Woord vooraf
In het eerste semester van het cursusjaar 1980-'81 hebben twee groepen doctoraalstudenten zich beziggehouden met de bestudering van hs. Brussel KB IV 27, een tekst op het gebied van de Middelnederlandse wetenschapsliteratuur. Voor zover wij weten was het de eerste keer dat op het Instituut De Vooys een artes-tekst het onderwerp vormde van een kandidatencollege. Het betrof hier een eerste verkenning van het handschrift met als doel een kritische tekst voorzien van woordverklaringen en toelichting. Al snel werd duidelijk dat deze doelstelling binnen het bereik van een doctoraalcollege niet haalbaar was: het materiaal bleek te omvangrijk, het onderwerp onontgonnen en de tijd ontoereikend. Aan het eind van de twaalf weken hadden we een zeer voorlopige kritische tekst met woordverklaringen, enig inzicht in de cultuurhistorische achtergronden van de artes-literatuur, een waslijst van problemen en een grote dosis enthousiasme.
Er werd besloten een werkgroep te vormen die zich tot taak stelde de voorlopige resultaten van het college uit te werken en, indien mogelijk, te publiceren. Na drie jaar ligt het boekje nu voor u. In die tijd is er een kritische editie vervaardigd, die naar onze mening de tekst toegankelijk maakt: niet alleen door woordverklaringen, maar ook door de inleidingen die de cultuurhistorische informatie verschaffen, noodzakelijk voor een beter begrip van de tekst.
Wij hebben gekozen voor publikatie in de serie Ruygh-Bewerp van het Instituut. In de eerste plaats omdat we ons er heel goed van bewust zijn geworden hoeveel er nog te onderzoeken valt. In de tweede plaats ligt de prijs van een uitgave in deze serie binnen het bereik van studenten, de voornaamste doelgroep van onze uitgave. Onze hoop is dat dit boekje geschikt zal blijken voor de literatuurlijst Middelnederlandse letterkunde voor tweedejaars. Wij vinden namelijk dat kennis van niet-fictionele teksten bijdraagt tot een beter begrip van de middeleeuwse cultuur.
Tot de werkgroep behoorden naast de ondergetekenden aanvankelijk ook Afke Dekker, Frank van Dixhoorn, Tineke van Mierlo en Sonja Verdonk. Zij moesten om persooonlijke redenen tussentijds afhaken.
Verschillende auteurs hebben aan dit boekje gewerkt, ieder met een eigen stijl en aanpak. In de eindfase hebben wij geprobeerd de verschillende bijdragen met elkaar in overeenstemming te brengen. Toch bleken overlappingen en stijlverschillen nauwelijks te vermijden. Deze nadelen wogen