Des coninx summe
(1907)–Anoniem Coninx Summe, Des– Auteursrecht onbekend
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanteekeningen.1.De titel (QH. des Coninx Summe, M. des Coninx Somme, enz. vgl. ook de beschrijving der incunabels) ontbreekt in K en B en komt in G pas na den proloog, waarschijnlijk de oorzaak waardoor hij in den Brusselschen catalogus niet wordt opgegeven. Na den titel heeft Q een opschrift: ‘Die prologhe’. Het is misschien geen toeval dat juist een der handschriften die Jan van Brederode noemen als vertaler (Q), aan een zekeren Johan van IJselstein is opgedragen; beide namen wijzen op 't Utrechtsche (vgl. blz. 92). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.Ic en darre mi niet onderwijnden enighe capittele te delen in desen boeke of enyghe tafele te maken. De vertaler was dus wel schroomvallig en haast zou men uit deze uitlating opmaken, dat de blz. 191 opgesomde toevoegingen die den Nederlandschen van den Franschen tekst onderscheiden, niet van de hand van Jan van Rode waren. De Groenendaalsche afschrijver cijferde het bezwaar niet weg, maar zijn ‘scrupel’ woog niet op tegen zijn begeerte om toch vooral het zieleheil van zijn lezers te bevorderen. Door het boek bruikbaarder te maken, door te zorgen dat ieder makkelijk de ‘materie’ vinden kon, waarin hij voorlichting zocht, werkte hij immers, al was 't een kleinigheid, ‘ter eren gods’. Hier volgt de proloog zooals hij hem omwerkte. Ga naar margenoot+Prologus op de tafele. Ende wien dit boec gemaect was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kerike, inden iare ons heeren .MCC. ende .LXXIX., van eenen grooten clerc vander predekers ordene, in walsche, ende na ist overgeset bi Diest ten Sartroisen van enen convers in dietsche, int iaer ons heeren .MCCCC. ende .VIII. ende heetet in walsche ‘Somme le Roeye’, dat is in dietsce ‘des Conijncs Somme’, wantet veel goeder materiënGa naar voetnoot1) te samen vergadert tot eenre sommen eens reckelijcs levens; of, geestelic te verstane, so maegt des Conincs somme van Hemelrike heeten, wantet leert ons, hoe wi onse rekeninge maken selen tegen den groten rekendach, daermen summa summarum voer den groten conijnc brengen moet. Een veel uitvoeriger ‘tafele’ is in Q vóór folio I geplaatst. Ga naar margenoot+Hier beghint die tafele van desen boeke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.Over de 10 geboden in 't algemeen vgl. blz. 32 en 134. Twee boekjes die ik over het hoofd zag worden door dr. A. TroelstraGa naar voetnoot1) genoemd en besproken: de Kerstenspiegel van Dirk van Munster en de Wech der Salicheit. Sommige afschrijvers plaatsen aan 't hoofd van de tien geboden een opschrift, P: ‘Hier beghint nu dat boec vanden tien gheboden’, M. ‘Hier beghinnen die tien gheboden’ enz. Wie sinen hope settet... in anderen creatueren... dan in mi. Zuiverder voor het grammaticaal taalgevoel K: ‘Wie sinen hope set in creaturen of in enigen dingen geloeft dan in god’. Het Fransch heeft: ‘Cil qui met sesperance principaument en creature peche mortelment’. Vgl. echter Dirk van Munster's Kerstenspiegel, aangehaald bij Troelstra blz. 195: ‘een mensche sel sijn gelove, sijn hope ende sijn minne in god setten ende in anders geen creaturen’; Con. S. 455: ‘weduwen ende weesen ende anderen mismaecten ende siecken menschen’, id. 506: ‘in kinderbedde of ander gebrekelike siecten’, Rein. 1436: ‘Hier nes ander pape bi’. In vele traktaten over de tien geboden wordt hier over bijgeloof gehandeld; zie het artikel van De Vooys in het Ned. Archief voor Kerkgesch., dl. I afl. 4 ('s-Grav. 1902), blz. 357-385. Vgl. Con. S. 33, 94 en de boven meegedeelde stukken, blz. 131, 135, 143, 160. Ik voeg er hier aan toe wat Dirc van Munster's Kerstenspiegel over dat onderwerp bij 't eerste gebod zegt: (Tegen dit gebot sondigen...) die hem behelpen mit dromen, visionen, wychelen ende zwarte cunsten. Die enige briefkens bi hem dragen om enich ongheval te verhoeden, daer dicwijl duvelsche namen onder godlike namen genoemt worden. Die toveren inden water of inder lucht of inden viere of inder eerden ende dier gelijke. Die geloef setten in hantbesieninge of inder voegelen sangen of in dat ghene dat hem des morgens eerst gemoet, of dat int eerste vanden iare gesciet of in verworpen dagen of uren. Die hem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naden planeten ende sterren gehelyc regieren ende den sterren toescriven dat si goet of quaet doen. Die der heiligen beelden of namen ende sonderlinge dat cruis ons liefs heren ihu χϱι of sinen heiligen naem scilderen of malen, scriven, setten of leggen in onbetamelike ende oneerbaerlike steden als in onreyne plaetsen of daermen mit voeten over gaet. Die mitten duvelen gemeenscap hebben, ouerdracht maken. Die verboden consten als ars notoria ende dier gelijc studieren of scriven leren of doen leren. Die verloren goet mitten duvel soekenGa naar voetnoot1). Die gode temptieren mit campe te vechten of mit geloeyende yser te dragen. Die haer gelove haer hope ende haer liefde meer setten in die heyligen dan in god. Die valsche rollekens ende onbesceideliken aflaet voer sommigen gebeden scriven daer si veel menschen mede bedriegen ende god onteeren. Die haer gelove oec setten in witten beeldenGa naar voetnoot2) of in witten vrouwen. nachtmeren, gaende bokens of neckers ende diergelike. Over het eerste gebod in betrekking tot den beeldendienst is gesproken boven blz. 35; mnl. stukken er over blz. 131 en 135; zie ook den titel van hst. XLII van het Somerstuk van Dirc van Delf. In het Cancellierboeck (Hs. Brussel II 2047 fol. 31v) vind ik hierover: (‘Ieghen dit ghebod misdoen) die aenbeden beelden in dien dat si gheloeven dat si heilich zijn. Johannes Damascenus ait; honor ymaginis refer ad prothotipum. i. ad illum cuius est ymago. Dat es: Alsmen beedt voer een beelde soe salmen therte ende die meininghe hebben tote dien sant oft santinne in wies ere dat dat beelde es.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.daermen niet sweren en sal = daer (= waar) geschreven staat dat men niet sweren en sal. De lezing van GHQD komt echter met 't Fransch overeen: ‘que l'en ne iure’. noch bi ghenen creatueren. ‘Alsoe sweren die heidene biden creatueren dat si menen die creatueren te eren ende een godliche eer hem te bieden’ (Vr. Fries XVII, blz. 262). Vgl. C.S. 154. voert gerecht, vgl. Vr. Fries XVII, 259: Wi lesen oec inden boeke vanden rechten der heiliger kerken dattet is geoerloft te sweren in vierrehande saken. Die eerste is viande te versnenen die mogen onder een sweren. Die ander is vrede te bestendigen onder vreemden. Die derde is die waerheit te beschermen ende te behagen enden rechte. Ende inden vierden alsmen sage dat enen ontsculdigen menschen zijnre ontsculdicheit gebrake. Dan mach men hem mit sweren te hulpe comen. mer die die waerheit sweert na zijnre meninghen ende ghelike wel om niet ende sonder sake = naar zijn beste weten, maar toch zonder noodzaak,... lelike vervaerlike eede... van onsen lieven here, vgl. Vr. Fries XVII, 311: ‘swerende vermaledidelike, als wanneer yemant zweert | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bi den dermen Christi of alsulker wijs... swerende oneersamlic, als wanneer yemant zweert bi den vijf wonden Christi’. Cancellierboeck (Hs. Kon. Bibl. fol. 32r): ‘die sunderlinghe eyde sweren als bi den bloede of bi der doet gods’. Dirc v. Munster: (2o geb.) ‘die vervaerlike eeden zweren als bi gods leden wonden.’ Vgl. ook het exempel in Con. S. 102 en Con. S. 135. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6.Terwijl b.v. in de beide door v. Borssum Waalkes uitgegeven traktaten uitvoerig wordt gehandeld over de ‘uitwendige werken’ die men op Zondag heeft na te laten, legt de Con. S. den vollen nadruk er op, dat men het 3de gebod ‘geesteliken’ te ‘vervullen’ en te ‘houden’ heeft door ‘den vrede synre conscienciën’ te bewaren. Ook elders in de Con. S. wordt over het ‘breken’ van heilige dagen gehandeld, b.v. 506 en 89 in fine. Cancellierboeck fol. 32v: ‘Dat derde ghebodt is: ghij sult ure vier halden’, waartegen ook zondigen ‘die hoer boden of hoer kinderen of hoer beesten doen werken.’ Dirc v. Munster: ‘Die des heiligen daechs copen ende vercopen ware die niet van node en is of die daer om haer vensteren op doen.... die daer sceren, nayen of perden beslaen.’ Als men den Zondag niet houdt, zegt Dirc van Delf, ‘so beghinnen die seven hoefdsonden te regneren: die menschen cyeren hem mit hovaerdicheit, doen werscapen mit gulsicheit, doen overspul in heymelicheit, doen comenscap mit ghiericheit ende doen toern mit nijt ende achterspraec ende traecheit dat hi goede werken achterlaet’ (Hs. X 53 der Kon. Bibl. fol. 76 v). Zonde op heilige dagen is dubbel zonde, zegt Dirc van Munster op dit gebod. dit gebot en mach nyement gheesteliken houden, ‘cest commandement ne puet nus garder esperituellement qui soit en conscience de pechié mortel.’ die teghen gode sijn. De lezing van AH. geeft geen goeden zin; vgl. bovendien het Fransch: ‘en lecheries et en autres outrages contre dieu.’ hemel ende aerde sciep ende makede, ‘avoit fait le monde et ordené.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7.Het Cancellierboeck noemt niet alleen de ‘geestelijke vaderen,’ ‘papen ende clerken’ (tegen dit gebod zondigen ‘die an hem hebben gheweest hantdadich in fellen moede ende in onwerde)’, maar ook de ‘geestelike moeder die heilige kerke,’ die beleedigd wordt door hem ‘die heeft ghewandelt wetentlic mit verbannen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
