| |
| |
| |
Het leesdossier als onderdeel van het curriculum
Elisabeth Echteld - University of the Netherlands Antilles
Inleiding
De Algemene Faculteit (AF), waarin naast educatieve opleidingen, taal- en cultuurstudies hun wettelijke verankering vinden, werd in 2001 opgericht. In 2002, bestond de AF uit een lerarenopleiding, namelijk die van Papiamentu. Dit was ingegeven door de enorme behoefte aan gekwalificeerde docenten Papiamentu na de introductie van deze taal, in het middelbaar onderwijs. Logischerwijs leverde de opleiding Papiamentu aan het begin van de ontstaansgeschiedenis van de Algemene Faculteit een substantieel aantal studenten. Toen dit eerste cohort in de afrondingsfase van de studie was, werd in 2004, de tweedegraads lerarenopleiding Engels gestart. In 2005 volgde de tweedegraads lerarenopleiding Nederlands. In 2006 startte ook het eerste cohort van de lerarenopleiding Funderend Onderwijs (LOFO=vergelijkbaar met een Pabo), waar binnen het curriculum van het educatiegebied Taal, Geletterdheid en Communicatie vanaf het eerste studiejaar niet alleen Papiamentu wordt aangeboden, maar ook Nederlands. In 2007 startte de tweedegraads lerarenopleiding Spaans.
De monopoliepositie van de lerarenopleiding Papiamentu, was, met de komst van de drie andere lerarenopleidingen van de baan.
Bij de AF zijn er op dit moment 9 lerarenopleidingen operationeel, waarvan vier lerarenopleidingen op hbo-bachelor- en op hbo-masterniveau, te weten de lerarenopleidingen Papiamentu, Engels, Nederlands en Spaans. De lerarenopleidingen hadden per 3 mei 2011, het volgende aantal studenten.
Opleidingen AF |
Aantal studenten |
Totaal |
2e-graads lerarenopleiding Engels |
60 |
|
2e-graads lerarenopleiding Nederlands |
36 |
|
2e-graads lerarenopleiding Papiamentu |
26 |
|
2e-graads lerarenopleiding Spaans |
52 |
|
Totaal 2e graads lerarenopleiding |
|
174 |
hbo master Engels |
7 |
|
hbo master Nederlands |
11 |
|
hbo master Papiamentu |
23 |
|
hbo master Spaans |
1 |
|
Totaal hbo master |
|
42 |
Lerarenopleiding Funderend Onderwijs |
175 |
175 |
Totaal |
|
391 |
| |
| |
Inmiddels is sinds september van dit jaar, een nieuw collegejaar operationeel. Wanneer we ons op de studentenaantallen concentreren van de Bacheloropleidingen, de opleidingen waar het onderdeel leesdossier binnen het curriculum is opgenomen, valt het op dat op dit moment de lerarenopleidingen Engels en Spaans bij studenten het populairst zijn, gevolgd door respectievelijk de lerarenopleiding Nederlands en de lerarenopleiding Papiamentu. Het gaat per opleiding per leerjaar niet om aanzienlijke aantallen:
De 2e graads lerarenopleiding Engels heeft in leerjaar 1, 18 voltijdstudenten; leerjaar 2 14 voltijdstudenten; leerjaar 3, 9 voltijdstudenten en in leerjaar 4, 10 voltijdstudenten. |
De 2e graads lerarenopleiding Spaans heeft in leerjaar 1, 8 voltijdstudenten; in leerjaar 2, 10 voltijdstudenten; in leerjaar 3 15 voltijdstudenten en in leerjaar 4, 15 voltijdstudenten. |
De 2e graads lerarenopleiding Papiamentu heeft in leerjaar 1, 7 voltijdstudenten; leerjaar 2, 10 voltijdstudenten; leerjaar 3 en leerjaar 4, 2 voltijdstudenten |
De 2e graads lerarenopleiding Nederlands heeft in leerjaar 1, 7 voltijdstudenten, in leerjaar 2, 8 voltijdstudenten; in leerjaar 3, 4 voltijdstudenten en in leerjaar 4, 6 voltijdstudenten. |
Bij de masteropleidingen, die om de twee jaar worden aangeboden, is de verdeling bij het nieuwe cohort op dit moment als volgt: hbo masteropleiding Papiamentu, 7 studenten, hbo masteropleiding Engels 4 studenten, hbo masteropleiding Spaans, 6 studenten, hbo masteropleiding Nederlands, 7 studenten.
