Contour. Jaargang 2
(1966)– [tijdschrift] Contour– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Van het Reve geBrandtWillem Brandt heeft in zijn inmiddels befaamd geworden artikel tegen Van het Reve in Hervormd Nederland van 17 juli jl. enkele merkwaardige uitspraken gedaan. Hij schreef n.a.v. de godslasteringszaak waar het bekende ezeltje de hoofdrol in speelt. (De katholieke kerk was op die goddelijke metamorfose trouwens literair voorbereid door Huub Oosterhuis, die in Uittocht Jezus al ‘bonkige ezel’ had genoemd, zonder seksuele bijbedoelingen neem ik aan). Brandt gelooft, dat de geestelijke volksgezondheid bedreigd kan worden door een boek als Nader tot U. Hij trekt een parallel met de Engelse veenmoordenzaak. De daders van die beestachtige slachtpartij zeiden immers door De Sade geïnspireerd te zijn. Nu gaat zo'n vergelijking niet op, want wat volgens Brandt in Nader tot U schadelijk zou zijn, mag absoluut niet in verband gebracht worden met een misdaad als de veenmoorden. Ik vind Nader tot U een nog ongenietbaarder boek als Op weg naar het einde, en dat om andere redenen dan Willem Brandt, maar de vergelijking die deze laatste trekt, vind ik desondanks bijna immoreel. Brandt meent, dat Van het Reve de geest van jongeren, kritieklozen en labielen infecteert met zijn seksuele aberraties. Toch stelt hij, dat de vrijheid van meningsuiting principieel gehandhaafd moet blijven, ook al is die vrijheid gevaarlijk. Een preventieve censuur verwerpt hij. Hij staat op het, volgens mij gezonde, standpunt, dat de overheid hierin geen taak heeft. Om uit dit dilemma te komen, ontwerpt Brandt de volgende oplossing: ‘Wij zouden ons om te beginnen wat meer bewust moeten worden van het wezenlijke gevaar van dit soort lectuur.... En deze bewustwording dienen de auteurs, maar niet in de laatste plaats de uitgevers en hun lectoren of adviseurs, hun verantwoordelijkheid jegens de gemeenschap zwaarder te doen wegen dan nu blijkbaar nog wel eens het geval pleegt te zijn. (Het stond er echt zo.) Verder geeft Brandt in dezen een taak aan de critici, die volgens hem ook met ethische normen moeten durven werken. Dat laatste ben ik met hem eens, maar Brandt vergeet dat de ethiek van de een die van de ander niet is. Men heeft tenslotte het volste recht om géén ethische bezwaren tegen de brieven van Van het Reve te hebben. Brandt haalt er Streicher bij, die Joden-kastratie propageerde. Iedereen heeft de plicht daar ethische bezwaren tegen te hebben, maar in dit betoog over de schadelijkheid van Van het Reve is dit weer een inferieure vergelijking! Maar een criticus die | |
[pagina 160]
| |
morele bezwaren heeft tegen Van het Reve, moet die bezwaren niet voor zich houden. Men strijke de mode gerust tegen de haren in! Wat Brandt aan de uitgevers wil opleggen, vind ik te gek om los te lopen. Hij miskent hier de funktie die de uitgeverij in de kulturele samenleving heeft. De schrijver zoekt kommunikatie met de lezers en de uitgever is hierin een onmiskenbare schakel. Een preventieve censuur van die kant zou schrijvers èn lezers blootstellen aan willekeur, omdat de normen binnen elke uitgeverij verschillend en onkontroleerbaar zouden zijn. De schrijver moet de zekerheid hebben, dat zijn werk door een uitgever alleen afgewezen zal worden als het kwalitatief te kort schiet. En als er gekorrigeerd moet worden, dan is dat het werk van de kritiek, die de vertegenwoordigster van de lezers is. Juist de botsing van ethische normen kan dan boeiend zijn en recht doen aan boek en schrijver. j.v.d.v. | |
Bloemkrans van V.N.Mogelijk heeft Fons Sarneel in zijn artikel ter gelegenheid van het overlijden van J.C. Bloem (Vrij Nederland, 20 aug. 1966) gepoogd niet te vervallen in het nutteloze in-memoriam-stijltje, met al die vervelend hyperbolische voorstellingen van persoon en kwaliteiten. Mogelijk sloeg hij toen ongewild door in het tegenovergestelde en kwam het relativerende en soms denigrerende toontje van zijn op zichzelf niet onjuiste analyse er wat bitser uit dan hij bedoelde. Mogelijk zat er in de vergelijking met Eliot niet de opzet van een misselijke trap nà. Mogelijk. Maar onfatsoenlijk was het allemaal wel, en wanneer F.S. niet alleen het betrekkelijke inzag van zijn medemensen, maar ook van zijn eigen opvattingen, zou hij dat zelf ongetwijfeld eveneens hebben gemerkt. g.v.w. |
|