| |
| |
| |
| |
[Nummer 6]
J-W. Overeem
Hades
een protest uit de generaliteitslanden
Als twintigste bundel in de vier jaar oude literaire reeks van de Eindhovense uitgeversassociatie ‘Opwenteling’ verscheen onlangs ‘Rekwiëm voor mijn vader Kaïn - Protese voor 'n ziel - Mandala&moederloog’, een drieluik van gedichten zullen we maar zeggen, van Hades. ‘Hades’ wordt gelanceerd door Peter Schuddeboom en Hans van den Waarsenburg die samen de groep Manifest aanvoeren. Voor ik verder iets over Hades, de ‘anonime&autistiese apologeet van de ars bene moriendi’ zeg, eerst wat over de achtergronden, zonder welke de mystifikatie Hades en het grafwerk waaraan Hades zijn (hun) naam verbindt, nauwelijks te begrijpen zou zijn. Hades is niet zomaar de eerste de beste reaktionaire viervoeter, die toevallig een bundeltje in elkaar geschopt heeft.
Namen die al genoemd zijn, zijn ‘Opwenteling’ en ‘Manifest’. Eerst maar over de vereniging voor litteraire publikaties, de uitgeversassociatie ‘Opwenteling’. We zullen het jaarverslag over het boekjaar 1 okt. 1965-30 sept. 1966 er bij nemen. Eerst lezen we: ‘Het jaar 1966 is voor de vereniging opwenteling een voorspoedig jaar geweest. 8 Nieuwe uitgaven zagen het licht en op vele litteraire evenementen in Nederland en Vlaanderen gaven wij acte de precence. Op de Kunstmarkt te Eindhoven, Nijmegen en Middelburg hadden wij een goede entree. In litteraire tijdschriften, dag- en weekbladen verkregen onze auteurs aankondigingen, besprekingen en resensie's. De opname in de boekhandel ging in stijgende lijn. Onze auteurs verkregen erkenning bij verschillende gerenommeerde uitgevers.’
En weten dan te doen te hebben met een vereniging, die niet zoals vroeger
| |
| |
rederijkerskamers en letterkundehofjes dat deden, strikt besloten wedstrijden en bonte avonden viert, maar die aan de weg timmert en produkten slijten wil. Een vereniging die net als een voetbalclub bezit en schulden heeft: ‘Ons beleid is gericht op een evenwichtige verhouding tussen debet en kredit onzer vereniging. Uiteraard zijn wij niet kommercieel en is ons zakelijk streven niet gericht op winstmaken. Onze voorzieningen en initiatieven waren gericht op het dienen des auteurs in hun strijd om erkenning in de wereld der Nederlandse letteren. Zij betroffen studium, researche, litterair advies, verkoop boekwerkjes en het stimuleren en animeren van onze creatieve leden. Onze uitgaven zijn veelal debuten en publicaties van jongeren, aankomende auteurs en meer bekende schrijvers die lid zijn van opwenteling.’ Verder in het jaarverslag: ‘In de afgelopen vier jaar is gebleken dat wij in de behoeften voorzien van jongeren en aankomende auteurs. Kritiek en publikatie beoordeling vooraf, door lectoren (keuze kommissie) en medewerking verlenen aan auteurs van letterkundige allure had mede het sukses, dat uitgevers en tijdschriftredacties onze auteurs een kans gaven. Wij noemen hierbij: Hades; Wouter Kotte; Frans Kuipers; Silva Ley; Arnold Spauwen; Joan Stakenburg; Hans Vlek; Peter Schuddeboom en Hans van de Waarsenburg.’ Bezielende kracht achter de opwenteling is de 64-jarige uitgever J.C. Oversteegen, salonanarchist, vriendelijke branieschopper en felle, eerlijke tegenstander van alles wat verstard, pseudo-snobistisch en bevoogdend is. Wat dat betreft heeft hij heel wat te bestrijden in wat sommigen wel noemen ‘het best verlichte dorp van Europa’. Zonder Oversteegen, voor vrienden en goede bekenden ome Joop, zou ‘Opwenteling’ niet bestaan en Manifest er nooit gekomen zijn. Oversteegen voorziet kennelijk zo in een behoefte, dat men de feilen in zijn werk graag door de vingers ziet.
