinox) kunnen de bewoners van de bekende wereld de antipoden nooit bezoeken. Over de antipoden deden dan ook de wildste verhalen de ronde! De kerk echter ontkende het bestaan van antipoden op grond van argumenten als: hoe kunnen er volkeren op aarde voorkomen die niet van Adam afstammen als er in de Bijbel staat dat Adam de stamvader van het menselijk geslacht is?Ga naar eind22. Bovengenoemde geografische gegevens die ontleend zijn aan antieke bronnen, werden in de Middeleeuwen aangevuld met en/of vervangen door een christelijke topografie. De middeleeuwse kaart van de bekende wereld (ook wel T-kaart of Noachidenkaart genoemd) is gebaseerd op de Bijbel. De verdeling van de wereld in drie delen steunt op Genesis 9:18-19. Uit de drie zonen van Noach is de gehele aarde bevolkt. Sem, de oudste zoon, kreeg het grootste deel toegewezen (Azië); de twee overige zonen verdeelden de rest: Europa kwam aan Japhet en Afrika aan Cham. Op de T-kaart is Jeruzalem het centrum van de wereld, overeenkomstig Ezechiël 5:5, en lag het Aards Paradijs in het oosten, volgens Genesis 2:8. De middeleeuwse wereldkaart is heilsge- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||
schiedenis-in-beeld. De onderliggende gedachte is dat God de wereld heeft geschapen met een bepaalde bedoeling en dat het de taak van de mens is om zich op aarde volgens Gods geboden te gedragen. Middeleeuwse wereldkaarten hadden dan ook een heel ander doel dan onze moderne kaarten: zij dienden om de Schepper te verheerlijkenGa naar eind23. Het middeleeuwse universum is volledig gevuld: alle sferen en planeten hebben hun eigen bewoners. Een belangrijk deel van deze kosmische bevolking bestaat uit engelen, onzichtbare wezens, die als bemiddelaars optreden tussen God en de mensen. In de Middeleeuwen onderscheidde men negen koren van engelen: Seraphijnen, Cherubijnen, Thronen, Dominationen, Virtuten, Potestaten, Principaten, Aartsengelen en Engelen. Naast engelen huisvestte het heelal ook de zgn. ‘Intelligenties’: intellectuele geesten die de planetensferen besturen en die verantwoordelijk zijn voor de planetaire invloeden op aardse gebeurtenissen en het karakter van de aardbewoners (eenvoudig gezegd zouden we de intelligenties de ziel van de planeten kunnen noemenGa naar eind24). In de vier ondermaanse sferen die corresponderen met de vier elementen (vuur, lucht, water en aarde) verblijven resp. de engelen (het laagste koor), de duivels/demonen, vogels en de aardbewoners: mensen en dieren. Op de aarde wonen de mensen. De mens werd beschouwd als een wereld in het klein (mikrokosmos) om meer dan een reden. Hij verenigt in zich alle bestaansvormen van het universum ofwel de grote wereld (makrokosmos): met een steen heeft hij gemeen dat hij bestaat; hij groeit zoals een plant; hij voelt zoals een dier en hij denkt zoals een engel. Ook qua samenstelling is het menselijk lichaam analoog aan de opbouw van een gedeelte van de makrokosmos, nl. het ondermaanse. In navolging van de Antieken ging men er in de Middeleeuwen vanuit dat de bestanddelen van het ondermaanse (aarde, water, lucht en vuur) ontstaan zijn uit de combinatie van de vier eigenschappen, ook wel contrarien genoemd: warm, koud, droog en vochtig. Elk van de vier elementen wordt bepaald door twee van deze kwaliteiten. Het element aarde is droog en koud, het water koud en vochtig, de lucht vochtig en heet, en het vuur heet en droog. Deze inrichting van de makrokosmos is weerspiegeld in de opbouw van de mikrokosmos. Het menselijk lichaam bestaat uit vier lichaamsvochten of humoren die, net als de vier elementen, bepaald worden door de combinatie van contrarien: slijm (koud en vochtig); bloed (warm en vochtig); zwarte gal (koud en droog); gele gal (heet en droog). De leer van de vier lichaamsvochten die ontwikkeld is door de Griekse geneesheer Galenos | ||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||