luden.’ Een der vijf zgn. ‘geboden der heiliger kerken’ luidt: ‘Mit luden die inden ban sijn en suldi eten of geselscap hebben dan tot eenre bekeringen haers levens’ (uit den Spiegel der Kerstenen Menschen van Dirc v. Munster aangehaald bij Troelstra blz. 60). In denzelfden Spiegel onder het 4de gebod: ‘die den ban niet en achten of gemeenschap hebben mitten genen die van der heiligen kerken te banne gekondicht sijn.’ Zie ook boven blz. 152 bij Hovaerdicheit. Hetzelfde vindt men Vr. Fries XVII, 273, waar aan dit gebod een korte sterfkunst en een verhandeling over de biecht wordt vastgeknoopt. - Vgl. ook. Con. S. 36, 456, 87. ja die onghehoersamheit mach súlc sijn, dat hi dóótlike sonde doet. Deze aan B ontleende lezing geeft een beteren zin dan die der andere hss. (‘ja die ghehóersamheit mach sulc sijn dat hi dootlike sonde doet’), wat alleen zou kunnen beteekenen, dat men, hoewel gehoorzamende, toch zou kunnen zondigen door het b.v. niet van harte te doen. - Bovendien heeft het Fransch: ‘et tele puet estre le inobedience que c'est pechié mortel.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.Volgens het Cancellierboeck (fol. 35r) zondigen tegen het vijfde gebod ook ‘een wondenmeester of een medecijnre die verruekeloest sijn sieck lude of die hem onderwint te helpen ende die die konst niet en kan of die yet vanden siecken, datter siecheit tuwe behoert, achterlaet.’ Verder: ‘alle die ghene die vrouwen dracht benemen, dat mach sijn in mennigherhande manieren, des ic swijghen wille’ en ook ‘die hem selven doeden’ (vgl. Con. S. 182, waar zelfmoord ‘een verdoemlike onvergiflike zonde’ wordt genoemd) en ‘die hem selven verteren overmits haet of nyt om werlike mynne’. De middeleeuwsche zucht om alle bijzondere gevallen te bespreken, om alles in te deelen in rubrieken, moest in deze tractaten wel tot cindelooze uitbreidingen en omwerkingen aanleiding geven. Zoo komt het tractaat in De Vrije Fries zelfs tot het aanhalen van gevallen als deze: ‘of ic ene clocke lude ende dat die klepel uut viel vanden luden ende enen mensche dode, dat en is geen sunde (also verre alst mi leet waer)’ ‘of men oec enen steen worp van enen dake daer die lude gewoen sijn te gaen, geraect men yemant schadelic dat is oec dootsunde, het en sy dan also, dat men die lude te voren anroep ende waerne si.’ Die tegen ander luden lange (longuement) toern draget, want wie den toerne so langhe draghet int harte dat hi veroudet, so wortet hat ende nijt. Hier worden de beide dootzonden toorn en nijt dus met elkander in verband gebracht. - Anakolouthische zinnen als deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn op iedere bladzijde in de Con. S. aan te wijzen. Vgl. den laatsten zin van 8. De taal van den Franschen tekst is in den regel correcter, zooals hier: ‘qui het son frere, il est homicides quant est en sa volenté, et peche mortelment, et cil qui porte ire contre autre longuement, que tel ire longuement tenue et enviellie en cuer est hainge ou racine de rancune, qui est pechiés mortels.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9.Dit gebod, zegt Dirc van Delf, ‘screef onse heer inder tafelen tusschen den verboden diefte ende dootslach, recht of overspel verdiende galg ende rat, daer om heeft god dit ghebot daer tusschen gheset’ (Hs. X 53 Kon. Bibl. fol. 81r). die wel taxkijns hevet. A heeft ‘veel taxkijns.’ Vgl. D en de andere hss. Fra.: ‘Ia soit ce q'il i ait aucunes branches.’ men is die sculdich eernstelic te wederstaen. De gewone woordschikking bij ‘sculdich sijn’, vgl. 10: ‘so is hijt sculdich om gode te gheven.’... ‘dat wi ons sculdich sijn te hoeden,’ 59: ‘die sijnt al sculdich weder te keren,’ id.: ‘so is hi dit voor gode sculdich te beteren,’ 436: ‘die prelaten ende princen sijnt sculdich te weten.’ dat men daer niet en beiaghe noch en voede = zoodat men niets van dien aard najaagt noch het voedt. Daer is gen. plur. van het aanw. voornw., vgl. 13 ‘wie daer enich breect’ (var. eenich van desen), 75 ‘diermen genoech vint (var. daermen)’ Voor ‘sonden die teghen nature is’ vgl. Con. S. 111, 114, 500. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10.ontwegen, ontmeten (var.), ontrekenen Cancellierboeck (fol. 36): vercopen in quader maten, mit quaden ghewichte, of copen of vercopen mit quaden gelde... of die qualic gelden hoer boden of hoer werclude...’ ende en weet hi der niet, der gen. plur. so doe na rade der heiliger kerken. Zie Stoett, Syntaxis § 154. - De zin is fout vertaald, waardoor het mnl. in herhaling vervalt (so is hijt sculdich om gode te gheven bi raden der heiligher kerken = so doe [hi] na rade der heiliger kerken); 't Fransch had: ‘se il ne le rent la ou il doit, se il le set et le puisse faire, ou se il n'en fet au conseil de sainte iglise.’ Vgl. C.S. 75 vlgg. waar veel ‘tacken’ behandeld worden, die in andere traktaten bij dit gebod een plaats vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen kersten gelove ende nochtant bet weten.’ Ib. blz. 320: ‘Teghen dit ghebot doen ten eerste die loghen segghen teghen die waerheit des kersten gheloves.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12.Zie over dit gebod boven blz. 133, en vgl. Dirc v. Munster: ‘In dit ghebot worden verboden die wille ende die begeerten, mer dat VII. gebot verbiet die werken ende die daet der oncuyscheit.’ Du en selste niet begheren dijns naesten wijf noch du en sulster in dijnre herten niet begheren, ‘tu ne desire mie la fame ton priesme ne ne la convoiteras en ton cuer’. In dier manyeren geeft hier geen zin; de vertaler las of vond fra. ‘maniere’: ‘d'avoir compaignie charnelment a toutes fames hors de mariages et les mauvais signes par dehors qui sunt fais por atraire pechié, comme sunt malvaises paroles de cele matiere ou dons ou malvais atouchemens.’ mer dat is te verstaan, die dat gedachte wetende consenteert, ‘c'est a entendre de consentement expres et appensé.’ Vgl. ook de aant. bij 107. die differentie of dat onderscheit, vgl. met deze (schertsend nog gebruikte) uitdrukking: die heretici ende die ketters (33), fonteyne ende oerspronc (189), prente of forme (242), valoer of waerdicheit (256), properlic ende recht (250), purgeert ende gereinicht (283), solaes noch ... troest (283), distribucie ende delinghe (292), compareren of gheliken (217), gloriëren ende verheffen (565), sober ende matich (567), passim, maken ende conterfeiten (45), occasoen ende sake (108), flacteren of smeken (145), conformeren ende starken (370), tot enen hasaert of tot eenre cansen (393), haer memorie ende hoer ghedenckenisse (242, en wel als vertaling van ‘lor memoire c'est leur remembrance’). Vgl. aant. 21 en Tijdschr. XVIII, 25. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13.Het Cancellierboeck wijst weer op 't verschil met 't zesde gebod: ‘Dit ghebodt verbiet den wille van onrecht guet te begheren of willen hebben ende dat sesde ghebodt verbiet die daet’. die eerste beroeringhe van avegonsten of yement te hinderen sonder volmaecten wille of consenteringhen, ‘et se il i a aucuns mouvemens sanz volenté et sans consentement de damagier autrui’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelfde onderwerp (a.w. blz. 115, 116) waar tevens op een paar fouten in mijn inleiding wordt gewezen. Hoogst eigenaardig is een hoofdstuk in den proza-Spiegel-der-Sonden (blz. 209) waar het thema der drie-eenheid, (‘zij zijn drie, en nochtans zijn zij niet drie, maar één’) in het eindelooze wordt gevariëerd en herhaald. De vorm doet dadelijk denken aan dien van sommige bezweringsformulieren, waarin herhalingen en variatiën zoo'n groote rol spelen, zeker bedoeld als een middel om den geest met een gedachte te ‘doordrinken’, om ‘innicheit’ te verkrijgen, al werd dit doel er stellig niet altijd mee bereikt. Diese setten ende geboden te hoeden ende te houden, ‘qui les establirent a garder et a tenir...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15.Dat ander behoert der godheit des soons toe, dat is te zegghen indien dat (voor zoo verre als) hi god is, ‘Li segont appartient au fil quant a sa deité, c'est a dire en ce qu'il est fil et diex.’ Zie over de eenheid, waarin drie personen gescheiden zijn, ook Spiegel der Sonden ed. Verdam II, 9 (Proloog). Ic ghelove in god. Zie over ‘dat woerdeken in’ het citaat bij Troelstra, blz. 117 en vergelijk Dirc van Delf: ‘In gode te gheloven is mit minne ende mit wercke in hem te gaen ende sijn lit te werden, mer an gode gheloven, die dinghen diemen van gode seit als dat hi is loner alre wercken ende desghelijcks’ (Hs. Kon. Bibl. V 56 Cap. LXXV). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16.ende oec die vijf die hier na volghen. Dat zoo gelezen moet worden is uit 't verband al duidelijk; vgl. bovendien 19: ‘dat neghende ende oec die drye leste’. werc ende crachte der heilighen gheestes, ‘par l'euvre et par la vertu de misericorde’. vanden valschen Ioden, BQ. ‘van drie valscen Ioden’, een nieuw bewijs voor de verwantschap van deze hss. (Inl. blz. 211). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17.want overmits Adaems sonde... ‘Car pour le pechie du premier homme convenoit que touz descendissent en enfer et la atendoient li bon en certaine esperance que ihesu crist li filz dieu les vendroit querre et delivrer, selonc cen que il avoit promis par ses prophetes et por ceste reson avoit il aprés sa mort descendu en enfer, c'est a entendre en cele partie on estoient li saint, ne mie en cele partie ou estoient li dampnés’. vanden doot opverstont, ‘resourst de mort a vie’. Vgl. 20: ‘vanden dode te live’. ende proefden 3e pers. enk. Eng.: ‘And ham provede’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 't Fra. sluit dit artikel met de woorden: ‘Ce sunt les articles qui apartienent au fils’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19.Dit artikel versoect, ‘cist articles requiert’. dat die H. Geest is die ghifte des vaders, ‘que li sains espriz est li dons et l'amour du pere et du fil de quoi nos vient’. ende dat hi een heel god ende onghesceiden dinc is mitten vader ende mitten soon, anders dan (= dan dat) hi een ander persone is, ‘et que il est. I. dieu meïsmes, une meïsmes chose ovec le pere et le fil, fors la persone qui est autre du pere et du filz’. Vgl. het tweede artikel. Met ‘heilighe oerden’ en ‘des priesters wijnghe’ wordt hetzelfde sacrament bedoeld. Hs. A A 69 Kon. Bibl. ‘dat vijfte sacrament dat es ordene’. Vgl. 90 ‘ghewide oerdenen copen of vercopen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20.ghemeen verrisinge des vleesches alre menschen ende dat ewighe leven... ‘Alre menschen’ is in strijd met 't geen er volgt en moet er uit. Vgl. Eng.: ‘the general arizinge of bodye and thet lif wythoute ende’. Oec salmen hier in verstaen, Eng.: ‘This article ssel by onderstonde ine zuyche manere’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21.Zie over de samenstelling van het traktaat over de hoofdzonden blz. 37 - 39 en over de Dietsche literatuur hieromtrent blz. 145 -160 van de Inleiding. Dat de meeste traktaten over de tien geboden veel over de hoofdzonden bevatten is in de Inleiding en uit de aanteekeningen op Con. S. 4 - 14 al meermalen gebleken. Bij de literatuur over de zeven hoofdzonden komt nog de door dr. TroelstraGa naar voetnoot1) vermelde Wech der Salicheit, cap. 6 - 16. Op blz. 92 spreekt Troelstra over de leer der hoofdzonden als kern van 't biechtonderwijs. Sunte Jan Evangeliste scrivet; zie Openb. XIII; ook XII: 3. - Een houtsnede in het boekje ‘Van den leven ende voerganc der alder boesten ende quaetsten antekerst’ (Utrecht, Jan Beernts 1539) stelt het serpent voor met zeven koppen, waarvan de middelste vier en de andere ieder één kroon dragen, de ‘tien cronen’ waarvan sprake is in C.S. 23. mitten heilighen te vechten ende te vanghen = en hen te vangen. Vgl. 23: ‘teghen die heilighen te vechten ende te verwinnen,’ 115: ‘in den gulsigen mensce te varen... ende te verdrencken, C.S. 222, 240. Vgl. Stoett § 148-152. is ende beteikent. Het Fra. heeft: ‘ceste beste si desguisee et si | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
