witz, makabere processen. Nee jongen daar ben je te jong voor. Nee jongen daar ben je te oud voor. Je past niet in deze tijd.
Hoe kort geleden nog maar? Ze is helemaal echt gekomen, Petra. Levensgroot, gebruind, tenger. Oei. Het zwembad loopt over van pelgrims die het water loven. We zijn al te loom geworden om te zwemmen en liggen nu te bakken in het zand. Geluiden komen en gaan als bromvliegen. ‘Ik heb er maar een paar domme woorden voor,’ zeg ik (allicht), ‘maar ik vind je zo vreselijk geweldig lief...’ Ze houdt haar ogen dicht, alleen haar mondhoeken bewegen even, nauwelijks te zien. En ze kleurt heel even, schitterend gezicht. ‘Hé, psssst.’ Ik gooi wat zand. ‘Petra! Zo komt er nooit wat van dat kandidaats...’ ‘Ach stik jij...,’ één oog gaat open, weer dicht. Ze glimlacht. Diplomatiek? Ik laat me weer terugvallen op mijn woestijn plekje. O strand, lits-jumeaux der frustraties. Ze maakt me nog wakker met een kus tussen m'n ogen, we vechten samen in het water, maar (haha) de Raad der Grijsaards heeft gelijk: we kunnen niet meer blij zijn.
Op één na blaas ik alle kaarsen uit. Poging tot demonisch schateren. Klik. Slissende fluittoon. Band er af. Kan dat nou zo maar? Je bent bezig je rekenschap te geven. Waar sta je, hoe was je, hoe ben je... en ‘barst’ zegt de taperecorder. Ik kan het nu niet meer opgeven, zal een nieuwe opzoeken. Stel je voor, nu te gaan slapen. Alle gedaanten van jaren met duizend handen op m'n keel. Hardop praten is een vorm van gek zijn, heb ik eens gelezen. Listig zijn! Gewoon toegeven, dan ben je het juist niet, zeggen ze. Tik. Het kan weer voortgaan. Technisch snort en suist mijn leven. Het is stil in huis. De analist zal wel overwerken, de ouwe juffrouw logeert waarschijnlijk bij de duivel. Ik hoor geen verkeer meer ook. Zou 't al laat zijn? Nee, niet weg gaan. Anders wordt het erger. Ik zou alles moeten kunnen opnemen. Of ik soms hardop woorden zeg in m'n slaap, ik zou moeten kunnen filmen wat ik niet kan zeggen, al die sluiers in m'n hoofd zichtbaar maken. Ik heb geen witjassen nodig, ik kan me zelf wel genezen.
Het draait weer. Maar ik heb geen plan meer, ik ben los. De taperecorder groeit. Oh Petra, wie is er bij je, hoe ver krijgt ie je, ben je alleen, ben je ongelukkig,... hoe moe ben je. Ik ben verlamd, kijk, de huisgoden hebben me vastgebonden. Ik kan geen geluid meer geven. De recorder wordt groter en groter, er is geen muur meer