| |
2
Manifest, een blad ook in Eindhoven geboren, is verleden jaar op nog jeugdige leeftijd van ons heengegaan. Het blad was duidelijk uit de behoefte ontstaan, enerzijds om iedereen die aan het soort progressiviteit voldeed dat onder een aantal Brabantse jongeren autentiek en modern werd geacht, te stimuleren en lanceren; hierbij richtte men zich voornamelijk naar de voorbeelden van Gard Sivik en Randstad (met aankleef). Anderzijds schreef Manifest honend en schamper over ieder die kompromissen zocht of naar een zekere kontinuïteit
| |
| |
streefde. Zo werd ondermeer Contour als een veel te bezadigd ‘centrum-blad’ gewraakt. Materieel en vooral ook mentaal bleek Manifest het niet uit te kunnen houden in het stadsgewest waar het ontstaan was. Op 't ogenblik is het in de vorm van een gestencild vlugschrift in Maastricht, bolwerk van de zuidnederlandse provo's, weer verrezen. Voornaamste redakteur is Hans van de Waarsenburg, die uit Meerveldhoven, bij Eindhoven, min of meer ‘gevlucht’ heet te zijn.
Ik zie de opwenteling en Manifest als reaktionaire uitingen in een omgeving die zelf nog veel erger reaktionair is. Literair kreatieve jongeren, afkomstig uit die omgeving, hebben zich van meet af aan in de hoek laten manoeuvreren waar de slagen vallen. ‘Dichters met hun baarden, zogenaamde levenskunst en liederlijke happenings’ zijn voor de konservatieve, goed geld verdienende werkgevers alleen aardig op afstand. Ze moeten dan bovendien alle stadia van de kritiek hebben overleefd en ‘algemeen’ van belang worden geacht. Merkt men in de eigen, direkte omgeving dichterlijke neigingen, dan probeert men die vaderlijk tot zwijgen te brengen. Meest voorkomende dooddoener is: ‘je moet niet denken dat je je met die en die kunt vergelijken.’ Werknemers (werkkrijgers is eigenlijk beter) tobben vaak nog met het soort nederigheid dat de kerk van honderd jaar geleden zo belangrijk vond om het socialisme op afstand te houden. ‘Hogere’ en ‘lagere’ lagen van een samenleving als in Eindhoven kampen gelijkelijk met een verwarrende verlegenheid als het om zaken als ‘verrassing’, ‘verandering’, ‘spel’, ‘experiment’ en ‘spontaniteit’ gaat. Werkelijke reden van de tegenzin is vermoedelijk niet in de eerste plaats dat men alles moet laten zoals het is (zo God wil en de Arbeidsrust en de Beurs) en dat nederigheid en berusting de jeugd nu eenmaal passen, maar vooral dat men het risico niet wil lopen dat een stad- of streekgenoot in de strijd met ‘die van boven de rivieren’ de nederlaag lijdt. De kritiek, de spot, al dat onaangename waarbij je het gevoel hebt voor de gek gehouden te worden straalt immers ook terug op degene die niets ondernomen heeft! Wee, wie wél landelijk erkenning vindt.
Hij wordt onmiddellijk een gevierde mascotte, waarmee het Kapitaal pralend speelt op z'n stoffige culturele partijtjes. Maar goed, de meerderheid vindt dus geen erkenning, is nog geen mascotte en trekt in een ‘literair café’ of een ‘café-galerie’. Door dat te doen, door zich te isoleren en als clan gezamenlijk aan kunst te gaan zitten doen, snijdt men de streng naar de passievere, niet zelf kreatieve, ‘maatschappelijke burger’ volledig af. Gevolgen: spot en wrevel
| |
| |
van de burgerij, agressie en afzondering van de kreatieven. Er groeit een kastenstelsel, waarin de inferieuren natuurlijk de mislukte dichters zijn. Is er eenmaal zo'n situatie dan zoekt de verbiezonderde naar steun van buitenaf.