contrefaite et espoventable senefie.’ - Een stijleigenaardigheid van veel Middelnederlandsch proza en niet het minst van de Coninx Summe is de blijkbare voorliefde voor tweeledige uitdrukkingen als: ‘sin ende wit,’ ‘werc ende crachte,’ ‘dogen ende baten,’ ‘geloven ende houden’ enz. enz. De voorbeelden voor zulke verbindingen vond de vertaler in menigte in zijn Fransch origineel: ‘haer harte ende horen hope’ (lor cuer et lor esperance), ‘vergeten ende laten’ (oublient et laissent), ‘dienen ende dancken’ (servir et mercier), waarbij blijkbaar niet zelden het toeval de sierlijke alliteratie bezorgde. Dikwijls zal het zoeken naar de zuiverste vertaling naar zoo'n dubbele, als op twee wijzen het begrip begrenzende uitdrukking hebben doen grijpenGa naar voetnoot1), zooals we ook dikwijls de rechtstaal er gebruik van zien maken om haar bedoelingen toch maar scherp te omlijnen; dikwijls zal het behagen in alliteratie zulke synoniemenparen hebben doen neerschrijven, als: ‘reden ende rekeninge’ (136), ‘met kiesen of mit keuren’ (90), ‘vasten of vieren’, ‘te hoeden ende te houden’ (14), ‘noot ende nut’ (470), ‘te biechten ende te beteren’ (62), ‘byechte ende beteringhe’ (64), maar heel vaak schijnt ook gewoonte, sleur, manier en niets anders in het spel te zijn. Wat toch anders te denken van woordkoppelingen als: ‘comen ende spruten’ (‘descendent’) (23), ‘strijt ende vecht’ (27), ‘raset ende woet’ (31), ‘wassen ende toenemen’ (423), ‘doet snevelen ende ofwerpt’ (476), ‘niet en vermach noch niet en kan’ (67), ‘en doet of en liet’ (34), ‘bladeren of loveren’ (144), ‘die blade of lover’ (135), ‘ledigen ende ydelen’ (136), ‘die toen ende die wise’ (175), ‘die fortune of die aventuer’ (228), ‘sceidet hoer ende deelt hoor’ (27), ‘sijn of wesen’, ‘wassen of spruten’ (24), ‘dichten ende versieren’ (148), ‘werken ende verstaen’ (171)? Merkwaardig is, dat de vertaler of de afschrijvers van dezen vorm gebruik maken om hun al neergeschreven woord te verbeteren, geheel zooals wij het nog dikwijls doen in onze dagelijksche omgangstaal. De voorbeelden bij ‘differencie ende onderscheidt’ in de aant. op C.S. 12 gegeven, zijn daar staaltjes van, maar sterker nog zijn de volgende: ‘mitten smake bet dan mitten gescichten off gesichten’ (281*), waar ‘gescichten’ blijkbaar een verschrijving is, ‘die dach is ende comt’ (A H; de andere hss.; ‘die dach comt’) (73) ‘mit quaetheden gelt of loont’ (30 K, de andere hss. alleen ‘loont’); ‘die eerste maniere van woeker is of dat sijn’ (70), ‘is ende sijn’ (85), ‘getempert ende gematicht’ (564), de in de aant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op 56 behandelde plaats, ‘put of kerker’ (63, vgl. de varianten), ‘dat zieke oge of dat zepelende oge’ (469), ‘geboren is ende gheboren wort’ (K 22, andere hss. ‘geboren wort’), ‘mit comenscap of mit copen’ (91, vgl. var. en aant.), blz. 283 noot 3, 331 noot 2, ‘mit recht of van recht’ (98) ‘niet en sijn of en is’ (12, var.) ‘ter lufter side of ter luchterhant’ terwijl voorafgaat ‘ter rechterhant’ (40), ‘als dese goede ghesellen doen of so dat goet gheselscap doef’ (126) en ook deze plaats in 21: ‘is ende beteikent’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22.recht so die lupaert menichfout is van vlecken of sproeten, ‘aussi comme li liparz ha diverses colors, aussi ...’ vgl. vorige aant. Onwillekeurig denkt men aan den panter uit den 1en zang der Divina Comedia: ‘una lonza leggiera et presta molto
che di pel maculato era coperta,’
en enkele regels verder: ‘di quella fera la gaietta pelle’
des lewen kelen lees ‘kele’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23.sonderlinge previlegiën van gode van graciën. Van graciën hangt af van ‘previlegiën’, de bekende Middelned. constructie, vgl. ‘des Coninx Summe van Hemelrijc’ (1) ‘des princen soen van den lande (519) enz. enz. Overeenkomstige constructies zijn 138 (var. 7) ‘ten mach nymmermeer goet wijf wesen van gronde’ en 147 ‘die maken haer nest van menschendrec daer si in rusten.’ die hi over den sondare hevet, die hi dese .X. ghebode doet breken, ‘que il a sus tous les pecheeürs pour ce que il lor fait trespasser les .X. commandemens’. Vgl. Dirc van Delf (Hs. V 56 fol. 178): ‘Tien hoornen zijn tienderhande gheslachten van quaden menschen die quaetheit ende sonden teghen die tien gheboden sellen oprechten.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25.tgheselscap ende oerden, maatschappelijke orde. Hem gheliken alle dieghene die mit hoverdiën gheselscap of oerden der menschen te niet maken of breken om selve die overste te wesen boven den anderen. Een motto voor Vondels Lucifer! De dichter zette een oude traditie voort, toen hij Lucifer ten tooneele voerde ‘ten klaren spiegel van alle ondanckbare staetzuchtigen, die zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stoutelyck tegens de geheilighde Maghten, en Majesteiten, en wettige Overheden durven verheffen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27.Hoverdie is coninghinne alre quaetheit. Een hoofdstuk van den Spiegel der Sonden (I 10391) heeft tot opschrift: ‘Hoverde heet konynginne ende prinche boven allen anderen sonden om IIII saken.’ Si is die grypende lewe diet al verslint. Deze plaats kan ter bevestiging dienen van wat Cramer in zijn uitgave van den Lucifer (blz. XVIII) zegt: Vondel gebruikte hier gewone, bekende zinnebeelden. Wat den draak betreft, vergelijke men C.S. 48: ‘Nijt, dat is een serpente dat al venijnt dattet siet.’ Vgl. aant. 25. Hoverdie is die eerste viant die den ridder gods bestrijt ende die lest aflaet (en degene die 't laatst aflaat). De allegorie is breed uitgewerkt Con. S. 391 vlgg., vooral 418. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29.Die eerste is bose, die ander boser, die derde alre boeste, geliefde wending bij de traktaatschrijvers, vgl. C.S. 60 ‘noch qualiker voort gaan in beteringhen ende alre qualicsten enden’; (het Fransch heeft daar, kernachtiger: ‘car accide fait que li ons a malvais commencement et plus mal amendement et trop mal definement’); Cancellierboeck (fol. 11v): ‘Swijghen is driërhande: dat eerste is quaet, dat ander is noch quader, dat derde is alre quaetste.’ een stug dorper of een wreet keerle ende een ontrouwe teghen sinen heer ‘certes cil est bien vilains et deslciaus vers son seignour.’ Het beeld van den ontrouwen vazal komt nog telkens terug: 31, 32. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30.toevallende goet is ‘titelic goet’, het minste (199); ‘natuerlic goet’ is ‘middelbaer’ (207); ‘goet van graciën’ is het waarachtige, groote goed (210). Maar ook in 42 vlgg. worden ze behandeld (het zijn daar ‘gaven’ en daar gaat, evenals hier, de ‘gave der naturen’ vooraf), ende niet eens te segghen ‘danc hebt’ van onwerden, ‘et n'en deigne mie dire ‘grant mercis.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dich, datse god hore’ (497) ‘omdatten god gesticht heeft’ (503), ‘dattet die ghene siet’ (461) ‘anxt, datse god laten soude’ (62), ‘dattet die luden selven niet en merken’ (105), en voor het wederkeerend voornaamw. ‘dat hem een scamet van hoverdiën’ (28), ‘op dat hem een mensche te meer geven mach tot geestelijke werken’ (6) ‘dat hem die paeu verhovaerdichde van sinen staet’ (566). ende weet wel, terwijl hij toch weet. Zie Mnl. Wdb. II 643. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
32.manscap, voor ‘maechscap’ vindt men ook maescap (Mnl. Wdbk IV 951) en mascap (ib. 952) waardoor de fout van A verklaard wordt. Hi is ymmer een vernoeyert verrader, ‘cil est bien renoiez’. so is hi ymmer ghenoech vernoeyert van kersten ghelove, als hi mitten werken bewiset, dat hi gheen kersten en is, ende onkersteliken levet na des duvels rade. Veel hss. hebben ‘gheen en is’, dat de ware lezing was, maar de vertaler heeft geknoeid in 't eerste deel van den zin. Het Fra. heeft: ‘et tout soit il a son dit crestiens (en al is hij naar zijn zeggen Christen) il le renoie par evre et mostre que non est.’ als hi mitten werken bewiset, zooals hij met daden toont, waarin ‘zooals’ op 't voorafgaande zoowel als op 't volgende slaat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
36.ende dat alre quaetste is, licht in dootsonden wetende toe ghegaen [wanttu] licht in dootsonden, wetende, [daer] toe ghegaen [waerste]. Fra. ‘Ou per aventure, qui pis est, tu le recevoies en pechié mortel, a ton enscient, qui est trop grant despit.’ Uit de varianten blijkt dat verscheidene afschrijvers het Mnl. niet begrepen hebben; Q. geeft een heel duidelijke lezing. In 't Fransch volgt hier: ‘Aprés a ton douz compaignon et a ta bonne garde, ton saint angre que diex t'a donné, qui touz iours est ovec toi et touz iours te garde, quantes hontes tu li as fetes en ce que tu faisoies ton pechié devant lui.’ Waarom is dit niet vertaald? Was het geloof aan zulke beschermengelen onnederlandsch? In Troelstra's ‘Toestand der Catechese’ vond ik er meer dan eens van gesproken. Er kan ook een leemte in 't Fra. hs. geweest zijn, dat Jan v. Rode gebruikte. geboden gods ende der kerken (var. ‘der heiliger kerken’. Vgl. over de geboden der kerk de aant. op 7. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37.die men in latine presumpci heet of vermetelheit. Beter Q en K. Fra. ‘La tierce branche d'orgueil si est arrougance que on apele sourcuidance ou presumption’. dat dicke versmaet. De verandering van die in dat (vgl. de noot) schijnt mij bij nader inzien niet noodig, al gaat ook vooraf: ‘een herte dat meer wanet’. Vgl. 165: ‘dit is dat harde harte, daer Salomon of seit, dat niet missen en mach, hi en moet..,’ dat dicke versmaet te doen is de hoofdzin, met een voor ons vreemde woordschikking. Die ander sonde... enz. ‘Li segons est folle emprise de grans despens ou du suen ou de l'autri pour estre loez et pour ce que l'en le tienge au plus large et au plus cortois.’ Die derde sonde is in ghecken argueringhe ende sceldinghe, ‘Li tiers est fole emprise de fol contens. Car si comme dit Salemon: entre orgueillous a tous iors contens et plait’. Het Engelsch is duidelijker: ‘thet is to zigge hwo thet nimth a vals strif anhand and wot wel thet hit is vals and hit volgeth.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
