De Surinaamse meertaligheid
Lila Gobardhan-Rambocus - Instituut voor de Opleiding van Leraren, Suriname
In deze bijdrage vertel u graag het een en ander over de Surinaamse meertaligheid die dit jaar in Suriname breed in de belangstelling staat.
Op 15 maart 2011 heeft de Minister van Onderwijs en Volksontwikkeling de Adviesgroep Taalraad ingesteld. Deze diende een conceptwet voor een taalraad en een concept taalwet voor te bereiden. Daar in Suriname meer dan twintig talen gebruikt worden, besloot de adviesgroep consultaties te houden, waarvoor de verschillende taalgroepen uitgenodigd waren. De hearings zijn afgesloten met een taalconferentie. In deze bijdrage ga ik in op de meertaligheid en op de werkzaamheden van de adviesgroep.
Suriname is een meertalig land. Er worden meer dan twintig talen gesproken, omdat alle groepen die er kwamen, hun talen als deel van hun cultuur meebrachten. Sommige talen, zoals het Sranan en het Sarnami, hebben zich in Suriname ontwikkeld. Andere, met name het Surinaams-Nederlands en het Surinaams-Javaans, zijn variaties van talen, zoals die in Nederland resp. Java, gesproken worden.
Meertaligheid heeft zowel betrekking op de sprekers als op de taalsituatie. In een land kunnen meertalige situaties voorkomen, maar er hoeven niet per se veel meertalige sprekers te zijn, dat wil zeggen mensen die regelmatig meer dan één taal gebruiken. In Suriname is dit laatste wel het geval. Bijna iedereen is op zijn minst tweetalig. Die meertaligheid is een verschijnsel dat net zo oud is als Suriname. Vanaf 1651, als de plantagekolonie gesticht wordt, is ons land meertalig. Er woonden toen al verschillende indianenstammen elk met hun eigen taal en met de stichters kwam het Engels, met de joden het Portugees. Met de Engelsen kwamen tot slaaf gemaakte Afrikanen mee, die ook hun eigen taal/talen meebrachten. Deze slaven werkten op de plantages samen met Engelse contractarbeiders (veroordeelden, zwervers en anderen), afkomstig uit de lagere sociale klassen, ook uit Schotland en Ierland. Hieruit ontstond een contacttaal, een pidgin, de voorloper van het Sranan, dat gedurende lange tijd Neger-Engels genoemd werd.
Als Suriname ruim dertig jaar (1683) later verkocht wordt, besluit een van de eigenaren zelf gouverneur van Suriname te worden en met hem komen veel Fransen mee, Hugenoten, gevlucht vanwege hun godsdienst. Hun thuistaal is Frans. Tot aan het einde van de 19e eeuw (1898) werden in de Hervormde Kerk, de staatskerk, ook diensten in het Frans gehouden. In de 18e eeuw komen groepen Duitssprekende immigranten naar Suriname.
Gedurende twee eeuwen hebben al de bovengenoemde groepen mensen hun eigen talen gehanteerd en daarnaast werden ze verplicht voor de officiële communicatie het Nederlands te gebruiken. Suriname was immers een Nederlandse kolonie.