Hij ontdekt zwarte humor, masochisme (als kracht), relativiteit, engagement en afkeer van het poëtische. Al wat ouder is en niet in beweging schijnt, al wat zweemt naar verfijning en veredeling, wordt als vijandig beschouwd. De ontdekte vernietigingstheorie is welkom: de twijfel, door de omgeving versterkt, ‘of men wel dichter is’, wordt gemakkelijk verzacht als men op papier zegt 't niet te wíllen zijn. Taalgebruik, spelling en motievenkeus die de ‘ondichterlijkheid’ propageren zijn dankbaar materiaal, dat, om goed te gebruiken, wel degelijk kreativiteit vereist, zij 't een meer beperkte. Men kan welbewust ‘niets’ presteren in dienst van de nieuwe ideologie. Manifest maakte altijd nog wel iets van dat niets overigens. De dadendrang was te groot. Maar de vergelijking met Gard Sivik dringt zich op: in dienst van de ideologie wordt de ‘dichter en de poëzie’ gedemythologiseerd. Gelijktijdig schept men wel een nieuwe, eigen mythe, die van de kleine kroket en het mongooltje, maar de oprechte ondichter wil daar niet aan natuurlijk. De Eindhovense groep kreeg gemakkelijk kontakt met Vlamingen in een gelijke situatie en - in mindere mate - met Limburgers. Laatstgenoemden hadden en hebben echter niet zo'n behoefte zich weg te laten drukken in een literair café.
| |
3
Later dan in Eindhoven, eigenlijk toen daar de strijd om het artistiek bestaan al zo'n beetje verloren was (moe als men werd van het schelden zonder respons), ontstond in Den Bosch een literaire beweging. Of eigenlijk geen ‘beweging’. Zoals het Algemeen Handelsblad door persoonlijk ijveren van de heer Besselaar zo nu en dan zijn Dichtershoek-kringen kent, zo gingen ook in Den Bosch een aantal literair geïnteresseerden gezamenlijk om de tafel zitten. Initiatiefnemers tot een aktiegroep waren in Den Bosch Peter van Lieshout, Frans Kuipers en Hans Vlek. De laatste twee publiceerden voor 't eerst werk bij de opwenteling. Kuipers: ‘Zoals wij’ en ‘Teken van leven’; Vlek: ‘Anatomie voor moordenaars.’ Peter van Lieshout debuteerde dit jaar bij Querido met het boek ‘De generalenopstand’. Een van de weinigen die in de Eindhovense sfeer bleef was Peter Schuddeboom. Dat hij samen met Hans van de Waarsenburg, de naar Maastricht verhuisde oudcollega-redakteur, Manifest
| |
| |
weer oppompte, is jammer van de moeite. Ik zie er de grap, de ernst, het nut of het onnut niet van in om, als je in duidelijke ontwikkeling bent als auteur, jezelf steeds weer belachelijk te maken met een fascistoïde blaadje als dit Manifest.
In Den Bosch heeft het literaire leven al dadelijk een andere kleur als in Eindhoven. De provo's, maar vooral het highe ‘Sigma’ van Vinkenoog en Boelen beinvloeden het denken en vooral het doen enorm. In een mum van tijd schrijven kranten over de ‘Bossche dichters’, ‘Poëzie in het openbaar’, enzovoort. De berichten verschijnen zelfs op de voorpagina, die anders niets van ‘kunst’ wil weten. Dat de openbare lezingen gevaar voor rellen inhielden en dat de Bossche politie zo ontaktisch optrad was dan ook de ware reden van de persbelangstelling. ‘Sigma’ - een beknopte, duidelijke journalistieke uitleg geeft b.v. Han van der Meer in de Volkskrant van 12 november '66 - spreekt de Bossche dichters geweldig aan. Frans Kuipers, Peter van Lieshout, Hans Vlek en Frans de la Cousine noemen hun readings ‘het werk van Sigma-afdeling Den Bosch’. Binnenkort gaat Sigma ook in Tilburg van start. De Sigmafilosofie: ‘geen agressiviteit, geen genatrap; spélen, je vrije tijd kreatief leren besteden’ mag dan door de politie niet zo erg gewaardeerd worden, onmiskenbaar is de invloed op de optredende dichters en het publiek. Het grote gevaar dat louter groepspoëzie en voorlees-lektuur geschreven gaat worden, laten we nu even buiten beschouwing.
| |
4
Een zekere mate van sukses dus in Den Bosch. Kansen in Tilburg, provoïsme in Maastricht. Gistende aktiviteit in België, dat toch al de naam heeft bundelkampioen te zijn. Poëtisch isolement echter in Eindhoven. Wèl gaat in september 1966 café-galerie 't Wiel open, een uit nood geboren initiatief van de groep J66, maar de aktiviteiten liggen voornamelijk op het terrein van de beeldende kunst en van de jazzmuziek. Er zijn plannen om er tevens een dichterscentrum van te maken. Eerste pogingen zijn al ondernomen ook. Maar onvermijdelijk dreigt dit café een kunst-ghetto te worden als in de stad niet meer konkrete en geestelijke ruimte vrij komt voor speelse aktiviteiten. Niet iedereen trouwens houdt ervan gedichten te horen of voor te lezen in een café.