38.beroeminghe vgl. 140. Het Fransch heeft hier iets bij: ‘Mes li pechiés se double en ceus qui les vanteours et les losengeēurs quierent et sevent et leur donnent le leur pour eus loer et pour dire de eus ce qu'il n'oiseroient dire et pour crier lour leur oublees.’ ende dat alre quaetste is... De vertaling wijkt hier nogal af van 't origineel: ‘et qui pis est, il se moque et truffle des prudes hommes et de ceus que il voit a bien atorner et c'est mout grans pechiéz et moult perilleus, car par leur malvaises langues il trestornent moult de gent de bien faire.’ Over rebelheit uitvoeriger C.S. 165 vlgg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
42.gave der natueren, gave der avontueren, gave der graciën, ‘biens de nature, biens de fortune, biens de grace.’ Vgl. v. Iterson, Stemmen uit den voortijd, blz. 60. Die gave der naturen gevet god in drie manieren. De derde soort is er bijgevoegd door den vertaler. ‘Les biens de nature sunt cil que l'en a par nature ou devers le cors ou devers l'ame’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu in beidenGa naar voetnoot1) als... De vertaling geeft 't Fransch slecht weer: ‘clair sens pour bien entendre, soutil engin pour bien trouver, bonne memoire pour bien retenir et les vertus natureus par quoi li hons est naturelment plus que li autres ou larges ou debonnaires ou gracieus on atrempés ou bien ordenéz’. Aldus wort god vertoornt, ‘et guerroie souvent dieu de tous ces biens, dont...’ Diet nauwe wil merken, so doetmen mit ydelre gloriën sonde... Vgl. voor deze constructie 215: ‘want si seer eerlic scijnt te wesen, als si oec inder waerheit is, die die rechte warachtighe scoenheit aen siet’; 222: ‘aldus doen si recht in der waerheit, die hoer dinc te recht aensien’; 268: ‘dese clergie is die scoenste die wesen mach, diese wel verstaet’; 247: ‘die dit te rechte merket, so ist also waer alst pater noster’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
43.so is die mensche in groter gloriën. Vergelijking met den Franschen tekst maakt het waarschijnlijk dat A H M de oorspronkelijke lezing vertegenwoordigen. De vertaling was evenwel onduidelijk of de tekst bedorven, en de afschrijvers hebben dit verholpen. Het Fra. heeft: ‘Quant dame fortune a sa roe tornee et a l'omme a levé et assis el haut de sa roe comme molin a vent, et il en la haut monte, iluec ventent tuit li .XII. vent de vaine gloire. Car quant cil qui est si haut montez en prosperités, pense en son coeur...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45.ende maken den mensche geesteliken van buten voor die luden, ‘et par devant la gent font le proudomme’. die ghemaelde grave. Vgl. 512: ‘een wit gracht, dat scoen is van buten ende binnen ist vol stancs ende verrotheden’. Het is een vuyl onreine ypocrisie, die die werken der onsuverheit doen, een der vele gevallen waarin 't Middelnederlandsch niet aan onze eischen van logica beantwoordt. Vgl. den eersten zin van 87. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat een mensche laet goet te doen van scaemten, want die werlike lude segghen souden, hi beghonne te lollen, hi waer een pylaern byter of een lollecater, ‘que on ne soit tenus a ipocrites ou a papelart et doutent plus le monde que dieu.’ Cancellierboeck (Haagsch hs. fol. 66b) ‘omdat men u bespotten sal ende segghen: hij is reynaert een munnic ghemaect, sulken sal uch oec segghen: macter mouwe (var. Dese maect den papelaert) of dits een lollaert of dit is eyn ypocrijt - dat verdraghe verduldichlike ende aldus saltu oec een deel dijnre schout ghelden.’ Dese sonde deelt hoor in drie principale tacken: inder herten (als inden ghedachten), dan inden monde (als inden woerden), dan alt lijf al doer (als in allen werken). Een middeleeuwsch werk over de doodzonden moest nu eenmaal een systeem van indeeling hebben, maar de schrijver van 't onze schijnt er behagen in gevonden te hebben om een bloemlezing te leveren van de talrijke indeelingen die in omloop waren. Duidelijk blijkt dit bij het hoofdstuk ‘Oncuuscheit’. De hier gevolgde indeeling ‘inder herten, inden monde, inden woerden’ komt bij 6 der 7 hoofdzonden voor in het ‘Confessionale primo per questiunculas, secundo de modo confidendi’ (Campb. 488-492). Superbia, avaritia, luxuria et ira worden er in drieën behandeld ‘corde, ore et opere’; minder scherp is deze indeeling bij gula en invidia. (Meegedeeld door Troelstra, a.w. blz. 85). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
48.nijt, dat is een serpente. Vgl. aant. bij 27. Nijt is des duvels dochter. In den Sp. der S. (13541) heet Nijd de dochter van Hoverde. ende des doots moeder, want overmits nijt des duvels so quam die doot eerst in der werlt, zinspeling op de paradijsgeschiedenis. is oec des duvels ule of vledermuus, Eng.: ‘the envious ne may ysy thet guod of othren nanmore thanne the oule other the calouwe mous.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
49.Want een nydich mensche enz. ‘Li cuers de l'envieus est si envenimez et si destornez, que il ne puet autrui bien veoir que il ne li em poise dedens le cuer et iuge malvaisement en ce que il voit, et ce que il ot prent touz iours en malvais sens, et de tout en fait son dommage. Tant a el cuer de l'envieus de pensees malvaises et de faus iugemens, que nul ne les pourroit nombrer.’ Hi geliket der spinnen. Dezelfde vergelijking o.a. bij Maerlant (Kerken Clage 12), bij Brugman (Moll I 270), bij Vondel (Opdracht van de Leeuwendalers). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘hetsi in den live... of inden avontuerliken goede... of inden gheesteliken goede... de drie ‘goeden’ of ‘gaven’ van 42. dat hi vroliken niement toe ghelaten en can. Fra.: ‘ne faire bele chiere ne beau semblant.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
50.sulc wijn als int vat is, moet immer uten bongate pruusten. ‘il convient que tiex vins saille par le doissil comme il a el tonnel.’ daer Davidt of seit inden souter... de aangehaalde woorden van David zijn niet goed vertaald. Fra.: ‘que la bouche de l'envieus est plaine de maleïchon et d'amertume et de traïson. De maleïchon car des biens d'autrui il mesdie...Ga naar voetnoot1); d'amertume car les maus dautrui il engriege et alieve a son poueir; de traïson car quanque il voit et ot il pervertist a son poueir et torne a mal et en iuge faussement. - Aprés li envieus a . III . manieres de venim en euvre. - De drie manieren van venijnden woorden in 't Middelned. zijn uitingen van leedvermaak, laster en verdachtmaking en verschillen dus van 't Fransch; bovendien is 't laatste alleen zakelijk en heeft de vertaler levendig en juist de gedachten van den nijdigaard weergegeven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
52.Daer om is hi van der naturen dat die basiliscus is, ‘Donc il est de la nature au basilisque entour qui nule verdure ne puet durer... Eng. ‘thanne is he of the kende of the baselycoc vor no grenhede ne may yleste bevore hym, ne in gerse, ne ine busse, ne ine trauwe’. Ende die duechden hebben drie staden nader evangeliën, ‘Donc selonc l'evangile li biens a . III . estas. Car il est primes ausi comme en herbe, puis en espi et puis est plains de fruits et toz meurs.’ inden grase, ‘blé en herbe’, vgl. de aant. op 73. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
53.Die ander nemen toe enz. 't Fransch is weer veel korter: ‘Li autre sunt parfait et en grant estat et font moult de biens et a dieu et au siecle; por lour bons los abattre et leur biens abaissier dreche il ses engins; car con plus est li biens grans et plus grant duel en a.’ dat hi hem horen goeden name mede doden mochte, staat misschien voor ‘dat hi... daer mede doden mochte’, als men in aanmerking neemt wat Verdam zegt in Mnl. Wdbk II 22. Anders is 't een schrijffout en moet men daer voor dat lezen, wat dan ook in de varianten voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gheven worden. Die woorden voert ook de duivel aan tegenover Maria, als zij Theophilus uit zijn macht wil verlossen. (Verdam, Theoph. blz. 164.) Mer dat selmen verstaen. Lees met andere hss.: ‘mer dat selmen gehelike verstaen, want.’ (Doch dat moet men goed verstaan, daar er geen zonde is zoo groot, of God vergeeft ze hun die op hem vertrouwen en er berouw van hebben; maar...) Vgl. Eng. ‘And me ssel ine thet hollyche (= gehelike) onderstonde. Vor ther ne is no zenne zuo grat, thet god ne voryefth ine this wordle, yef man him vorthinght and byt merci vor the zenne.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
55.Zonden tegen den Heiligen Geest. Vgl. boven blz. 100. Bij Dirc van Delf heet Cap. XXVII van het Winterstuk: ‘Van den seven sonden inden heilighen gheest.’ Van het zestal wordt nog gewaagd bij Troelstra a.w. blz. 7 en blz. 92 (ook in den noot). In De Vrije Vries XVIIGa naar voetnoot1) is een stuk over de zonden tegen den H. Geest ingelascht bij het 3e gebod (blz. 269) waar deze redeneering voorkomt (vgl. C.S. 54): ‘Si en werden nummermeer vergeven; dat saltu also verstane, dat die sunde inden heiligen geest geen ontsculdigen en heeft daerom dat si solde werden vergeven: want die sunde tegen den vader ontsculdicht onse crancheit tegen syn aelmachticbeit ende die sunde tegen desGa naar voetnoot2) soens wijsheit onsculdyget onze onwetenheit, mer die sunde tegen die goetheit des heiligen geestes die en hevet geen ontsculdigen. Daerom soe menet cristus onse heer, hoe wal dat dese sunden oec vergeven werden, dat nochtans niet en geschiet als ander sunden vergeven werden, dat is in genen ontsculdigen, hier noch daer.’ De indeeling zonden tegen den vader, tegen den Zoon en tegen den H. Geest wordt ook vermeld blz. 92 noot 1. Dese doen die ontfermherticheit van hem vlyen ende rechtverdicheit sal hem te sware worden. Zinspeling op het bekende pleidooi in den hemel, waarvan een mooie schets voorkomt in het Oudnederlandsch Leesboek van Van den Bosch, (I, blz. 38) naar aanleiding van De Eerste Bliscap van Maria. aldus doen veel luden sonde in hopen. Vgl. Hendrik Mande, aangehaald bij Moll, J. Brugman I 271, ‘die sondighet op hope.’ Die eerste is vermetelheit, ‘presumption qui fait trop eslargier les gens et pou priser la misericorde nostre seignor et la iustice et par ce pechent mout de gent en esperance. - Deze vermetelheit is weer iets anders dan die van C.S. 37. - In De Vrije Fries is het ‘als een mensche hem te seer verlaet op die barmharticheit godes, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hi daerop sundicht... dat hi denct... Du heves veel goets gedaen, god salt di noch al vergeven, hoe veel du sundiges.’ Die ander is mistroest of wanhope, ‘desesperance qui tout a dieu la misericorde.’ dese sonde neemt gode sijn ontfermherticheit als vermetelheit hem sijn rechtverdicheit neemt. Wie zich aan deze zonde schuldig maakt stelt zich God voor als niet barmhartig, vergeet dat God barmhartig is. Die derde is verhertheit van herten, ‘obstination c'est durté de cuer’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
