| |
| |
| |
Tekstkwaliteit scoort
Het CCC-model als hulpmiddel bij het beoordelen van (onderwijs)teksten
Jan Renkema - Universiteit van Tilburg
Aan de Chinese filosoof Confucius werd eens gevraagd: ‘Wat zou u doen als u geroepen werd om het land te besturen?’ Confucius antwoordde: ‘De taal goed gebruiken.’ Zijn leerlingen keken hem niet-begrijpend aan. Confucius vervolgde: ‘Als de taal niet goed gebruikt wordt, komen woorden niet overeen met de werkelijkheid. Dan blijven de dingen die gedaan moeten worden, ongedaan. Het gevolg is dat het goede en het schone wegkwijnen, het recht zijn loop niet heeft, de mensen in verwarring raken en de samenleving uit elkaar valt.’
De taal goed gebruiken - als u schrijft, is dat vaak extra moeilijk. Uw tekst moet voldoende kwaliteit hebben. Bijna elke tekstschrijver, docent, voorlichter of communicatieconsulent kent de onbevredigende situatie die ontstaat wanneer je in discussie moet over de vraag of een tekst voldoende kwaliteit heeft. Vooral als de visies op de tekst sterk uiteenlopen, verzandt een discussie over tekstkwaliteit dikwijls in een onoverzichtelijke uitwisseling van meningen over zeer diverse aspecten van de tekst. Daarom is een model ontwikkeld om te kunnen praten over wat er goed en fout kan gaan in teksten, het CCC-model. Met dit model valt er wél te twisten over tekstkwaliteit.
Het CCC-model bestaat uit vijftien ijkpunten. De kwaliteit van een tekst kan worden bepaald door de tekst te beoordelen aan de hand van de verschillende ijkpunten. Als de tekst aan alle ijkpunten voldoet, is de tekstkwaliteit optimaal. Het model is hieronder gepresenteerd.
| |
| |
| |
Het CCC-model
|
Correspondentie |
Consistentie |
Correctheid |
A. Teksttype |
1. passende tekstsoort |
2. genrezuiverheid |
3. genreregels |
B. Inhoud |
4. voldoende informatie |
5. overeenstemming tussen informatie-onderdelen |
6. juistheid van informatie |
C. Structuur |
7. inzichtelijke samenhang |
8. consequente structurering |
9. correcte verbindingen |
D. Formulering |
10. gepaste formulering |
11. eenheid van stijl |
12. correcte zinsbouw en woordkeus |
E. Presentatie |
13. gepaste presentatie |
14. afstemming tekst en vormgeving |
15. correcte spelling en interpunctie |
De eerste kolom in het CCC-model vertegenwoordigt het correspondentiecriterium. Tekstkwaliteit wordt binnen dit criterium gedefinieerd als de afstemming tussen het doel van de schrijver en de behoefte van de lezer. De doelgroep onderscheidt zich door een bepaald opleidingsniveau, een specifieke achtergrond of interesse. Afhankelijk van bijvoorbeeld opleiding zal een lezer meer behoefte hebben aan bepaalde informatie. De schrijver heeft daarnaast altijd een bepaald doel voor ogen met de tekst. De tekst voldoet aan het correspondentiecriterium als de schrijver zijn doelen haalt én als de tekst voldoet aan de behoeften of verwachtingen van de beoogde lezers.
De tweede kolom heeft betrekking op het consistentiecriterium. Een tekst voldoet aan dit criterium wanneer eenmaal gemaakte keuzen consequent worden volgehouden. Een schrijver heeft voor het overbrengen van zijn boodschap meestal verschillende mogelijkheden tot zijn beschikking. Zo kan een schrijver een bepaalde tekststructuur kiezen. In principe zijn meerdere mogelijkheden juist, maar als eenmaal een keuze is gemaakt, bijvoorbeeld voor een thematische indeling, dan moet de schrijver zich hieraan houden en mag hij dus niet zomaar overgaan op bijvoorbeeld een chronologische indeling. Bij dit criterium moet er dus overeenstemming zijn tussen de verschillende tekstonderdelen.
