Herman Post
Toneel en televisie
In een interview in Les Arts verklaart Jean Vilar, dat televisie niet het ideale medium is voor toneel. Direkte reportages op sociaal, economisch of welk ander terrein ook, dat is pas televisie. Maar elk toneelstuk - ook van Sophocles of Shakespeare - zinkt in het niet, zo meent hij, bij de lancering van een Geminicapsule of bij kosmonauten die in de ruimte rondwandelen. ‘Quel théâtre, alors!’ roept Jean Vilar uit. Hoewel men dit soort opmerkingen, gemaakt in een interview, nooit al te serieus moet nemen, blijkt hieruit toch wel eens te meer, hoezeer een volbloed theaterman als Jean Vilar, die toch bepaald wel nieuwe wegen heeft durven inslaan, het medium televisie als overdrachtsmiddel voor toneel afwijst. In deze mening staat hij niet alleen. Niet slechts in de toneelwereld, maar ook in de televisiewereld kan men meermalen horen verkondigen, dat toneel niet op de beeldbuis thuishoort. Het waarom hiervan wordt echter zelden duidelijk gemaakt, terwijl ook de praktijk deze mening lijkt te logenstraffen. Belangrijke Westeuropese landen, zoals Engeland, Frankrijk, Duitsland en ook Nederland blijken immers nog altijd een respektabel aantal dramatische produkties uit te zenden. Engeland en Nederland halen beide zelfs een gemiddelde van drie stukken per week, dat wil zeggen zo'n 130 à 140 per jaar. Voor Nederland betekent dat, dat de televisie tweemaal zoveel stukken uitzendt als de gezelschappen in première brengen. Maar, zeggen de tegenstanders dan, kijk eens naar Amerika; daar komt zelden of nooit een toneelstuk op het scherm, terwijl men daar toch het verst gevorderd is op het gebied van de televisie. Afgezien van het feit, dat het laatste alleen in technisch opzicht waar is, liggen de zaken in Amerika fundamenteel anders, omdat de televisie in dat land voor de volle honderd procent kommercieel is. Nuttiger is het, eens na te gaan, in hoeverre televisie zich principieel niet laat verenigen met toneel.
Al gauw denkt men dan aan eenzelfde kontroverse, als die in het verleden tussen de speelfilm en het toneel heeft bestaan. Ook toen heeft men de film als een soort surrogaat-toneel willen beschouwen en heeft het jaren geduurd voor de film als zelfstandige, kreatieve kunstvorm werd geaccepteerd. Dat deze kontroverse in vele opzichten te vergelijken is met de huidige tussen toneel en televisie is niet toevallig, omdat de televisie in technisch opzicht veel overeenkomst vertoont met de film, terwijl ook de emotionele bezwaren van de toneelwereld t.a.v. film en televisie veelal dezelfde zijn.
Als de film zijn artistiek bestaansrecht verworven heeft, waarom zou de televisie dat dan ook niet kunnen? Het vinden van een antwoord op deze vraag is