56.Die vierde is versmadenisse van penitenciën, ‘Li quars est despit de penitence; c'est quant homme propose en son cuer que il ne se repentira pas de son pechié.’ Die vijfte is oerloghen of te wederstaen die gracie gods of die genade des heilighen geestes in hem selven of in ander luden. Van deze plaats teekende ik den Fra. tekst niet aan; het Eng. heeft: ‘The vifte is to werri (to war) the grace of the holy gost ine othren.’ Waarschijnlijk moet het mnl. dus gelezen worden: ‘te wederstaen die genade des heilighen geestes in ander luden’ en heeft de vertaler of afschrijver driemaal verbeterd met ‘of’, vgl. aant. 24. Een zelfstandige lezing heeft Q, waar het genoemd wordt ‘nidicheit vander graciën sijns evenkerstens’ = invidentia fraternae gratiae (boven blz. 100). Die seste is teghen die waerheit te oerlogen. Eng.: ‘the zixte is to werri zothnesse be his wytende and specialliche the zothnesse of the cristine beleave.’ Geilhoven noemt dit: ‘impugnatio veritatis’ (boven blz. 200.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
57.Mer du suls weten, dat daer één manyere van toerne is, dat gheen sonde en is. Vgl. Hs. X 114 Kon. Bibl, fol. 21 r: ‘Mar het is gramscap die guet is, als dat een toornich is op sinen vrient als hij misdoet.’ een felheit van herten, ‘felonie de cuer.’ Een andere indeeling van Toorn geeft het Cansellierboeck zie blz. 154), een soortgelijke als die van de C.S. wordt aangehaald boven blz. 152. In den Miroir du Monde (ed. Chavannes) worden de ‘oorlogen’ genoemd: la premiere meslee ‘par dedans’, la 2de guerre ‘desus li, a Dieu’, la 3e guerre ‘desous li, a sa femme et a sa maisnie neis as bestes mues,’ la 4e guerre ‘a ses voisins, par dehors’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een vier dat sijns selfs huus verbarnt, daert in gemaect is, vgl. het beeld in den Sp. d.S. 13628 vlgg.: ‘dat (nijt) haren dragher pijnt
als die worm, die int hout groyet
die van etene niet vermoyet
den boom, daer hi in was geboren.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
59.Hier wassen veel quader tacken uut...‘ . VII . rainselez. Car quant ire monte entre .II. hommes, il en naist primes contens et puis rancune qui demeure es cuers des gens, aprés haine, aprés vient souvent meslee, aprés desirier de vengier, aprés aucune fois homicide, aprés souvent guerre mortel entre les amis’ Ende daer om so is hi dit voor gode sculdich te beteren... die daer een oersake ende een beghin of hebben gheweest. Herhaaldelijk verschillen antecedent en relativum in getal, vgl.: ‘dat een mensce also swaermoedich is... die som sijn wel wacker ghenoech’ (61), ‘die den visch vanghet die naden ase so ghierlic grijpen’ (116), ‘menighen mensce diese voer loghenaar houden’ (137). ende daerom staet seer in die waghescale mit hem van haerre salicheit, ‘et pour cest (l. ce est) en grant balance de lor salu.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
60.Over de traagheid, accidia, acedia (‘accide, cest a dire peresce et anui de bien faire’), heeft Wijbrandts gehandeld in Moll en De Hoop Scheffers's Studiën en Bijdragen II, 61. Dirc van Delf omschrijft ze als ‘een verdrietelijke moet van latticheit ende gheen betrouwen te hebben enige doecht te bestaen.’ Eigenaardig is de onderscheiding in ‘een quaet beginsel,’ ‘quaden voertganc’ en ‘een quaet einde’, een wijze van behandeling die eenige afwisseling brengt in de gedurige verdeelingen en onderverdeelingen. Daarenboven wordt er van 63-69 een reeks ondeugden beschreven die in geregelde ontwikkeling op elkaar volgen en den mensch dieper en dieper doen zinken tot hij eindelijk geheel mistroostig zich ten volle in de macht geeft van den duivel en deze hem ‘den rechten dootsteec’ geeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
61.so werpt hi hem een beenkijn in die mont op te bijten, ‘quant li diables trueve l'omme oiseus, il le met en euvre et li fait primes penser mal et puis desirier vilanies, ribauderies, lecheries, sont ans perdre et moult de biens que il pourroit faire, dont il pourroit gangnier paradis.’ dan één zweeten of slapen, Fra.: ‘une suour ou un dormir.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 524]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
63.vertreckenisse kan moeilijk de vertaling zijn van 't Fransche desloiautés (Eng. ontreuthe). Er worden dan ook twee zaken onderscheiden: de trage mensch ‘vertrect’ (vertreckenisse, uitstel) en ‘volget des duvels raet’ (desloiautés, ontrouwe). Het uitstel is een gevolg van de ontrouw en de vertaler zal zich niet hebben vergist, maar ‘vertreckenisse’ hier beter hebben gevonden. Du coemste noch wel alden dach daer toe te doen, contaminatie uit ‘daer toe’ en ‘dat te doen’, iets dergelijks als het bij Stoett (Synt. 51) besproken verschijnsel, waarvan hier ook voorbeelden voorkomen: ‘tot eenre sonden te doen’ (233), ‘in sconen saghen... te segghen’ (138), ‘dier hi geen machte en heeft te betalen’ (294*). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
64.int boec sijnre conscienciën, ‘el livre de sa confession’. Vgl. Cancellierboeck (Hs. Kon. Bibl.) fol. 20: ‘Wie mach hij dan heyten int boeck der consciencie een guet scholier, dene die des yaers cume eynwerf geyt ter biechten?’ en fol. 23: ‘sulke grote meysters die nu luttel mict ende cleyne sorghe heeft in dat boeck der consciencie te studeren’; ‘Alsoe is die mensche boven allen sotten sot, diet boec der conscienciën verroeckeloest, ende ander dinc meer studeert ende verciert of hantiert, want die cancellier van hemelrijc Jhesus Cristus in anders gheen dinc prueven en sal den mensche, dan int boec der conscienciën’. Ruusbroeck in 't Boek van de zeven Sloten (v. Vl. Ned. Proz. 35*) ‘ende hijromme keert in u selven ende opent dat buech uwer conscienciën’). Vgl. Con. S. 397 ‘dat scrift sijnre conscienciën’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
65.weecheit of tederheit, in 63 heette dit ‘weecheit of crancheit’ en in den 3den regel van 65 ‘loyheden of tederheden’. Het Fransch heeft ‘peresce’, 't Eng. ‘slacnesse’. Wij zouden hier zeggen: gebrek aan energie. van oneersamheit of van onmaten, dat men in clergie indiscreti heet; ‘onmate’ zal er hebben moeten staan (vgl. aant. 21), misschien staat ‘oneersamheit’ voor ‘onversonnenheit’ (hs. B.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 525]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
68.Dat vierde is droefnisse enz. ‘Li quars est tristece ou il est chaois par ces autres vices et tant le surmonte ceste tristece que quant que on li fait et dit et quanque il voit li anuie, et ainsi chiét en langeur et en ennui de vivre’. so valt hi dan in eenre qualen, ‘icele langueur ou il est chaois et li anime de sa vie si que il meisme souhaide et desire la fin et sa mort.’ mistroest, ‘desperacio futuri seculi’; ‘wanhope des toekomenden levens’, zegt Dirc van Delff, ‘ghescyet meer den oncuuschen dan den suveren, want si een eyghen plaghe is deser sonde.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
69.ghiericheit, dat een wortel is van allen quade. Ghiericheit of vrecheit is een ongheordende liefte of minne op tijtlic goet. Zinnen, die herinneren aan den proloog op den Miroir du Monde: ‘l'une amour est charité, qui est rachine de touz biens, l'autre convoitise, qui est rachine de touz maus.’ (Inl. blz. 25). ‘La male rachine est amour laide et desordenee.’ ongheordende liefte of minne op tytlic goet, ‘amour desordenee d'avoir’. Zoo zegt ook de Spiegel der Sonden (I 2207): ‘Dats al vracheit, die an tghelt, ongeordineerde minne stelt’. Volgens Augustinus is ‘doghet’ ‘gheordeneerde minne’ en dus ‘is ongheordineerde minne (d.w.z. ‘minne ter doghet’ die te klein en ‘minne ter zonden’ die te groot is) ‘misdaet’ (Sp. der S. I 10348). Het Cancellierboeck zegt, Ambrosius aanhalende: ‘Die sijn minne niet en heeft gheordineert, alleGa naar voetnoot1) sulke liede doen die gode niet en minnen tierst ende boven maar techterst ende minst, ende die haren lichame minnen niet techters maer tierst ende meest; dese mesdoen harde swaerlijc ieghen dat ierste ghebod’. Vgl. ook de uitdrukking ‘quade minne’ in C.S. 411. Op blz. 37 van de Inleiding is aangetoond, dat het hoofdstuk over ‘luxurie’ een samenvatting van drie tractaten is. Hetzelfde kunnen we zeggen van het hoofdstuk ‘vrecheit’, blijkens 69. Eerst staat er: ‘Dese ongheordineerthede toent haer generaliken in drye manieren: in nerstelic goet te werven: in nauwe of vaste goet te houden en in scaerselic goet te verteren’, een indeeling die zoo niet afkomstig van dan toch verwant is aan die van het tractaat van hs. X 114 der Kon. Bibl.Ga naar voetnoot2) fol. 23v: ‘Vracheit is die vijfte hoeftsonde. Dese sonde staet in tween, als een goet qualic te vercrigen off een guet, dat well off qualic vercregen is, qualic te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 526]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
houden. Van den eersten is gesproken inden sesten gebode, van den anderen spreect sinte Gregorius...’ In de Coninx Summe wordt deze indeeling onmiddellijk in den steek gelaten voor een andere in tien ‘tacken’, die maar voor de helft overeenkomen met de negen van 't CancellierboeckGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
