Contour. Jaargang 2
(1966)– [tijdschrift] Contour– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |
Het gebruik van NeeltjeLiteratuur smaakt velen naar meel. Als je het woord noemt, ben je al boze wolf. De zevenhonderdduizend geitjes kijken wel uit. Die heeft meel in z'n keel, denken ze en wachten op de witte poottruc. Want literatuur kent men nu wel, een voorbij begrip, dat associeert aan deftigheid, pose en status. Literatuur valt niet meer mee te werken, dat vinden de uitgevers ook. Dichters en schrijvers met gevoel voor werkelijkheid noemen zich dan ook publicisten of copywriters. De uitgever verbreidt het materiaal, waar, waarom, hoe, het zal hem een zorg zijn, als het maar om ‘aktuele tekst’ gaat en de kopers niet hoeven twijfelen of ze de foto van de maker wel of niet eerder gezien hebben. Natuurlijk hebben ze die eerder gezien. Anders was de warming-up onvoldoende. Brul. Ik neem een hapje meel. Geitjes opgelet, ik spreek nu weer over literatuur, de gedichten van Neeltje Sofie Maria Perk Min, kortweg Neeltje Maria Min. Nog voor haar debuut - Voor wie ik liefheb wil ik heten - schiep men Het Geheim. Bert Bakker en Wim Gijsen waren kennelijk wat verlegen met de ouderwetse naam van de dichteres en vermoedelijk bang dat moderne mensen zoals u en jij geen wijs meer konden worden uit de heldere, ritmische, melodieuze gedichten. Met een aandoenlijke commentaardrift noteerden zij zó geheimzinnig weinig of niets over Neeltjes doen en laten (Maatstaf, juni 1966), dat de literaire medewerkers van het Algemeen Dagblad dachten dat het allemaal om een practical joke ging. Zij vonden tot hun verbazing een wezen van vlees en bloed waaraan vragen gesteld konden worden. De race naar Neeltjes innerlijk begon. De Haagse Post, Het Vaderland, Het Parool, Vrij Nederland en Televizier stuurden hun specialisten naar Bergen, het bolwerk van de kunst. Alle interviews leken op elkaar als twee druppels water. Iedereen riep over natuur en Hoe Kan Het, talent en Een Wonder - dat is niet zo erg - maar ook over Vader en Moeder Min, de Familie Min, het Karakter van de familie Min en nog veel meer, wat van geen enkel belang is voor de lezers van Neeltje Maria Min's gedichten. Willens en wetens heeft men haar be-krant en betelevisied, om een publiek te kweken van griezelige puzzelaars. Neem mijn vader, die mij pratende vreemd is schrijft Neeltje. (Dat is die man, die... wat stond er ook weer in de krant? Wat zei ze zelf ook weer in dat vrouwenprogramma van de televisie...). Mijn moeder is mijn naam vergeten... Is de poëzie gediend met reklamecampagnes over de privé-omstandigheden van haar maker? Er zijn mensen die praten over demokratisering van de kunst, het wekken van | |
[pagina 207]
| |
grotere interesse voor het lezen van gedichten, het meehelpen aanleren van een zeker inzicht. De publiciteit om Neeltje heeft juist het tegenovergestelde bereikt. De Dichteres is weer heilig, Poëzie is weer Een onbegrijpelijk Raadsel. Voor wie ik liefheb wil ik heten zal geen groter aantal lezers hebben dan andere bundels. Wel een grotere oplage, wel veel meer smulpapen die in de tekst controleren of het succesverhaal van de Assepoester van Bergen overeenkomt met hun opvattingen over keukenmeidenromans. De warming-up voor het verschijnen van de bundel is brutaal gebruik maken geweest van de eigenheid van de dichteres, zoals die door de publiciteit werd opgedist. Literatuur alleen redt het niet meer, er moet gestunt worden. Door dit stukje heb ik mijn steentje bijgedragen. Ik werp het niet als eerste weg, maar eindig wel met een stellige bewering. In een volgende Contour zullen we u en ons zelf konfronteren met de gedichten van Neeltje Maria Min. j.w.o | |
BeleidsfoutVolgens mij heeft het weinig zin de gevels aan te prijzen en de grachten. Beter is het om het vuil er uit te vissen en er mee te leuren in de buitenwijken en ons steentje bij te dragen aan het nijpende parkeerprobleem. Laat B. en W. de pest maar krijgen met het centraal sisteem teeveeantenne. Veertien verdiepingen. Jawel. Veel beter is het iemand drie hoog uit het raam te laten vallen. Flets zijn toch niet te betalen. b.j. sijtsma | |
SelfmadeIk word doodziek van al die vastberaden mensen die zo feilloos leven daar een eventueel falen aan de omstandigheden toegeschreven wordt. Steeds maar voortgaan. Onuitstaanbaar vitaal: ‘regen en wind kunnen ons niet deren’. Altijd opgewekt. Er nooit aan denkend dat de nacht wel eens iets anders nog zou kunnen brengen dan de slaap der rechtvaardigen of de geplende paring. | |
[pagina 208]
| |
Bang ben ik ook voor ze. Bang voor hun Einddiploma-HBS-A-ogen. Bang voor de scherpe scheiding in hun gladde haar. Bang voor de wijze waarop ze hun dunne benen overelkaar slaan. Vandaar dat een wandeling over een kerkhof zo troostend werkt. b.j. sijtsma | |
RenegaatEr waren dagen dat ik alleen maar van berichten leefde. (verlossing uit de slavernij en zo) En ik in wanhoop raakte als ik de bedoelingen van Lenin, uiteengezet in slecht gedrukte, sterk naar drukinkt ruikende brozjuures, maar niet begrijpen ( kon. Het was zo vreselijk nodig dat de maatschappij veranderen zou. En de kameraden hadden Lenin in hun zak. Als ze niet ‘met vrouw en kinderen bezig waren’, dan zagen ze er uit alsof reeds bij zonsondergang de revoluutsie een voldongen feit zou zijn. Dat in de nacht, voorafgaand aan de dag van morgen, het centrale komitee de macht reeds had verworven. Slechts ik begreep nog steeds niet welke wijsheid Lenin mij verkondigde. Nou ja, het is voorbij. En W.I. Lenin is vast wel een wijs man geweest. De kameraden zien er nu ook anders uit. Wat grauwer en wat grimmiger. Ze houden, als je het mij vraagt, al geen rekening meer met ‘die nacht voorafgaand aan de dag van morgen’. Laten we hopen dat hun kinderen (kleinkinderen desnoods) gelukkig zullen zijn. b.j sijtsma |
|