Het verschijnsel Hades is waarschijnlijk, zwart-wit geredeneerd, te verklaren
| |
| |
uit de achtergronden die ik hier heb proberen te schetsen. Hades komt een beetje op een ongelukkige tijd, alsof hij niet meer gelooft in een beter klimaat. Regionale overheid en pers èn de kontakten met andere delen van het Nederlands taalgebied hebben er nog nooit zo voorgestaan, gedacht vanuit de opwenteling-verlangens. Er lijkt iets van begrip door te breken. Jan Elemans noemt in Het Brabants Dagblad van 8-10-'66 P. Schuddeboom, Silva Ley en Wouter Kotte ‘de stiefkinderen van het publiek’. Elemans brengt onder woorden wat de mensen van de opwenteling en Manifest zelf nooit hebben kunnen zeggen. Ik ben 't in grote lijnen met hem eens als hij schrijft:
‘Bij uitgeversassociatie Opwenteling te Eindhoven verschenen in de serie Onze Dichters wederom een drietal bundels die, in bescheiden offset de lezers gepresenteerd, de nodige welwillende aandacht vragen. In de reeks verschijnen niet de krachtigste van onze dichters. Die worden uitgebracht door uitgevers bóven de rivieren, die met gezag en publicity nog wel eens aanvullen wat aan poëtische kracht ontbreekt. “Onze dichters” van Opwenteling zijn de stiefkinderen van het publiek. En waarschijnlijk ook van de Muze, want de kans dat een uitgever een werkelijk goede tekst retourneert, is bijster klein. Desondanks verdient het streven van Opwenteling steun en sympathie. Men hoeft geen concertviolist te zijn, rijp voor het openbaar podium, om op een bescheiden huisconcert voor liefhebbers uit eigen kring toch verdienstelijk te musiceren. Het huisconcert is voor de omgeving telkens een muzikaal Erlebnis. Het gevoelsleven wordt verfijnd, de belangstelling door het doen verhevigd. Er ontstaat een artistiek klimaat. En daarin is vollediger menselijk leven mogelijk. Het scheppend vermogen wordt geaktiveerd. De ontvankelijkheid vergroot. Het medium meer vertrouwd. Misschien is deze submarginale muziekcultuur wel van groter belang voor de artistieke vorming van een natie dan een beroemd orkest. Want het is van groter belang dat een volk musiceert in brede lagen dan dat het een orkest heeft met een naam die klinkt als een klok. Voor de poëzie geldt hetzelfde. Provinciale of stedelijke literatuur-cenakels waarin gedicht wordt, moesten de vaderlandse muze nader aan het hart liggen dan thans het geval is. Zij vormen de basis voor de ontvankelijkheid waarop de gelauwerde dichters moeten kunnen rekenen bij de natie. Thuisspelers, blijkt, zijn concertgangers en platenluisteraars.
Zo zijn in al onze steden en dorpen de voor eigen huis schrijvende dichters de beste, hartstochtelijks te lezers van de eigentijdse klassieken. Blijft hun eigen
| |
| |
taalinstrument lichtelijk ontstemd, meestal horen ze met kennersoor verdomd goed de geniale toon in het werk van de erkende literatoren. Ze kennen het instrument uit eigen ervaring, wéten hoe stug een taal is en wat het zeggen wil daar iets mee te presteren. Zij zijn de enthousiaste doorgevers, de bundelontdekkers, de verzenkenners, de Lucebertfans. Ze weten genoeg van het métier om niet tot de snobs gerekend te hoeven worden. Daarvoor zijn ze zelf te veel dichter. De snobs zijn veeleer degenen die de Opwenteling-nummers niet wensen te lezen, omdat die niet hoog genoeg genoteerd staan op de boekenmarkt. Terwijl ze zelf niet over een orgaan beschikken dat fijn genoeg is, om de poëzie te registreren die wel degelijk in de niet punt-gave verzen te beluisteren valt. Of dit soort lieden wèl in staat is de officiële poëzie te waarderen, valt te betwijfelen.’