Uit deze cijfers kan nog niet definitief geconcludeerd worden of de ene opleiding populairder is dan de andere opleiding. De bacheloropleiding Papiamentu kende een bloeiperiode, heeft vervolgens een dalend aantal studenten gehad, hetgeen mede het gevolg is van het feit dat de markt verzadigd raakte, maar is nu weer in populariteit aan het toenemen. De tweedegraads lerarenopleiding Nederlands was nooit zo populair als de opleiding Engels, maar kon toch opstarten, door een systeem van clustering van groepen, dat de kosten voor de faculteit beheersbaar houdt.
| |
Opbouw curriculum 2e lerarenopleidingen, clustering van groepen en het leesdossier
Alle 2e graads lerarenopleidingen zijn vanaf 2005 opgebouwd langs vier leerlijnen: de Studieloopbaanbegeleidingslijn (de student werkt aan de 7 SBL-competenties en de daaraan gerelateerde gedragsindicatoren), de Integrale lijn (werken met projecten), de Werkervaringsreflectieleerlijn (praktijk) en de Conceptuele en vaardigheden leerlijn (waarin in de
| |
| |
modules aandacht is voor een goede beheersing van het vak en daarbij, voor de doeltaal).
Het onderdeel leesdossier, waarbij het lezen van literaire werken in de doeltaal en het verwerken in de doeltaal van het gelezene in een zogenaamd leeslogboek en leesdossier centraal staan, wordt dan ook aangeboden binnen de Conceptuele en vaardigheden leerlijn. Bij dit onderdeel is er voor gekozen om de studenten van de lerarenopleiding Papiamentu, Nederlands en Spaans per leerjaar te clusteren waardoor zij gezamenlijk college volgen, hetgeen kostenbesparend werkt. Bij de opleiding Engels, die qua opzet binnen de conceptuele en vaardighedenlijn verschilt van de drie andere opleidingen, wordt per leerjaar wel met het leesdossier gewerkt, maar dan, per leerjaar, in homogene groepen.
| |
Integrale aanpak een voordeel?
Bij het clusteren van groepen doet zich de vraag voor of deze handelwijze voordelen heeft boven een meer traditionele aanpak, waarbij de module aan iedere groep apart wordt aangeboden. Komen alle taalgebieden bij deze samenvoeging van groepen wel voldoende aan bod?
Het antwoord op deze vragen ligt gelegen in de aanpak tijdens de colleges, zoals vervat in de handleiding en in het gebruik van het studiemateriaal, dat zo is opgesteld dat er rekening is gehouden met de multilingualiteit die kenmerkend is voor Curaçao en die zijn weerslag vindt in het onderwijs (refererend aan de keuze van Papiamentu en/of Nederlands als instructietaal op verschillende niveaus) en in de literatuur (refererend aan het feit dat schrijvers op Curaçao zich vaak van meer dan één taal bedienen bij hun literaire productie). Deze zelfde multilingualiteit is reden om studenten al voor aanvang van hun definitieve keuze voor een van de lerarenopleidingen er nadrukkelijk op te wijzen dat bij de AF, naast de doeltaal, een behoorlijke kennis verondersteld mag worden van respectievelijk het Nederlands, Papiamentu en Engels.
| |
De handleiding
Met de eerstejaarsstudenten van de lerarenopleidingen Nederlands, Papiamentu en Spaans wordt door de docent gedurende het eerste college, waar steeds een blokuur voor is ingeruimd, de handleiding van leesdossier, die de student via het intranetsysteem van de UNA, Blackboard, kan downloaden, doorgenomen.
De instructietaal is daarbij Nederlands, de taal waarin de handleiding is opgesteld, waarbij de docent steeds fragmenten die tijdens de les de revue gepasseerd zijn, kort mondeling in de doeltaal laat samenvatten door een student uit de groep van Papiamentu en Spaans. Studenten van die groepen krijgen daarbij de gelegenheid om van de stof aantekeningen te maken in de doeltaal.
