Contour. Jaargang 2(1966)– [tijdschrift] Contour– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] J.H. van Dijk Morgen de opstand van de zon ontluistert de toppen en zijn ogen eens langharig verontrusten de ruimte moeiteloos explodeert zelfs de tederste bloem binnen de afgrond geluidloos ontpopt zich de mens uit zijn nachtblanke spiegels luid kraters en trechters versnellen zijn branden driftige dwergen vervellen op slag als achter de bergen langzaam ontwaakt de klare taal van het orakel [pagina 177] [p. 177] Middag de rode kelen eens hijgend zijn nu gesloten een vogel verdampt uit zijn vurige veren en as is rondom en de ijzeren hitte en stilte uit verre heuvels vertrekken de tangen en de wind een gevallen hamer tussen de heggen treitert de koperen koortsen van het kadaver dan in de wolken voortvluchtig ontstaat het ontaarde strelen van de verdoemde Avond geopend staan de klemmen en zelfs om de zuiverste stemmen rode hanen kampen om het ontstoken oog uit nevels en vellen verrijst het opstandig geslachtsdeel en dooft [pagina 178] [p. 178] Nacht naar verluidt geen geluid dan het breken der krekels alle spiegels zijn gedoofd onder tienduizend ogen de dartele eieren van de wind dalen bedaard van de hak op de tak in verre moerassen glijden spieren geölied uit het foedraal ontploffende raadsels vergroten de leegte en leeg ook valt de dood uit dit gedicht toch onder wolken ligt vrees aan vlees in het ontzenuwd beest Nanacht het eerste verwelken der trompetten is in aantocht vreemde waaiers ontvouwen hun scheuren en weer ontsnapt oogluikend de verhitte ruiter dan dra over de randen verdampt het sperma uit de bodemloze put en dauwt Vorige Volgende