De derde kolom bevat de ijkpunten volgens het correctheidscriterium. Binnen deze kolom vallen alle tekstoordelen die betrekking hebben op de taalregels, zoals die zijn vastgelegd in woordenboeken en stijl- en spellinggidsen. Ook inhoudelijke onjuistheden vallen onder dit criterium. Volgens dit criterium
| |
| |
moet er afstemming bestaan tussen de tekst enerzijds en de regels voor taal en de feiten in de werkelijkheid anderzijds.
De drie criteria zijn werkzaam op de vijf tekstniveaus ‘teksttype’, ‘inhoud’, ‘opbouw’, ‘formulering’ en ‘presentatie’. De koppeling tussen de drie criteria en de vijf kolommen levert vijftien ijkpunten op.
| |
De vijftien ijkpunten
De ijkpunten 1, 2 en 3 hebben betrekking op het tekstniveau ‘teksttype’. Stel dat een personeelschef het personeel wil informeren over het hoe en wat van een nieuwe spaarloonregeling. Dan is een affiche waarschijnlijk niet de meest geschikte tekstsoort. Ingewikkelde informatie komt beter tot zijn recht in een brochure. Dan kan de lezer de informatie ook thuis nog eens rustig nalezen. Met een affiche stemt de schrijver het teksttype niet af op het doel, en ook niet op de behoefte van de lezer. Deze fout hoort onder ijkpunt 1. Als een voorlichter het kopje ‘persbericht’ boven een interne memo zou zetten, worden de regels voor twee genres vermengd. Hetzelfde is het geval wanneer een nieuwsbericht opiniërende of evaluerende passages bevat. Er is dan sprake van ‘genre-onzuiverheid’, een schending onder ijkpunt 2. En uiteraard moeten de genreregels correct worden toegepast, ijkpunt 3. In feite wordt het teksttype bepaald door de genreregels: als een schrijver geen aanhef of afsluiting gebruikt, dan schrijft hij geen slechte brief, maar in het geheel geen brief.
De ijkpunten behorend bij het tekstniveau ‘inhoud’ gaan over de volledigheid, de geschiktheid en de juistheid van de informatie in de tekst. Een tekst is goed als er niet te veel en niet te weinig informatie in een tekst staat. Als er te weinig informatie gegeven is, wordt de informatiebehoefte van de lezer niet vervuld. Staat er te veel informatie, dan is de tekst voor de lezer niet meer overzichtelijk en kan de relevante informatie moeilijker worden teruggevonden. In beide gevallen mist de schrijver zijn doel. Het ijkpunt 4 ‘voldoende informatie’ gaat dus over de afstemming van de hoeveelheid informatie op de behoefte van de lezer en de wensen van de schrijver. IJkpunt 5 gaat over de consistentie van de inhoud door de gehele tekst. Dit betekent bijvoorbeeld dat de auteur zichzelf niet mag tegenspreken, en dat er geen tegenstrijdige feiten gepresenteerd mogen worden. Ten slotte moet de inhoud ook aan het correctheidscriterium voldoen. Als de tekst inhoudelijke onjuistheden bevat, is er sprake van schending van ijkpunt 6.
Het derde tekstniveau is ‘opbouw’. Ook de opbouw van een tekst moet voldoen aan het doel van de schrijver en de verwachting van de lezer. De opbouw moet ‘logisch’ zijn en voldoende gemarkeerd. Met ‘logisch’ wordt hier bedoeld: ‘te beredeneren’. Eerst een niet-tekstueel voorbeeld. In het gemeentehuis zal het bureau van de burgemeester zich vermoedelijk niet direct naast de ingang bevinden, anders zal hij waarschijnlijk te vaak lastig gevallen worden met vragen van burgers. En geen enkele burger zal de receptie zoeken op de bovenste verdieping. Als bezoeker zouden we bovendien verwachten dat de verschillende afdelingen van het gemeentehuis
| |
| |
duidelijk zijn aangegeven, zodat geen uitgebreide zoektocht naar bijvoorbeeld de afdeling ‘afhalen rijbewijzen en paspoorten’ nodig is.
