Contour. Jaargang 2
(1966)– [tijdschrift] Contour– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
[Nummer 4]ContourlijnenIn dit 10e nummer van Contour is een belangrijke plaats ingeruimd voor het Surinaams perspektief, dat is samengesteld door J.H. Slagveer en de Contour-redaktie. Het bevat een positiekiezend essay van R.F. Kross en kreatief werk van verscheidene Surinaamse jongeren. Omdat engagement in de Nederlandse poëzie wel dikwijls een kwestie is van opportunisme of van een spel-houding (verwachten we de homo ludens niet als de ware messias van onze dagen?) zijn wij blij, dat deze zeer geëngageerde schrijvers, links gericht en voorstanders van een onafhankelijk en neutraal Suriname, zich in Contour voor het eerst als een literaire groep manifesteren. Met hun literair-politieke engagement trachten zij in een mentaal gevecht hun ideeën te verwezenlijken en een poëzie die zich daarvan te ver verwijdert of - erger nog - zich daarvan isoleert is voor hen een verwerpelijke luxe. Misschien is voor ons de ontmoeting met dit reële engagement heilzaam.
Opnieuw publiceren we in dit en het volgende nummer een Konfrontatie, deze keer met nieuwe bundels van jonge Nederlandse dichteressen en dichters.Ga naar voetnoot* De bundel van F. ten Harmsen van der Beek heeft vorig jaar een geweldige ontvangst gehad. Direkt na de verschijning stonden de kranten vol met kritieken. En al was deze bundel dat ten volle waard om zijn hoge kwaliteit, wij vinden het toch een bedenkelijk verschijnsel dat aan maar weinig nieuwe bundels zo'n aandacht wordt besteed. De recensie-politiek van de grote dag- en weekbladen richt zich bij de keuze van wat besproken wordt, naar 't schijnt hoofdzakelijk op de naam van de uitgeverij. Wat in het fonds van De Bezige Bij, Querido, Meulenhoff en nog enkele andere huizen | |
[pagina 114]
| |
verschijnt, wordt besproken. Aan een poëziereeks als De Windroos, waarin dan wel een paar inferieure bundels verschenen zijn, maar die toch werkelijk wel met zijn jarenlange staat van dienst het een en ander gepresteerd heeft, wordt tegenwoordig beslist onvoldoende aandacht besteed. Onze mening over de nieuwe Windroosbundels is niet onverdeeld enthousiast, maar ook minder sterke poëzie hoeft men niet dood te zwijgen. De kritiek representeert de lezers. Een dichter zal liever tien slechte recensies zien dan helemaal geen, want hij wil tenslotte gelezen worden. De critici die schijnen te menen, dat de rangorde van het prestige van de uitgeverijen een maatstaf is voor het belang van wat verschijnt, vergissen zich schromelijk. Wie heeft hun verteld, dat een bundel van een debutant die bij een kleine, onbekende uitgeverij verschijnt (b.v. de bundel van Van den Waarsenburg) eerst aan grotere uitgeverijen is aangeboden? De geborneerde opmerkingen in De Groene van 3 juli jl. bij de aankondiging van de Aurea-reeks typeren de houding van zulke critici. Het is een ergerlijk gebrek aan kritiek als men meent dat wat buiten de ‘grote club’ verschijnt, de moeite niet waard zou zijn. redaktie |
|