(ca, 130-190), vormt de basis van de middeleeuwse geneeskunde en de middeleeuwse fysiognomie (leer van het menselijk karakter aan de hand van uiterlijke kenmerken). De gesteldheid van het menselijk lichaam is afhankelijk van de onderlinge verhouding tussen de vier lichaamsvochten. Een harmonieuze vermenging van de vier humoren resulteert in een gezond lichaam. Is dit evenwicht verstoord, dan treedt er ziekte op. Bij het stellen van de diagnose speelt de astrologie een essentiële rol. Van een arts werd dan ook vereist dat hij op de hoogte was van de kosmische invloeden op het menselijk lichaam. Hij moest bijvoorbeeld weten welk lichaamsdeel of orgaan beheerst werd door welke planeet of door welk teken van de dierenriem; ook moest hij weten of de plaats van de maan in de dierenriem al dan niet gunstig was voor aderlaten, purgeren, of het innemen van medicijnen. Aangezien aan geneesmiddelen dezelfde eigenschappen werden toegekend als aan de vier humoren bestond de bestrijding van ziekte o.a. uit het toedienen van medicijnen die het verstoorde evenwicht moesten herstellen. Stelde een arts bijvoorbeeld vast dat het ongemak van zijn patiënt veroorzaakt werd door een overmatige hoeveelheid zwarte gal (koud en droog), dan schreef hij geneesmiddelen voor met tegengestelde eigenschappen (warm en vochtig) om zodoende het oorspronkelijke evenwicht te herstellen. De leer van de vier lichaamsvochten vormt ook het uitgangspunt van de middeleeuwse fysiognomie. Het temperament (complexio) van een mens wordt bepaald door de samenstelling van de vier humoren. Op grond van de overheersing van een van de vier lichaamssappen onderscheidt men vier typen of temperamenten. De beste van de vier temperamenten is het sanguinische type. Bij dit type is het bloed het overheersende lichaamssap. De sanguinicus wordt gekenmerkt door een blozend uiterlijk; hij is meestal kort en dik, opgewekt, goedhartig, optimistisch en levenslustig. Bij het cholerische type is gele gal de dominante humor. De cholericus is lang en mager, uitermate opvliegend en wraakzuchtig van aard. Overheerst zwarte gal dan krijgt men te maken met het melancholische type. Dit type slaapt slecht, heeft vaak nachtmerries, bevat kortom alle kenmerken van een neurotisch karakter. De flegmaticus is waarschijnlijk het slechtste van de vier temperamenten: qua uiterlijk is hij meestal bleek en dik; vaak een saai en lusteloos persoonGa naar eind25. De samenhang tussen makrokosmos en mikrokosmos is schematisch weergegeven in Bijlage I. | ||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||
De hechte samenhang tussen makrokosmos en mikrokosmos die uit deze beschrijving naar voren komt, is een van de vele voorbeelden die men in de Middeleeuwen gebruikte om de goedheid en de almacht van God te beklemtonen. Wij willen nogmaals wijzen op de speciale relatie tussen wetenschap en godsdienst in die tijd: het verwerven van inzicht in de materiële wereld was geen doel op zich, maar moest leiden tot hogere inzichten, d.i. tot kennis van God. Bepalend voor het middeleeuwse wereldbeeld is de gedachte dat God de hele schepping zodanig heeft ingericht dat de mens daaruit kan leren wat Zijn bedoelingen zijn met de mensheid. Inzicht in de inrichting van het heelal maakt de mens bewust van de schoonheid van de schepping en de liefdevolle hand die haar heeft geschapen. Tegelijkertijd blijft hij ervan doordrongen dat hij toch maar een bewoner is van de slechtste plek in het universum. ‘Waartoe zijn wij op aarde? Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor in de hemel te komen’. Deze regel uit de oude rooms-katholieke katechismus is kort samengevat de reden van bestaan voor een middeleeuwer: zich op aarde zo te gedragen dat hem na zijn dood de beste plaats van het universum ten deel zal vallen. |
|