Met dit voorbeeld in het achterhoofd zijn de ijkpunten waarschijnlijk beter te begrijpen. Volgens ijkpunt 7, ‘inzichtelijke samenhang’, moet het voor de lezer duidelijk zijn hoe de tekst is opgebouwd. De volgorde van de informatie moet bovendien de lijn van de redenering op een heldere manier weerspiegelen. Een tekst voldoet bijvoorbeeld niet aan ijkpunt 7 wanneer de schrijver met de deur in huis valt of van de hak op de tak springt. De beoogde samenhang moet door de gehele tekst consequent worden doorgevoerd. Dit is ijkpunt 8 ‘consequente structurering’, onder het consistentiecriterium. Een voorbeeld van een schending onder dit ijkpunt is wanneer de ene alinea onderwerp A behandelt, de volgende alinea onderwerp B, en de derde alinea onderwerp C maar ook nog een stukje van onderwerp A. De samenhang moet ten slotte duidelijk worden gesignaleerd (dit is te vergelijken met de bordjes in het gemeentehuis). En uiteraard moeten de markeringen ook juist zijn. In een rapport dat eindigt met ‘Concluderend kunnen we het volgende stellen...’ wordt de afsluiting duidelijk gemarkeerd, maar er moet dan ook wel een conclusie volgen van de voorafgaande informatie. Als de schrijver onjuiste markeringen gebruikt, is er sprake van een schending onder ijkpunt 9, ‘correcte verbindingen’.
Het vierde tekstniveau is ‘formulering’. De formulering die een schrijver kiest, moet aansluiten bij het publiek. In principe heeft een schrijver verschillende mogelijkheden om met zijn woordkeus en zinsbouw een bepaalde stijl uit te drukken. Daarbij moet de schrijver wel rekening houden met de tekstsoort en de inhoud. In bijvoorbeeld een wetenschappelijk artikel behoort geen formulering als: ‘Er kwam niks uit het experiment.’ Deze woordkeus is te informeel voor wetenschappelijke proza.
Zinsbouw en woordkeus moeten zijn afgestemd op de behoefte van de lezer en het doel van de schrijver. Vandaar ijkpunt 10: ‘formuleer gepast’. Dit ijkpunt heeft betrekking op de vier stijldimensies: begrijpelijkheid, aantrekkelijkheid, bondigheid en toonzetting. Op alle vier dimensies moet ‘het juiste midden’ worden gevonden tussen ‘te dicht bij de lezer’ of ‘te ver weg van de lezer’. Als de tekst te moeilijk is geformuleerd, zal de lezer het niet snappen. Maar aan een te eenvoudig geformuleerde tekst zal een lezer zich waarschijnlijk gaan ergeren. Onaantrekkelijke formuleringen zijn niet fout, maar lezen onprettig, of klinken niet mooi. Een voorbeeld van een ‘te aantrekkelijke formulering’ is een gekunstelde metafoor. Een te bondige uiteenzetting is niet te volgen voor de lezer, een te uitgebreide niet meer overzichtelijk. De toonzetting is een probleem apart. Een auteur die te ver van zijn lezers af staat, loopt het gevaar een afstandelijke, koele of beledigende formulering te gebruiken. Als de auteur te dicht naar de lezers toekruipt, dan loopt hij het gevaar betuttelend over te komen.