70.De ‘jonger’ uit het tractaat in De Vrije Fries zegt: ‘Ik wiste al te geerne wat dattu woeker hetes,’ waarop de ‘meister’ antwoordt: ‘Die woekeners en horen der heiliger kerken niet toe.’ Aldaar blz. 320: ‘Het is een ghemene reghel des rechtes: so wat men eijschet of ontfaet of begheert om des gheleenden gheldes wille totter hoeft summen, dat is woeker.’ ‘Die eerste quaetheit’ van de woekeraars is volgens den Spiegel der Sonden (ed. Verdam, I 3981) ‘dat si den lieden vercopen die tijd’, die gemeengoed van alle menschen behoorde te zijn. Die ander maniere. Ook de nakomelingen der woekeraars zijn verdoemd, als zij het onrechtmatig verkregen goed niet teruggeven: zie de exempelen bij De Vooys blz. 296. aen ghelde of aen waeren, ‘ou en deniers ou en chevaux ou en blé ou en vin ou en fruis de terres, que il prennent en gage mort sans conter les fruis en paiement’. hoefscheit of ghiften, ‘mais il i a uns autres presteours courtois qui prestent sans marchié faisant et toutes voies en atendant les bontés ou en deniers ou en chevaux ou en coupes d'or et d'argent ou robes ou tonneax de vin ou porceaux cras, services, corvees de chevax ou de charretes ou prouvendes ou benefices a leur filz ou en autres choses.’ In 't Eng. staat hetzelfde. Was deze vorm van woeker hier minder bekend, dat de vertaler er zoo kort over is? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
71.die lombaerde of die iode, ‘les iuis et les caoursins’, Eng.: ‘iewes and the caorsins.’ tlant verderven, ‘et il en prennent les loiers et les grans dons et a la fois les renchons qui sunt du chastel as poures hommes.’ die grote heren; zoo vertelt de Clerk uten lagen landen ‘van eenen jode, die wel gesien was by desen grave’, nl. Willem IV (v. Vloten Proz. blz. 61). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 527]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soit plus que ele ne vaut pour le terme. Et qui pis est: li termoierres desloiaus, quant il voit les gens plus a meschief, lour vendra il plus chier, .II. tans ou .III. que la chose ne monte. Et tiex gens font mout de maux’ (73). De sadel van een som gelds is mij niet duidelijk. Leverde men een paard met een bedrag in contanten samen tegen een (veel te hooge) som op termijn, zoodat lui die om geld verlegen zaten zoo'n koop aangingen, niet omdat ze een paard noodig hadden, maar om aan ‘reed geld’ te komen? Het komt me voor dat D. 't ook niet begrepen heeft, van een zadel in letterlijke beteekenis kan hier toch geen sprake zijn? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
73.De woekeraars beletten dus den ridders, hun ridderplichten te vervullen. voorcopen. ‘Li autre pechent en achter (l. acheter) les choses comme blé et vin ou autre chose mains la moitié que ele ne vaut pour les deniers que il paient avant et puis le vendent .II. tans ou .III. plus chier’. Ter opheldering nog een plaats uit De Vrije Fries XVII blz. 295 noot 1: ‘Ist oec also datmen toecomende dinghen vercopen wil, dat recht of onrechteliken gescien mach. Als dat den mensche den anderen gheeft tien schellinc, dat hi hem te somer gheve X maten wijns of olijs of koerns.’ Hetzelfde wat wij dus ‘opkoopen’ noemen, zooals dat b.v. met vruchten in 't voorjaar nog gebeurt. Maar ook ons speculeeren heette ‘voercoep’ blijkens een plaats uit Gentsch hs. G 11127, mij door De Vooys meegedeeld: ‘Eist dat sake dat een ter maert gaet ende hij wat coept ende hijt binnen der selver tijt binnen der selver maert weder vercoept, dierder dan hijt ghecocht heeft, dat hij .XII. groete cochte ende vercrijchter .XIII. af, dit es gheheeten voercoep’. ‘Het is verboden; diet doet, hij doet dootsonde’. In 't Cancellierboeck wordt ‘voercoep doen’ verboden bij het 6de gebod, zonder nadere uitlegging. Ander lude copent goet, ‘Li autres achetent les choses quant eles sunt plus viles a grant marchié, en aoust le blé, en vendenges le vin ou autre marcheandise por vendre plus chier el tens que eles sont plus chieres et desirent le chier tens pour plus chierement vendre.’ dat coern alst eerst uut scyedt, ‘le blé en herbe’. Vgl. 52. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 528]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
compaignon au gaing et non pas a la perte.’ Vgl. Sp. der S. ed. Verdam I 4223: ‘Die derde smueder-woeker mach sijn
Als yemand leent zijn gheldekijn
Ten derden dele ofte ter helt,
Up sulke condicie gestelt
Dat hi ne deele in gheen verlies...’
yseren beesten. Fra. ‘Ou qui baillent leur bestes a moiteeries par si que eles soient de fer, c'est a dire que se eles muerent li moiteiers i metra autres en lieu ausi vaillans et ausi bonnes; ce sunt marchiez sanz paour’ (zonder risico). Vgl. het Cancellierboeck bij het 6de gebod: ‘oft die gheven quic oft midinghen te houdene bi vorwae[r]den dat niet sterven en sal.’ Vgl. Mnl. Wdb. op iserijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
76.Aardig is de uitdrukking ‘tam dieve’ voor ‘larrons privez’. Jan van Rode was in een ironische bui, toen hij dit stukje vertaalde: deze dieven zijn zoo mak, ze eten uit je hand! Hij rekent er baljuwen, rentmeesters en meer zulk ‘lief gezelscap toe’ en spottend spreekt hij over hun vergeetachtigheid in het boeken - neen, de stumperds kunnen soms niet schrijven! Het Fransch is hier kort en droog: ‘Baillif, prevoz et bedeaux et serians, qui emblent les amendes et restraignent les rentes lor seignours et content plus en mises et en despens et mains en recetes et en rentes.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
77.dies gheen noot van armoeden en hebben = die het niet uit armoede noodig hebben. Vrouwen mogen wel geven ‘van dien guede dat in hoerre scheffenisse bevolen is of vanden guede dat van gueder ende ghepruefder ghewoenten pleecht te hoeren totter schaffenisse der wive als van brode ende wijn ende in der ghelijc des men daghelics ghebruyct inden huse ende sunderlinghen als die man is alte seer haert in den werken der barmhertscheit, want dan mach dat wijf sunderlinghen almoessen gheven van dien dinghen hoerre scheffenisse uut guedertierenheit om salicheit hoers mans, alsoe nochtan dat die aelmissen sij in der mate op dat si den manne niet en brenghe in groten schade of armoede’. (Hs. K 35 der Kon. Bibl. fol. 135v) Ook Dirc van Delf zegt, dat een vrouw buiten haar man om niets mag weggeven, ‘of is dat wijf neerachtigh of ghevet si van horen morghen gaven’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
78.gestolen water sijn die soetste. Het spreekw. komt noch in den Fra. noch in den Eng. tekst voor, maar wat bet. ‘gestolen water’? haer melc heymelic haer koeijen melken, ‘koeijen’ dat of een komma achter ‘melc’ lezen? In den Sp. der S. is sprake van ‘enighe’ die ‘vremden coen haer melc meest hebben gestolen’, maar daar wordt tooverij bedoeld. alle die ghene die wat vijnden enz. Vgl. het zevende gebod. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
79.Die vierde dief,... dat sijn. Vgl. aant. bij 59. dief mit gheselle, ‘larrons compaignons cil qui partent au larrecin ou par compaignie ou par don ou par achat.’ datse daer niet over en rechten, zoodat ze er geen recht over spreken; zonder er iets aan te doen. Het Fra. eenigszins anders: ‘et ne veulent ou n'osent iustice faire’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
80.In den Fra. (en in den Eng.) tekst worden zes soorten van roovers onderscheiden en worden de ‘ruiters’ niet genoemd. Punt 3 en 4 wijken af, zie beneden. lose testamentoers, ‘malvais executeurs des testamens.’ Dat derde sijn dese tyrannighe heren, ‘li segons est es malvais seignours, soient chretiens ou autres, qui escorchent leur povres hommes, que il deüssent garder et soutenir, par tailles par corvees... En cest grant pechié sunt li grant prince ou li baron qui par leur force tolent le (l. les) citez les chasteaux les terres les baronnies, et li autre honme riche qui a leur povres voisin (l. voisins) tolent a force terres vignes et autres choses et prennent a destre et a senestre que riens ne li puet eschaper.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
83.Fra.: ‘Li quinz est en ces grans prelas qui escorchent et raeimbent lour sougiez par trop grant procuracions ou par autres exactions que il font en trop de manieres; ce sunt li leu qui meniuent les brebis.’ want so als dieven teghen horen heer sijn’, lees: ‘... so alse (= als se) dieven...’, een lezing die door de varianten aan de hand | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedaan wordt, PG: also alle dieve sijn teghen. Q: ghelijc dat si dieve siin ieghen. K: also als sy dieve sijn teghen. B: soe alse dieve sijn. D: want gheliken als dese dieve syn en stelen horen here, also. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
84.In deser scolen, zie 69. Die eerste sijn valsche pleyters, die valsche pleyten maken. Fra.: ‘li faus plaintif qui font les fausses peticions et quierent les faus iuges et les lointains (?) les faus tesmoins, les faus advocas, les fausses lettres pour autrui grever et travailler les gens a tort, ou par crestienté ou par cort laie’ (aan een geestelijk of aan een wereldlijk gerechtshof), ‘valsche aanklagers’. daer si hoer loesheit best mede menen te bedringen. Men kan een persoon bedringen, in 't nauw brengen, kwellen; hier zal de lezing van PQ, bedriven, de juiste zijn. valsche lopers., ‘li faus fuitif qui fuient et nient ce que il doivent et quierent barat et barres et erlaecons (l. relacions?) pour tolir a autrui le leur’. Eng. ‘valse yvlemde’, d.i. zooals de Eng. uitgever verklaart: ‘pretended exiles’. De mnl. vertaler maakt er boden van die de menschen oplichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
86.Dat seste sijn valsche notarie (sic), ‘li faus notaire qui font les fausses letres et faussent les seaux et font les malvais libelles et trop d'autres desloiautés.’ Dat sevende sijn die valsche rechters. Fra. en Eng. uitvoeriger: ‘The othre byeth the valse demeres (rechters), thet ham zelve hongeth (overhellen) more of one half thanne of anothre be yefthes other be behotinges other be byddinges other vor love other vor wrethe other vor drede and onbyndeth the playntes mid wrong. and doth maki the greate costes and nimeth the greate yefthes otherhuyl of the on, otherhuil of the othren, otherhuyl of on and of othre and zelleth (“sell”) hare domes other ham leteth yworthe (of laten ze tot niets leiden) and doth to the poure men greate harmes thet hi ne moge amendi’. Nu volgt in 't Fra. toch nog een zevende rubriek ‘li malvais conseillier, qui donnent les malvais conseus as gens et font perdre les quereles por les services que il en ont’ waaraan de 3e van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mnl. niet geheel beantwoordt; Eng.: ‘the othre byeth the kueade bezide-zitteres thet yeveth the kueade redes to the demeres and maketh lyese the playntes vor the services thet hy habbeth.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
