Op een of andere manier heb ik het gesprek gekapt. Dit was alleen een inleiding. Laat hij vertellen waar het om gaat. ‘Hoe weet je dat allemaal?’
‘Kijk, mijn kinderen mogen hier niets van weten. Je kent mijn zoons. Ze zijn in zaken. Die begrijpen zoiets niet. Vroeger zou ik het zelf ook nooit gedacht hebben.’
Hij aarzelt even. Hij merkt misschien zelf dat hij onordelijke zinnen vormt.
‘Ik dacht alleen... ik dacht Carel begrijpt 't wel. Ik bedoel jij, jij bent toch iemand waarmee je dingen kunt doorpraten. Je hebt iets geruststellends al ben je jonger. Je weet 't niet maar...’
‘Ja wat?’
‘Hij heeft 't me zelf verteld.’
Wie heeft wat verteld. Hij vertelt iets belangrijks, waarom kan ik m'n aandacht er niet bijhouden. Heeft dat behang zo'n vreemd motief?
Wat praat hij snel.
‘... stond hij voor me. Ik had 't licht net aangedaan. Begrijp je wat ik bedoel? Het was geen verbeelding. Ik zag in de schemering geen stoel voor een man aan. Nee hij, hij was er, voor me in de kamer. Net even achter waar je nu zit.’
Ik kom er niet tussen. Waarom draai ik mijn hoofd om.
‘Hij stelde zich voor. Ik was bang. Nee echt, Carel lach niet. Stel je voor dat een oude man tegenover je staat. Plotseling zonder dat je hem hebt horen binnenkomen. Hij lachte niet, lachen doet hij nooit. Hij had, nee heeft, natuurlijk heeft hij, hij heeft steil grijs haar, tot op zijn schouders bijna. Ik geloof dat hij 't eerst wat zei. Ja hij was 't. Mag ik even gaan zitten, vroeg hij. De eerste avond heeft hij maar weinig verteld. Hij beklaagde zich vooral. Dat doet hij trouwens vaak. Zoiets is vervelend, dat besef ik heel goed. Maar toch, hij blijft me boeien. Die eerste keer verdween hij plotseling. Nog zat hij daar en dan was hij weg. O ja, hij kwam terug. Ik weet niet hoeveel keer hij nu wel is hier geweest. En hij komt weer. Dat heeft hij beloofd. Ik schenk wat in, net als ik voor jou doe. Angstig gewoon eigenlijk hè, zo gewoon; als je 't kon zien. Twee oude mannen die met elkaar praten. Maar hij is wel anders gekleed. Hij zit tegenover me, hij loopt door de kamer, hij vertelt. Hoe hij vertellen kan. Weet je, voor de kust van Cuba heeft hij de bemanning laten zweren dat ze 't vasteland bereikt hadden. Van Azië. Ze zwoeren het allemaal. Hij heeft zich bij mij beklaagd. Die mannen hadden hun eed niet afgelegd uit overtuiging...’