Het ijkpunt 11 gaat over de consistentie van stijl. Als de schrijver eenmaal heeft gekozen voor een bepaalde wijze van formuleren, dan moet hij die keuze door de hele tekst consequent volhouden. Belangrijk om te vermelden is dat een andere stijl niet fout is, maar dat de schrijver een fout maakt door af te wijken van de gekozen stijl. Een duidelijk voorbeeld onder dit ijkpunt is
| |
| |
wanneer de schrijver er halverwege de tekst toe overgaat de lezer te tutoyeren. Ten slotte moet de woordkeus en zinsbouw van een tekst voldoen aan de geldende grammaticaregels. Is dit niet het geval, dan is er sprake van een schending volgens ijkpunt 12.
Het laatste tekstniveau is ‘presentatie’. Onder dit niveau vallen alle taaloordelen die te maken hebben met de uiterlijke verzorging van een tekst. De presentatie van een tekst voldoet aan het correspondentiecriterium wanneer de manier waarop de informatie wordt gepresenteerd, aansluit bij de behoefte van de lezer en het doel van de schrijver. Als de lezer bijvoorbeeld wordt geconfronteerd met zeer complexe informatie, dan kan de structuur extra inzichtelijk worden gemaakt met behulp van tabellen, diagrammen, opsommingstekens enzovoort. Als de schrijver niet optimaal gebruik maakt van de presentatiemogelijkheden, dan is er sprake van een schending onder ijkpunt 13. Is er eenmaal gekozen voor een bepaalde presentatievorm, dan moet de schrijver die keuze ook door de gehele tekst volhouden. Ook moet de vormgeving passen bij de tekst (ijkpunt 14). Ten slotte moeten alle woorden in de tekst correct gespeld zijn, en moet de interpunctie ook volgens de regels gebeuren. Onjuiste gespelde woorden en onjuist gebruik van interpunctie zijn schendingen onder ijkpunt 15.
| |
Een voorbeeldanalyse
Hoe werkt het CCC-model nu in de praktijk? Het antwoord op deze vraag kan het beste worden gegeven aan de hand van een voorbeeldanalyse van een eenvoudig tekstje. Het gaat om een brief van een studente aan de Examencommissie van haar opleiding met de vraag of zij alsnog de mogelijkheid kan krijgen van een herexamen. In de brief zijn (minimaal) 33 fouten op te merken. In deze bijdrage wordt de analyse volgens het CCC-model in omgekeerde volgorde uitgevoerd: vanaf ijkpunt 15 via 12, 11 en 10 naar ijkpunt 4. Met deze volgorde wordt het relatieve belang van de ijkpunten duidelijk: hoe hoger in het model hoe belangrijker de verbeteringen.
| |
| |
| |
De originele brief
1 |
Betreft: Hertentamen |
2 |
|
3 |
Geachte leden van de Examen commissie, |
4 |
|
5 |
Mijn naam is Annelies Vant en momenteel ben ik bezig met |
6 |
de pre master interculturele communicatie. Naar aanleiding |
7 |
van jullie brief heb ik de stappen gevolgd die jullie mij |
8 |
geadviseerd hebben. Daarom stuur ik alsnog een brief met |
9 |
de reden waarom ik de hertentamen niet heb kunnen |
10 |
maken. |
11 |
|
12 |
Ik ben in tussentijd bevallen van een dochter. Zoals jullie |
13 |
weten heb ik samen met de studie adviseur een plan |
14 |
opgesteld hoe ik mijn studie goed kan afronden, maar ik heb |
15 |
een probleem. In Maart had ik een tentamen die net net na |
16 |
mijn bevalling heeft plaats gevonden. Dit is de hertentamen |
17 |
van Statistiek. Door de geboorte van mijn dochter was het |
18 |
mij niet gelukt om deze tentamen te maken. |
19 |
|
20 |
Al ben ik in Maart moeder geworden wil ik toch mijn uiterste |
21 |
best doen om de pre master in een jaar te halen. Ik ben |
22 |
gemotiveerd en een doorzetter. Daarom vraag ik graag van |
23 |
de examen commissie voor toestemming om de |
24 |
hertentamen later te maken, dit zal mij helpen om het |
25 |
studiejaar goed af te ronden. |
26 |
|
27 |
Ik bedank de examencommissie voor hun tijd en hoop graag |
28 |
op een antwoord. |
29 |
|
30 |
Hoogachtend, |
31 |
|
32 |
Annelies Vant |
33 |
|
| |
| |
| |
Analyse op basis van ijkpunt 15 (spelling en interpunctie)
Op ijkpunt 15 bevat de brief 13 (van de in totaal 33) fouten. Sommige dingen worden niet aangemerkt als fout. Op regel 16 mag bijvoorbeeld in plaats van ‘een’ ook ‘één’ staan, maar dit is niet nodig. Ook zonder streepjes is duidelijk dat het om een of één jaar gaat.