87.Heel begrijpelijk is het dat we de ‘sacrilegi’ in tractaten over de tien geboden behandeld vinden en wel bij het vierde gebod: ge zult uw vader en uw moeder eeren, waarbij een clerc niet nalaat te verklaren dat hier vooral ook de geestelijke vader en moeder, en met de laatste de Heilige Kerk, bedoeld worden. Aan een afschrift van De Vooys (Hs. Brussel II 2047, Cancellierboeck) ontleen ik het volgende over ‘sacrilegie’: ‘Jeghen dit ghebod misdoen oec die ghene die harre gheestelike moeder, dats die heyleghe kerke onwerde doen, die kerken vriheyt quetsen oft minderen oft in die kerke doen sonde wetenlike, oft roef oft diefle, dat is sacrilegie, oft idel woerde oft vriage oft verranisse oft achtersprake daer in spreken oft comenscape daer in doen, want die kerke nerghens elder toe en es dan een beehuys, oft die beletten goedts dienst oft niet repene oft met wachtene oft met enegherande stucken, oft die haer diende[n] ende haer offerande niet en ghaven oft die te hare kerken niet en ghaen te messen te minsten des sondaeghs ende in sunderlinghe feesten, oft die in onruekelycheyden oft in stijfheyden hem heft laten te banne doen oft ghesproken gheten ghedronken ghewandelt heeft weteleec ieghen verbannen lieden, oft die die ghebode der heylegher kerken niet en heeft ghemint, maer wetelike ghebroken oft die dat ornament der kerken ende dat ten outare behoert ontamelike ende onruekeleec heft ghehandelt.’ Die vijfte tacke... is sacrilegie, datmen... of die... Vgl. voor den bouw van den zin aant. 45. als die tovers, ‘comme font li herege et li sorcier et li malvais prestre por gangnier.’ De varr. hebben dus de goede lezing. wassen kynderen kerstenen en molsvoete alleen in 't mnl. Mij niet duidelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
88.malicie doet, blijkbaar verkeerd vertaald, Fra.: ‘quant on fait meslee en moustier si que sanc i a espandu ou quant on i fet pechié de luxure.’ In 't Fransch staat hier nog: ‘Aprés quant on emporte ou emble par malvaise raison hors del saint leu chose benoiete ou non benoite, quele que el soit’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
90.Over simonie vgl. Inl. blz. 157. ghewide oerdenen copen, vgl. aant. op 19. prediken om ghelt. Hoewel het hier wel even goed als in Frankrijk zal zijn voorgekomen dat rondreizende predikers niet even onbaatzuchtig waren als Geert Groote of Johannes Brugmans, mag men toch niet uit 't oog verliezen dat plaatsen uit de Coninx Summe die niet door den vertaler zijn ingelascht, slechts in zooverre eenige bewijskracht voor Nederlandsche toestanden hebben, dat men verandering of weglating door den vertaler of een of enkele afschrijvers zou mogen veronderstellen, als ze in 't geheel niet op toestanden in hun omgeving betrekking hadden. - In 't Cancellierboeck (maar dat is ook in Parijs geschreven!) staat bij 't tweede gebod: ‘oft te predeken oft te singhene oft te lesene meer om roem oft om gheniet dan om gode.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
91.om gods willen. Duidelijk blijkt hier de zich ontwikkelende nu nog bekende beteekenis ‘gratis’. Het Fransch heeft hier nog een geval tusschen: ‘Li quins est li pechié de ceus qui par marchié faissant laissent leur benefices et eschangent.’ mit comenscap of mit copen in religiën komen, ‘Li sisieme pechié est de ceus qui par marchié faisant entrent en religion et de ceus qui en tel maniere les rechoient (l. rechoivent).’ De bedoeling is dat men aan een klooster betaalt om er in opgenomen te worden, zooals duidelijk wordt door wat er volgt in 92. Voor ‘mit comenscap of mit copen’ zal men ‘mit copen’ moeten lezen, vgl. de varianten en de aant. op 21. Ende in noch veel andere dinghen is symonie gheleghen... Fra.: ‘Mout i a des autres pechiez et de divers cas en symonie, mais il apartienent plus as clers que as lais et cist livres est plus fais por les lais que pour les clers qui ont les livres’ (Eng.: ‘thet habbeth the bokes’; Jan van Rode voegt er aan toe: ‘Leefdense anders te recht na horen boeken!’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neste quant li services est fait pour deshonneste cause ou principaument pour chose espirituel.’ De Spiegel der Sonden wijdt drie hoofdstukken (LI, LII, LIII) aan een waarschuwing tegen ‘gifte ontfanghen’ dat ‘grote vrese’ is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
94.toverers ende wighelaers. Vgl. aant. 4. Fra.: ‘A cest pechié apartient li pechiez de ceus qui pour deniers font apeler les deables et font les enchantemens et font garder en l'espee et en l'ongle pour ataindre les larrechins ou pour autres choses. Et de ceus aussi qui font ou pourchacent par baras ou par sorceries ou par malefice, que ce il soit, que persones qui sunt en mariage s'entreheent ou ne puent avoir compaignie l'un a l'autre par mariage, ou que persones qui ne sunt mie en mariage s'entraiment folement et par pechiéGa naar voetnoot1).’ inden naghel ‘en l'ongle’ wordt in 't Eng. vertaald ‘ine the nagle of the thoume’, waaruit blijkt dat hier hetzelfde bedoeld wordt als in Hs. Gent 11127Ga naar voetnoot2): ‘in den naghel vanden vingher’. si segenen enen kase datten een dief niet gheëten en can die (lees dien, nl. die en) gestolen hevet, daer si na lesen (met tooverformules naar zoeken, nl. naar den dief), ontbr. in 't Fra. Dat het gaan naar toovenaars en waarzeggers ook in de Middeleeuwen soms niet meer dan een onschuldig vermaak was zooals op onze kermissen, verneemt men uit De Vrije Fries XVII blz. 256: ‘degenen die met toveriën omgaen ende die hande te besien’ zijn verdoemd, ‘ten waer dat sijt alleen deden om den tijt te verdriven in geselscap mitten anderen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
96.Dat vijfte is transeneringe. Geheel afwijkend van 't Fra.: Li quins est li pechiés des baillies des prevos les (l. des) bedeaus et des serians qui encusent et chalengent les povres gens et les font raeimbre et malmener pour . I . poi de gaaing que il en ont par delez. A cest pechié appartienent li pechié des faus iuges et des faus advocas et des faus tesmoins dont nous avon parle desus. En moult d'autres manieres est fais le pechiés de malignités. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
98.Dat eerste is, dat men die dinghen duerre vercoept danse werdich sijn. Fra.: ‘La premiere est vendre les choses le plus que l'en puet et acheter le plus vil que l'en puet’, wat niet tegen onze, maar wel tegen de Middeleeuwsche zedeleer strijdt. Met 't Fransch komt de Spiegel der Sonden overeen ‘vercopen so diere alsmen mach in enygher maniere ende te rekenne nyewets weert dat ghene dat hi te copene begheert’ (vs. 4556 vlgg.). loeslike wegen b.v. ‘si houden die schale naeden wijnt’ (Proza Spiegel der Sonden (fol. 41a). dese biertappers [die] scume voer bier vercopen, ‘cil tavernier qui emplent la mesure d'escume ou metent eau ou autre chose en la mesure.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
99.ander waer te vercopen dan men eerst toent. Hetzelfde Sp. d.S. 4600: ‘Copers hebbent vake beseven datmen wisselde onder handen.’ datmen die waerheit heelt vanden dinghen, die si vercopen. Hetzelfde S.d.S. 4603 vlgg. ‘tgebrec toghen si niet en twijnt.’ Het Fransch heeft een andere nummering, waarmee die van 't Eng. weer niet overeenkomt. 't Fransch heeft nog ‘La sexte maniere est vendre a terme; de ce avons nous parlé desus’, wat in 't mnl. is weggebleven, maar wel in hst. L van den Sp. d.S. voorkomt, evenals: ‘La nouviesme est faire et pourchacier que la chose que on vent apert meillour que elle n'est, comme font cil drapier qui eslisent les lex oscurs ou il vendent leur dras.’ Hier en bij ‘quade spele’ blijkt - wat trouwens van te voren waarschijnlijk was - dat Sp. der S. en C.S. althans middellijk op dezelfde bronnen teruggaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
100.quade ambochte. Het Fransch is veel beknopter: ‘ces folles fames qui s'abandonent a pechié. Ausi comme cil heraut et cil campion et moult d'autres qui pour deniers ou pour preu temporel s'abandonent a mestier deshoneste qui ne puet estre sans pechié et de ceux qui les font et de ceux qui les soustienent.’ Dirc v. Munster heeft bij het 6de gebod: ‘Die van quader neringe leven als die dobbelscolen ende vuyle taverne of enige ander boverye houden.’ stockers of hanghediefs. Dirc v. Delf (Hs. V 56 Kon. Bibl. fol. 178) ‘die quade felle stockers ende pinighers.’ ghemeen stove houden. Badhuizen voor ‘bains mixtes’. Dat men zulke inrichtingen in de groote Vla. steden kon hebben blijkt uit Volkskunde 1902 en Onze Kunst II blz. 48. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
harinc om den kuut braden, misschien wel oorspr. door herbergiersknechts gedaan zooals tegenwoordig de poeliers voor particulieren een haas of konijn villen om het vel. Het zou dan verder de beteekenis hebben kunnen krijgen van: uit alles een voordeeltje halen. quade herberge, de herbergiers krijgen nog een lesje in 134. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
101.Alle taerninc spel is inden rechte verboden, ‘Tiex malvais iex sunt deveez selonc les drois.’ Bedoeld is wel het canonieke recht, ‘dat boec vanden rechte der heiliger, kerken’. Het Fra. noemt slechts: ‘gieux de dés et de tables et autres, quiex que il soient, ou l'en gieue pour deniers ou pour autre gaaing temporel.’ Coever die wil půůsten. Felen. Deze staan in 't hs. rood onderstreept en met hoofdletters, de andere niet. daer leent men vier penninghen of vijf om den eersten diemen wint hoor ghelt toe betaelt. Het Fransch maakt het Mnl. niet duidelijk: ‘Li segons est usure trop grant, comme .XI. pour .XII. non mie a . I . mois ne a . VIII . iours mes a . I . meïsmes iour’, vgl. Sp. der S. 5653: ‘als si hebben verloren dat hare, vinden si enen leenre dare, die daer tiene leent voor elevene, binnen den daghe weder te ghevene’ en Tijdschr. XII bl. 56: ‘groet woeker als één penninc twee, drie of meer in brenghet, niet in een iaer of in eenre weke of in enen daghe mer in eenre oeren!’ Men zou geneigd zijn om met G te lezen: ‘vier penninghen om vijf’, maar dan? Misschien ook zoo op te vatten: men leent 4 of 5 penningen, tegen afstand van den eersten dien men wint, zonder dat het geleende kapitaal daarmee verminderd wordt, zoodat degenen die uitleenen hun geld toe krijgen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
102.lelike blasphemiën op gode. Een aardige verklaring bij het tweede exempel geeft Sp. der S. (waar zooals Inl., blz. 52, gezegd is, de beide exempelen ook, doch een hst. verder, voorkomen): ‘Dus nemen si wrake van haren scaden
Also vortijds die heydene daden,
Die hare gode sloeghen of staken.