In de handleiding wordt aangegeven wat de komende drie jaar van de studenten verwacht wordt wat betreft leesdossier.
| |
| |
In het eerste college wordt de handleiding in zijn geheel doorgenomen. Aan het begin van het tweede- en derdejaar, wordt het onderdeel dat op dat jaar van toepassing is, nogmaals met de desbetreffende groep herhaald, op de manier zoals hiervoor omschreven. De studenten gebruiken dezelfde handleiding dus ook in het tweede en derde jaar.
| |
Contextuele inbedding
Na een grondige uitleg, in het eerste college van de handleiding, was het oorspronkelijk de bedoeling dat de student in de eerste en tweede periode, zelfstandig, onbegeleid, aan de slag gaat. Dat hij zelf werkt aan zijn literaire competentie en literaire socialisatie. Met het opbouwen en bijhouden van het leesdossier en leeslogboek worden deze beide competenties bij de student bevorderd.
Om die reden wordt door de docent al meteen in het eerste jaar, tijdens het eerste college uitgelegd wat de twee begrippen, literaire competentie en literaire socialisatie, precies inhouden. Dit vindt zijn rechtvaardiging in het feit dat deze twee begrippen een rode draad vormen binnen het literatuuronderwijs. Impliciet houdt dit in dat de student de literaire context, die via de modules literatuur geschetst wordt, niet mag ontberen bij het opbouwen van het leesdossier.
Gedurende de eerste drie studiejaren volgt de student dan ook modules literatuur (Literatuur 1, Jeugdliteratuur, en Kadans, literaire ontwikkeling, literaire begrippen; Literatuur 2, literatuurgeschiedenis, met Kadans, Literatuurgeschiedenis als leidraad, of Literatuur 3, literaire benaderingen, waarvoor beide delen van Kadans als naslagwerk dienen).
De modules literatuur worden steeds in de derde periode aangeboden. In het eerste jaar is er, net als bij leesdossier, sprake van een groep bestaande uit studenten van de opleiding Nederlands, Papiamentu en Spaans.
Een belangrijke connectie tussen deze literatuurmodules en het onderdeel leesdossier, zijn de leessugesties zoals die in de handleiding van leesdossier zijn opgenomen en in de methode Kadans zijn terug te vinden in de hoofdtekst of bij het onderdeel ‘Auteurs en teksten’ of ‘Leessuggesties’.
| |
Procedures
Tijdens het eerste college worden de richtlijnen en procedures rond leesdossier doorgenomen. Het komt erop neer dat gedurende elk studiejaar per opleiding per maand van een gelezen werk een verslag dient te worden gemaakt volgens een speciaal daarvoor aangegeven format. Dit format wordt ook uitgebreid besproken in Kadans, literaire ontwikkeling, literaire begrippen.
De student bewaart de verslagen in een map, een portfolio, die dus per jaar steeds omvangrijker wordt. De student wordt geacht om bij het onderdeel leesdossier gedurende de studiejaren 1, 2 en 3 steeds een aantal van 12 literaire werken te lezen, met daaraan gerelateerd het concipiëren van
| |
| |
verslagen in de doeltaal voor het leeslogboek (8 korte verslagen) en het leesdossier (4 uitgebreidere verslagen).
Het portfolio bevat dus in elk geval, de leeslijsten van de studiejaren 1, 2 en 3 met daarop in totaal: 3 × 12 = 36 gelezen werken; de notities in het leeslogboek van de studiejaren 1, 2 en 3: 3 × 8 = 24 notities; de uitgebreide leesverslagen van de studiejaren 1, 2 en 3: 3 × 4 = 12 uitgebreide leesverslagen
In het eerste jaar staat jeugdliteratuur centraal. In Kadans zijn geen titels van jeugdboeken opgenomen. Aan de studenten wordt tijdens het college een bijlage met titels van jeugdboeken overhandigd, zodat de student enig idee van titels krijgt, om zijn keuze te kunnen maken.