In de brief staan echter ook echte fouten. De brief bevat zes keer ten onrechte een spatie, hieronder aangegeven met een &. Samenstellingen, zoals ‘examencommissie’, ‘premaster’, ‘studieadviseur’ en ‘plaatsvinden’ moeten aaneengeschreven worden.
In de brief wordt drie keer gezondigd tegen de conventies voor hoofdlettergebruik. Zie de letters in vet. Namen, ook die van studies en commissies, krijgen een hoofdletter. De namen van maanden krijgen een kleine letter. Het woord ‘examencommissie’ staat wel goed in de aanhef, maar niet in de tekst.
De brief bevat vier onvolkomenheden in de interpunctie, hieronder aangeduid met een *.
In de eerste zin verbindt ‘en’ ten onrechte twee aparte zinnen. Hier had een punt moeten staan.
Op regel 11 staat een komma voor ‘maar’. Hier begint echter een nieuwe mededeling, dus dan liever ook een nieuwe zin. Op regel 16 kan beter een komma tussen de werkwoordsvormen ‘geworden’ en ‘wil’. Op regel 18 staat een komma voor ‘dit’. Hier had ook een punt moeten staan omdat er een nieuwe zin begint.
| |
| |
| |
De originele brief geanalyseerd op ijkpunt 15
1 |
Betreft: Hertentamen |
2 |
|
3 |
Geachte leden van de Examen&commissie, |
4 |
|
5 |
Mijn naam is Annelies Vant *en momenteel ben ik bezig met |
6 |
de pre&master interculturele communicatie. Naar aanleiding |
7 |
van jullie brief heb ik de stappen gevolgd die jullie mij |
8 |
geadviseerd hebben. Daarom stuur ik alsnog een brief met |
9 |
de reden waarom ik de hertentamen niet heb kunnen |
10 |
maken. |
11 |
|
12 |
Ik ben in tussentijd bevallen van een dochter. Zoals jullie |
13 |
weten heb ik samen met de studie&adviseur een plan |
14 |
opgesteld hoe ik mijn studie goed kan afronden, *maar ik |
15 |
heb een probleem. In Maart had ik een tentamen die net net |
16 |
na mijn bevalling heeft plaats&gevonden. Dit is de |
17 |
hertentamen van Statistiek. Door de geboorte van mijn |
18 |
dochter was het mij niet gelukt om deze tentamen te |
19 |
maken. |
20 |
|
21 |
Al ben ik in Maart moeder geworden * wil ik toch mijn |
22 |
uiterste best doen om de pre&master in een jaar te halen. Ik |
23 |
ben gemotiveerd en een doorzetter. Daarom vraag ik graag |
24 |
van de examen&commissie voor toestemming om de |
25 |
hertentamen later te maken, *dit zal mij helpen om het |
26 |
studiejaar goed af te ronden. |
27 |
|
28 |
Ik bedank de examencommissie voor hun tijd en hoop graag |
29 |
op een antwoord. |
30 |
|
31 |
Hoogachtend, |
32 |
|
33 |
Annelies Vant |
| |
| |
| |
Analyse volgens de ijkpunten 12, 11 en 10 (formulering)
Tegen de ijkpunten over formulering wordt in de brief veertien keer geschonden. De brief bevat vier fouten tegen zinsbouw en woordkeus, ijkpunt 12. Hieronder in vet weergegeven.