In een gesprekje dat ik met de heer Oversteegen had zei hij me onder andere: ‘Wat heb je aan kritiek. Kritiek is de dood van alle kreativiteit.’ Het is een misverstand dat een aantal Brabantse dichters de das om heeft gedaan. Zelfkritiek heeft al te veel ontbroken. En kwam er niet snel genoeg weerklank - bij mijn weten recenseert alleen Buddingh' regelmatig de uitgaven van Opwenteling - dan sloot men zich meteen maar poep roepend af. De grote woordvoerder, die de buitenwereld de waarde duidelijk zou moeten maken van wat gebeurt, ontbrak steeds. Ook zijn tegenhanger, die uiteenzet dat bedoeling, nut, doel en waarde er eigenlijk helemaal niet toe doen, bleef in de pen. Men was veel te veel bezig met zich zelf, las het werk van anderen slecht en voorzag het haastig van een smalend kommentaar. Men heeft zich gemanoeuvreerd in de protesthoek, de hoek van de underdog, van het minderwaardigheidscomplex dat overschreeuwd moet worden. Ik ben bepaald geen enthousiast volgeling van het tempelachtige ‘Sigma’. Mij te ongenuanceerd, te veel gericht op een psychisch orgasme van kunstenaar en publiek. Maar Sigma heeft op een heleboel praktische punten mijn sympathie. Jammer dat Hades ‘Sigma’ negeert, er niets van ondervonden heeft. Hades presenteert zich nu als een overwegend rancuneuze, van zich aftrappende, eenzijdige sick-joker. Misschien weet hij niets van de kansen op verbetering? Als mijn informatie goed is, is ‘Hades’ Hans van der Dennen, oud-Eindhovenaar, nu woonachtig in Groningen. Hans van der Dennen is een verlengstuk van opwenteling en manifest, zijn poëzie is een boze bundeling van het negatieve van beiden.
| |
| |
Bij de inleiding denk je nog dat deze uitgaaf ironisch bedoeld is:
‘Hades is niet de mode/de huidige tijdschrijver. hades is de enige maudit, die dit uitgeputte zeegebied telt. hij is de boa-destructor van de taal. hij is het nieuwe voorbeeld van de klassieke stelling, dat ieder kreatief proses in wezen destruktief is. daarom hoeft het geen betoog, dat hij een aantal essentiële overeenkomsten vertoont met de franse maudits. - uit zijn skelettentempels laat hij door middel van een barstend intellektualisme, een ekstravagant verbaal geheugen en een klassieke bedrevenheid in het hanteren van de taal, zijn nouveaux fleurs du mal rieken in de burgertuin der vaderlandse letteren.’
Maar de bombast en sentimentaliteit blijken echt. Het thema van de bundel past natuurlijk in het totaalbeeld: ‘er valt niet te leven met deze wereld en deze ik. Het enig troostende is de lichamelijke liefde. Maar tenslotte rot ook die weg, zoals alles wegrot.’ Deze loodzware belijdenis herhaalt zichzelf in een aantal hijgerige komposities, die wel intellektualistisch maar zeker niet klassiek bedreven zijn. Bij het lezen van het eerste lange Kaïnsgedicht denk ik aan een mengsel van John o' Mill, een sexuologische encyclopedie en een verboden Vlaamse internaatskrant. Maar: af en toe ontduiken haast virtuose, met talent gemaakte fragmenten de grote brei. Regels als ‘vergeef de nar dat i narsisties is’, ‘de mens vreet zichzelf. Maar wat vreet ik?/De got in mij - er is n got in mij / n larf van liefde&kruiperegheit’ zijn tenminste niet zo verrekte pretentieus en relativeren de hevige ernst. Het beste uit de reeks ‘protese voor n ziel’ doet me denken aan de chansons van Boris Vian. In ‘Mandala&moederloog’ loeren de oude manifestkoppetjes het meest rankuneus naar buiten.
kom skulptuurtje van eigen plagiaat
kom mn meer dan galak tise zachtlendege
ave & wees van mij ge zegent
Hades' gedichten hoop ik te mogen beschouwen als het laatste protest uit de generaliteitslanden en als een van de zeer vele poëtische experimenten van Nederland. Brabant mag zich zo langzamerhand echt wel opgewenteld weten in de vaart der Nederlandse provinciën.
Hades: rekwiëm voor mijn vader/Kaïn/protese voor 'n ziel/madala & moederloog -Uitgeversassociatie ‘Opwenteling’, Princessenlaan 3 - Eindhoven, 1966
|
|