Voor de lerarenopleiding Nederlands gelden de volgende richtlijnen:
De studenten lezen minimaal 12 jeugdboeken, bestemd voor lezers van 12 tot 16 jaar, waarvan de helft uit de Nederlands-Caribische jeugdliteratuur. Voor de opleiding Nederlands wordt gewezen op titels van schrijvers als Miep Diekman, Sonja Garmers, Desiree Correa, Diana Lebacs, Monique Casimiri, maar ook titels van Carry Slee, Paul van Loon, en anderen. De meeste werken die genoemd worden, zijn ook beschikbaar in de bibliotheek van de UNA.
Voor het tweede en derde leerjaar wordt de student gewezen op de leessuggesties, zoals in Kadans, literatuurgeschiedenis genoemd. De student dient per hoofdstuk een keuze uit die leessuggesties te maken. In het derde jaar wordt eenzelfde procedure gehanteerd.
Het komt er kort gezegd op neer dat de student in studiejaar 2 werkt aan een representatieve leeslijst van 12 boeken. Voor Nederlands worden werken gekozen uit de hoofdstukken 2 t/m 8 van Kadans, literatuurgeschiedenis volgens de volgende richtlijnen: Kadans, hoofdstuk 2: één werk Kadans, hoofdstuk 3: één werk; Kadans, hoofdstuk 4: één werk; Kadans, hoofdstuk 5: één werk; Kadans, hoofdstuk 6: één werk; Kadans, hoofdstuk 7: drie werken, waarvan één uit de Nederlands-Caribische literatuur; Kadans, hoofdstuk 8: vier werken, waarvan twee werken uit de Nederlands-Caribische literatuur. Bij die werken kan gedacht worden aan, in chronologische volgorde: Beatrijs, Marieke van Nieumeghen, en werken van P.C. Hooft (Warenaar), G.A. Bredero (de Spaansche Brabander), Hieronymus van Alphen (Proeve van Kleine gedigten voor kinderen), Multatuli (Max Havelaar), Louis Couperus (Eline Vere), Herman Heyermans (Op Hoop van Zegen), Cola Debrot (Mijn zuster de negerin), Albert Helman (De stille plantage), F. Bordewijk, Karakter, Simon Vestdijk (De koperen tuin), Willem Frederik Hermans (Nooit meer slapen); Jan Wolkers (Turks Fruit), Boeli van Leeuwen (De eerste adam, Schilden van Leem, Het teken van Jona), Tip Marugg (De morgen loeit weer aan). In het derde jaar worden de werken voor Nederlands gekozen uit Kadans, literatuurgeschiedenis hoofdstuk 9 en 10. Voor Nederlands geldt dat zes werken afkomstig dienen te zijn uit de
Nederlands-Caribische literatuur (Jules De Palm, Kinderen van de Fraters; Frank Martinus Arion,
| |
| |
Dubbelspel, Bea Vianen, Astrid H. Roemer; Denis Henriquez, Diana Lebacs, Ellen Ombre), etc.
| |
Opbouw module leesdossier, een ontwikkeling in aanpak.
De vraag of de integrale aanpak voordelen biedt boven een traditionele aanpak en of alle taalgebieden voldoende aanbod komen, zou, de oorspronkelijke opzet van leesdossier volgend, niet bevestigend beantwoord kunnen worden.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de literatuurlijst zelfstandig en onbegeleid werd voorbereid door de student, met slechts enkele college-uren of plenaire contacturen. De student zou, tijdens deze plenaire, begeleide momenten, indien gewenst, om advies vragen aan de docent en in de gelegenheid worden gesteld om dat advies te ontvangen.
Maar deze aanpak bleek niet te werken. De studenten bleken toch meer ‘aan de hand’ meegenomen te moeten worden. Onbegeleid bleek te resulteren in het opbouwen van een leesachterstand wat betreft leesdossier.
Om die reden is besloten om, naast de colleges literatuur, ook in de eerste en tweede periode bij leesdossier hoorcolleges in te bouwen, voor alle leerjaren, waarbij de literaire context van de te lezen werken belicht wordt. Kadans is daarbij leidraad. Er wordt zodra er gefocussed wordt op stof voor de studenten Nederlands, aan de studenten van de andere doeltalen, expliciet vermeld dat de stof misschien niet direct voor hen van toepassing is, maar dat zij, omdat zij in een meertalige situatie lesgeven, en, bovendien aan het vergroten van hun geestelijke bagage moeten werken, zij die stof wel tot zich moeten nemen.