1. | Bij het woord tentamen hoort het lidwoord ‘het’, en de voornaamwoorden ‘dit’ en ‘dat’. |
2. | In de zin die begint met ‘Al ben ik’ (regel 16) is de woordvolgorde in de deelzin na ‘Als’ onjuist. Hier had moeten staan: ‘toch wil ik’. De zin bevat nog een andere fout. Hier wordt iets toegegeven: ‘Al ben ik moeder geworden’, maar het verband met wat volgt is niet correct. Na zo'n sterk voegwoord van toegeving, zou er een niet discutabel feit moeten volgen. Bijvoorbeeld: ‘Al ben ik moeder geworden, ik blijf recht houden op studiefinanciering.’ Beter is hier: ‘Hoewel ik moeder geworden ben, blijf ik mijn best doen.’ |
3. | Op regel 13 staat ‘was het mij niet gelukt’. Hier is de verleden tijd niet correct. Het moet zijn: ‘is het mij niet gelukt’. |
4. | Op regel 18 staat een fout voorzetsel: het is niet ‘vragen voor toestemming’ maar ‘vragen om toestemming’. Hier kan het voorzetsel beter weg, omdat er verderop in de zin al ‘om’ staat. |
De brief bevat vijf inconsistenties in woordgebruik, ijkpunt 11. Hieronder in cursief weergegeven.
1. | In de brief wordt de Examencommissie rechtstreeks aangesproken: ‘jullie brief’, ‘Zoals jullie weten’, maar in de laatste zin wordt hier zonder noodzaak van afgeweken. |
2. | De Examencommissie is een enkelvoudig woord, maar er wordt naar verwezen met ‘jullie’. |
3. | Op regel 6 staat ‘stappen gevolgd’. Dit is een contaminatie, een vermenging van ‘stappen gezet’ en ‘procedure gevolgd’. |
4. | Regel 10 spreekt over ‘in tussentijd’. Dit moet zijn ‘intussen’, ‘ondertussen’, ‘inmiddels’ of ‘in de tussentijd’. Ook een contaminatie. |
5. | Het woord ‘graag’ gaat niet goed samen met vragen (regel 17) en hopen (regel 21), en kan in een formele brief ook beter achterwege blijven. |
De brief laat in vijf gevallen ook een minder gepaste woordkeus zien. Hieronder weergegeven met #
1. | Het gebruik van jullie is niet alleen inconsistent, maar ook niet gepast. De commissie kan beter worden aangesproken met ‘u’, en dan uiteraard ook ‘uw’. |
2. | Regel 10 begint met ‘Zoals jullie weten’. Uit de mond van een student naar een commissie klinkt dit nogal vreemd. De toon is niet juist. Met het woord ‘misschien’ zou de formulering al veel gepaster zijn: ‘Zoals u misschien weet’. Maar nog beter is het om deze nogal overbodige zinswending helemaal te schrappen. |
| |
| |
3. | In de zin daarna wordt ‘het hebben van een tentamen’ gecombineerd met ‘heeft plaatsgevonden’. Deze combinatie is nogal tautologisch, en werkt daardoor stijlverslappend. |
4. | De laatste zin met ‘Ik bedank’ past in deze vorm niet in een verzoekbrief. De zin klinkt kortaf. Hier zou ‘graag’ heel goed passen. |
5. | Ook ‘Ik hoop op een antwoord’ is minder passend. Bovendien is de Examencommissie verplicht tot antwoorden. Gebruikelijker is dan een slotformule als: ‘Ik zie uit naar uw antwoord.’ |
| |
De deels verbeterde brief geanalyseerd op formulering
1 |
Betreft: Hertentamen |
2 |
|
3 |
Geachte leden van de Examencommissie, |
4 |
|
5 |
Mijn naam is Annelies Vant. Momenteel ben ik bezig met de |
6 |
premaster Interculturele Communicatie. Naar aanleiding van |
7 |
#jullie brief heb ik de stappen gevolgd die #jullie mij |
8 |
geadviseerd hebben. Daarom stuur ik alsnog een brief met |
9 |
de reden waarom ik de hertentamen niet heb kunnen |
10 |
maken. |
11 |
|
12 |
Ik ben in tussentijd bevallen van een dochter. #Zoals #jullie |
13 |
weten heb ik samen met de studieadviseur een plan |
14 |
opgesteld hoe ik mijn studie goed kan afronden. Maar ik heb |
15 |
een probleem. In maart had ik een tentamen die net net na |
16 |
mijn bevalling heeft #plaatsgevonden. Dit is de |
17 |
hertentamen van Statistiek. Door de geboorte van mijn dochter was het |
18 |
mij niet gelukt om deze tentamen te |
19 |
maken. |
20 |
|
21 |
Al ben ik in maart moeder geworden, wil ik toch mijn |
22 |
uiterste best doen om de premaster in een jaar te halen. Ik |
23 |
ben gemotiveerd en een doorzetter. Daarom vraag ik graag |
24 |
van de Examencommissie voor toestemming om de |
25 |
hertentamen later te maken. Dit zal mij helpen om het |
26 |
studiejaar goed af te ronden. |
27 |
|
28 |
Ik #bedank de Examencommissie voor hun tijd en #hoop |
29 |
graag op een antwoord. |
| |
| |
30 |
|
31 |
Hoogachtend, |
32 |
Annelies Vant |
Ondanks de dertien verbeteringen volgens ijkpunt 15 en de veertien verbeteringen volgens de ijkpunten 12, 11 en 10, verdient de brief nog geen schoonheidsprijs. Verdere analyse is daarom nodig.
| |
Analyse volgens ijkpunt 4 (voldoende informatie)
De brief bevat op ijkpunt 4 minder fouten dan op de eerder geanalyseerde ijkpunten. Van de in totaal 33 fouten worden er slechts zes gemaakt op ijkpunt vier. Toch heeft herschrijving van deze zes fouten veel ingrijpendere gevolgen dan de herschrijving van de vorige geanalyseerde fouten.
De volgende zes onvolkomenheden zijn op te merken in de brief op ijkpunt 4:
1. | De betreft-regel bevat onvoldoende informatie. Het gaat hier niet om een hertentamen maar om een vraag over extra herkansing. Ook is het dan handig om erbij te zetten om welk tentamen dit gaat. |
2. | De brief hoeft niet te openen met de naam; die staat al onder de brief. |
3. | Op regel 5 staat ‘ben bezig’. Dit is nogal vaag. Veel informatiever is het om aan te geven in welke fase van de studie men zich bevindt, bijvoorbeeld tweedejaars, of vlak voor de scriptie. Met zo'n introductie is het niet onbeleefd om een brief met Ik te beginnen. Maar deze aanduiding kan ook in de afsluiting worden gezet. |
4. | In de derde zin (regel 6) blijft onduidelijk om welke stappen het gaat, vooral omdat in de brief daarna maar over één stap gesproken wordt: het schrijven van een brief met een reden. Deze informatie kan daarom korter worden weergegeven. In feite volstaat één inleidende zin: een brief op verzoek. Het is dan wel handig om de datum van de brief erbij te vermelden. Zo kan direct worden nagegaan op welke brief hier geantwoord wordt. |
5. | De informatie in de tweede alinea is nogal omslachtig. Het gaat om moederschap, en hertentamen in de kraamtijd. De ingekorte informatie kan beter gecombineerd worden met de derde alinea over motivatie. |
6. | In de derde alinea is de laatste zin overbodig. Uiteraard is een extra herkansing een goed hulpmiddel. |
| |