Wat gedurende de les voor de ene groep slechts als ‘namesdropping’ geldt, is voor de andere groep cruciale informatie die de groep moet opnemen in het collegedictaat.
Steeds wordt door de docent tijdens de colleges opdracht gegeven aan studenten van verschillende opleidingen, om die cruciale informatie die aanbod komt, tijdens de colleges in de doeltaal mondeling samen te vatten. Er is dan gelegenheid om die samenvatting in het collegedictaat op te nemen.
Het kan dus voorkomen dat een student Spaans, stof die bij de Nederlandstalige literatuur hoort, tijdens de colleges in het Spaans samenvat, en een student Nederlands, stof die bij de Spaanse literatuur of Papiamentse literatuur hoort, gedurende de colleges samenvat in het Nederlands.
Mondjesmaat wordt door de docent ook al het begrip ‘Recentrage’ gebruikt en wordt dat begrip met voorbeelden geïllustreerd. Tijdens de literatuurlessen in de derde periode, wordt door de betreffende vakdocent, nader en dieper ingegaan op de stof.
Steeds wordt het hiervoor beschreven proces van samenvatten in de doeltaal gehanteerd, om er zeker van te zijn dat de studenten allemaal begrijpen wat er behandeld wordt en waar het omgaat.
| |
| |
De studenten worden door deze aanpak al voorbereid op de literatuurlessen en stimuleren elkaar tot lezen. Zeker wanneer aan hen grotere verbanden getoond worden. Bij het noemen van de werken in het Nederlands van Frank Martinus Arion, wordt ook gewezen op het feit dat deze schrijver werken in het papiamentu heeft geschreven, zoals de Ibis hende raton (Ibismensmuis).
Het vele herhalen van de stof en het tonen van connecties tussen schrijvers uit de verschillende taalgebieden, met de methode Kadans als leidraad, levert uiteindelijk zeer acceptabele producten als leesdossier op.
Dit doet concluderen dat een integrale aanpak, mede ingegeven om de kosten van de opleidingen beheersbaar te houden, niet beperkend hoeft te werken, maar juist verruimend kan zijn.
| |
Bibliografie
Echteld, E., Rutgers, W., Leeslogboek en leesdossier, handleiding, UNA, 2011 |
|
Echteld, E., Rutgers, W., Severing, R., ‘Antilliaanse literatuur in vier facetten’, In: Kunsttijdschrift Vlaanderen, jrg. 58, 328, p. 302-305, 2009 |
|
Echteld, E., Rutgers, W., Severing, R., ‘Innovating Literary Education in the Netherlands Antilles’. In: La Torre, Revista de la Universidad de Puerto Rico, Año XIII, num. 49-50, p. 445-451, 2008 |
|
Echteld, E., Rutgers, W., Severing R., Gezamenlijk literatuuronderwijs op de Antillen. In: Neerlandistiek in contrast, Bijdragen aan het Zestiende Colloquium Neerlandicum 2006, Universiteit van Gent, Internationale Vereniging voor de Neerlandistiek, Woubrugge. ISBN 978-90-5170-961-2; NUR 620. |
|
Severing, R., Rutgers, W., Echteld, L, Docentenhandleiding Kadans, Literatuurgeschiedenis, FPI, Curaçao, 2005 |
|
Severing, R., Rutgers, W., Echteld, L, Kadans. Literatuurgeschiedenis, Fundashon pa planifikashon di Idioma, ISBN 999-04-2-134-X, 2005. |
|
Severing, R., Rutgers, W., Echteld, L., Kadans. Literaire ontwikkeling, literaire begrippen, Fundashon pa planifikashon di Idioma, ISBN 999-04-2-054-8, 2005 |
|
Severing, R., Rutgers, W., Echteld, L., Kadans. Literaire ontwikkeling, literaire begrippen, Fundashon pa planifikashon di Idioma, ISBN 999-04-2-054-8, 2002 |
|
|