| |
| |
De verbeterde brief
1 |
Betreft: extra herkansing tentamen Statistiek |
2 |
|
3 |
Geachte leden van de Examencommissie, |
4 |
|
5 |
Op uw verzoek (brief van datum) stuur ik u een brief met de |
6 |
reden waarom ik het hertentamen Statistiek niet heb kunnen |
7 |
maken. |
8 |
|
9 |
Ik ben enkele maanden geleden bevallen van een dochter. |
10 |
Daarom kon ik niet deelnemen aan het hertentamen |
11 |
Statistiek dat enkele weken daarna plaatsvond (datum). |
12 |
Inmiddels heb ik samen met de studieadviseur een plan |
13 |
opgesteld hoe ik mijn studie goed kan afronden. Ik wil mijn |
14 |
uiterste best doen om de premaster in een jaar te halen. Ik |
15 |
ben gemotiveerd en een doorzetter. Daarom vraag ik van de |
16 |
Examencommissie toestemming om het hertentamen later |
17 |
te maken. |
18 |
|
19 |
Graag bedank ik u voor uw tijd. In afwachting van uw |
20 |
antwoord, |
21 |
|
22 |
Hoogachtend, |
23 |
|
24 |
Annelies Vant |
25 |
|
26 |
Studente premaster Interculturele Communicatie |
27 |
|
| |
| |
Overigens is ook deze herschrijving nog voor verbetering vatbaar. In de brief staat nu ‘deelnemen aan’, omdat de zin dan beter loopt dan met ‘maken’. Bovendien staat ‘maken’ al in de eerste zin. Zo had ‘later’ ook netter kunnen klinken: ‘op een later tijdstip’. Er had ook meer argumentatie kunnen worden opgenomen, bijvoorbeeld resultaten tot nu toe. Elke tekst en ook elke herschrijving kan altijd nog beter. Maar ijkpunt 4 geeft wel de meest ingrijpende verbeteringen.
| |
Het CCC-model in het onderwijs
Wanneer in een bespreking over de kwaliteit van een tekst het CCC-model als uitgangspunt wordt genomen, en wanneer alle ijkpunten worden doorlopen, dan is de kans groot dat alle tekstaspecten aan de orde komen. Zo kan op basis van dit model een beredeneerd voorstel voor een cijfer worden geformuleerd. Een docent kan bijvoorbeeld tien punten verdelen over vijf niveaus, bijvoorbeeld: teksttype (1), inhoud (3), opbouw (2), formulering (3), presentatie (1). Deze verdeling weerspiegelt ook de verhouding in werktijd die bij een schrijfopdracht - in een ideale situatie - moet worden besteed aan de verschillende niveaus. Een CCC-analyse kan ook dienen als ondersteuning van een intuïtief oordeel. De docent geeft dan eerst een globaal oordeel, en probeert dat daarna te motiveren en om te zetten in een cijfer via minpunten voor de diverse niveaus.
Om het cijfer zo hoog mogelijk uit te laten vallen, kan een leerling ook zelf het CCC-model gebruiken. Het CCC-model kan namelijk gebruikt worden als een leidraad bij het uitvoeren van een schrijfopdracht. Wanneer een schrijver alle ijkpunten in acht neemt zal de kwaliteit van de tekst immers hoger zijn. Voor goed schrijven is iets anders nodig dan het snelle tikwerk van opschrijven wat u denkt. Vandaar ook: schrijf niet wat je weet, maar weet wat je schrijft. Een goede voorbereiding kan veel onduidelijkheden verhelderen en daardoor veel problemen voorkomen. Over het belang van die bezinning voorafgaand aan het schrijven, vindt u meer in de herziene versie van de Schrijfwijzer die in het voorjaar van 2012 verkrijgbaar zal zijn.
|
|