Alse hem misvellen hare saken.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
103.dat quade exempel dat die dobbelaers den anderen gheven, dat sijt sien.’ Uitgewerkt in Sp. d.S. Cap. LXXXI. Zoo het volgende punt aldaar Cap. LXXIX (Sp. d.S. 5878 ‘dat spel den menschen steelt die tijt’). menich vechtelic ende manslachte bijna woordelijk Sp. d.S. 5778 ‘menich gevechte ende manslacht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
104.die properliker den clerken dan den leken toebehoren, ‘Mes eles apartienent plus as clers que as lais. Et cist livres, si comme i'ai dit, fu fais plus pour les lais que pour les clers; car li clers sevent les escriptures. Mais une chose dois savoir: que li avers a un deable eu cors a qui i sert...’ De geboden van den Mammon ontbreken in 't Engelsch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
106.Die vanden vier der oncuuscheit dient, de uitdrukking staat misschien onder invloed van 't Fransch: ‘qui sert du pechié de luxure embraser es cuers’. Eng. ‘thet serveth of the vere of lecherie becleppe (to embrace) the herten.’ in dat weder staen, in dat te weerstaan. die ander sijn toevinghe, lees ‘is’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
107.De begeerte verschilt hierin van consent, dat begeerte actief en consent passief is; ‘mit vollen consent van herten’ wil zeggen: zonder dat men er ook maar eenigszins tegen strijdt; de begeerte veronderstelt een opzettelijk zoeken van het kwaad. Zoo beteekent dus ‘consent van binnen eenighe begheerte te hebben’ (12) het niet strijden tegen het opkomen der begeerte, het zich door de begeerte gewillig laten overmeesteren. te frisscheliker ende te uitwendiger, ‘en veoir ces dames et ces damoiseles parees et appareillies qui souvent se parent et s'appareillent plus cointement et plus deshonnestement pour faire muser les musors a eles.’ Men vijnt wel wiven die menen dat si daer gheen sonde an en doen want si selve niet wel en menen te doen. Vgl. een overeenkomstige plaats bij RuusbroecGa naar voetnoot1): ‘Ghi siet wel, als een ioncfrouwe, een nonne, uut haer cloester gaet, si maect haer so behaghel als of si haer den duvel ende die werlt vercopen woude, alst dicwijl ghevalt, want si is oersaec van menighe sonden, dien si selve niet en weet ende daer si reden of gheven sal ten oerdel Gods.’ ende die quade begeerten daer of wassen, die, datief mv.
Dirc van MunsterGa naar voetnoot2) is bijzonder uitvoerig over wat ‘een sake | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van oncuischeit’ kan worden. Tegen het 8e gebod, zegt hij, zondigen ook: ‘die ander luden buten huwelike tot eniger oncuyscheit trecken of leyden, het si mit cussen of mit vuylen gesichte of mit omhelsen of mit aenspreken of mit onscameliken te tasten of mit boden of mit minnebrieven of mit dreygen of mit beloften of mit boefachtigen woerden, mit ghiften ende mit logenen, mit losen pluumstriken of mit overvloedige ende onbetamelike cierheiden, mit vercierder scoenheit, mit maeltiden, mit coppellerssen, mit dansen, mit springen ende oec mit vuylen oneerbaren gelate, mit oncramelike vertoninge der leden, mit toveriën ende mit onreynen boecken te lesen ofte van enighen anderen manieren die niet betamelic en sijn te scriven noch uut te spreken.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
108.Een scoen ghecyert wijf is een armborst, ‘Dame de bel atour est arbaleste’, maar Eng.: ‘levedi of vaire digtinge (adorning) is arblast to the tour.’ want van allen sielen sijn si een occasoen ende sake haerre verdoemnissen gheweest ende sullen reden moeten gheven kan in den samenhang gemist worden als overbodige herhaling; de plaats schijnt bedorven, vgl. Q; in het oorspr. komt het niet voor (Fra. ‘donc il li convendra rendre raison... des ames qui par achaison de lui seront dampnees’). dot is te seggen, die gheen die aldus wetende, met den nadruk op dit woord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
111.ende daerom worden si dicke arm ende onterft, ‘et si en avient aucune fois desheritemens des hoirs et faus mariages.’ G en Q hebben de juiste vertaling. Dat seste is, ‘La sisiemes est quant li hons a sa propre fame et il fait chose defendue et desordenee contre nature comme en ordre de mariage. De sa propre espee se puet uns hons ocire; ausi puet il ovec sa popre fame pechier mortelment.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de ‘goede ordinanciën van wittachtigen hylic’ zie Coninx Summe 502. sloech O. quader doet ‘ferit de male mort.’ Ysmodeus (Asmodeus). De geschiedenis waarvan hier en C.S. 505 melding gemaakt wordt, staat gedrukt in ‘een corte schone collacie vanden goeden Thobias ende sinen soen, die oec Thobias ghenoemt was, inhoudende XVII capittelen’ (Campbell 450). De jonge Thobias ging naar Raguel, zijn vaders broeder, om diens dochter Sara ten huwelijk te vragen. Raguel maakte bezwaar, hoe graag hij ook een zoo godvruchtig man als Thobias tot schoonzoon had; immers tot zeven keer toe was het huwelijk van Sara belet door Asmodeus, die telkens den minnaar in den eersten huwelijksnacht had gedood. Maar de engel, die Thobias geleidde, had dezen de oorzaak meegedeeld, ‘want die ghene die hylyck ontfaen alsoe dat si gode van hem ende van haren ghedachten uutsluten ende hem alsoe gheven tot haerre oncuyscheit als een paert en een mule, die gheen verstandenisse en hebben, op hem heeft die duvel macht’. De jonge man moest dus eerst drie nachten in vrome overdenking en gebed met zijn vrouw doorbrengen en daarna moest de wensch om vrome kinderen te verwekken hen beide vervullen. Daaraan houden zij zich en de oude Raguel, die in den vroegen morgen na het huwelijk al een graf voor zijn doodgewaanden schoonzoon heeft gedolven, kan zich verheugen in het geluk zijner kinderen. Het heele verhaal is de Joodsche omwerking van een zeer verbreid sprookjesthema: de geschiedenis van het meisje, dat steeds op nieuw uitgehuwelijkt, steeds haar bruigom in den eersten nacht door een demonisch wezen ziet dooden, tot een held met bovennatuurlijke hulp er in slaagt den demon te overwinnen. Zie Huet in de October-aflevering van De Gids 1902, blz. 69. die heilighe sacramenten, dus ook het huwelijk niet (vgl. 111 boven). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
112.mit sijnre ghevader of mit sijnre guedel of mit horen kijnderen of mit sinen pil., ‘D'omme a sa commere ou sa filluele ou du fillueil as enfans son parrein ou a sa marraine.’ De peten zijn voor de kerk nauwer bloedverwanten dan de eigen ouders, de geestelijke betrekking gaat vóór de natuurlijke. ‘Gevader’ en ‘guedel’ zijn synoniemen (zie gloss.), maar GKMB hebben ‘gevader’ mannelijk en dan staat er dus: met zijn (of haar) doopvader of doopmoeder. De lezing van D zou dus kunnen beteekenen: doopouders, maar ‘gevaderen’ kan ook dat. enk. zijn (van ‘gevadere’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
114.Die duvel selve scaemt hem als hi enen mensche daer toe brenghet. De sterkste uitdrukkingen zijn den middeleeuwschen zedemeesters niet sterk genoeg om hun verfoeiing van de ‘zonde tegen nature’ kenbaar te maken. In Hs. Deventer 64 (Inl. blz. 132) lees ik er over: ‘eenre hande oncuuscheit die god alre zwaerlicste wreect die is alsoo quaet dat si ghenen name en heeft, die stinct in die lucht ende ontrint (verontreinigt) dat water ende die si doen en siin niet weert dat si in die eerde verrotten of dat se die crayen eten vander galghe.’ In het Biënboec wordt verhaald van een vrouw die door den duivel werd bespied terwijl ze zich bezondigde, en, opeens den duivel ‘mit scateren, driewerf Tfi! tfi!’ hoorde roepen, waardoor ze tot inkeer werd gebracht. Dirc van Delf deelt mee, dat deze zonden ‘overmits onsprekeliker lelicheit stom hieten, dat is dat si geen naem en hebben... ende om haerre groter onnatuerlicheit willen, so en wil gheen duvel enighen mensche daer of becoren, noch hi en mach daer niet bi wesen als si geschien. Doe god sach deze sonde vanden mensche gheschien, beide hi so langhe dat hi gheen mensche en wort ende haddet bicant achter ghelaten, als St. Augustinus seyt.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
115.Over het stellen van de ‘sonden des monts’ als zevende hoofdzonde in plaats van ‘gulsicheit’ zie blz. 28. dat god den duvel oerlofde in verken te varen ende doe si daer in waren, doe drenctense inden meer. ‘Donna congié as deables d'entrer es porceaus et quant il furent entrez il les noierent en la mer.’ ‘Duvel’ is dat. meerv. zonder buigingsuitgang en ‘drenckten’ is ‘verdronken’, intr. (In de varianten G en B is ‘drencken’: verdronken, trans.) ende te verdrencken: en hem te verdrinken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
116.Gulsicheit is die visscher van der hellen, ‘C'est li peschieres d'enfer qui pesche par la mer de cest monde et prent les poissons par la gueule a l'aimechon.’ die... grypen vgl. aant. 59. Want ghebyet god te vasten enz. Er is iets uitgevallen: ‘Car li gloutons li fait trop grant honte, quant il fait son seignor et son dieu d'un sac plein de fiens et fait hommage a son ventre que il aime plus que dieu et le crient et le sert. Dieu le conmande a geuner’ enz. waarna de vertaling weer met 't Fra. overeenkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
118.dan wort hi een kelre lewe..., ‘puis devient ribaus et houliers et lierres et puis le pent on. C'est l'escot que il en paie souvent.’ De rest schijnt in 't mnl. er bij gevoegd. hoer naesten hun omgeving. want in vijf manieren sondicht men in eten of drincken tontide. Het woord tontide moet vervallen, het is er uit den volgenden regel bij vergissing ingekomen. De verdeeling van Gregorius vindt men in andere volgorde terug in den Spiegel der Sonden 5 vlgg. ‘deerste is dat men niet ontliden mach geordineerde maeltiden’ (7, 8) d.i. dat men niet buiten de gewoonte van vaste etenstijden mag gaan, ‘te ontide eten’, enz.; wat het vierde punt betreft, hier moet de nadruk op ‘costelike’ vallen, zooals blijkt uit C.S. 129, waar het is uitgewerkt (in den Sp. der Sonden is het niet te onderscheiden van het tweede, en ‘begeerig’ komt daar niet voor); het vijfde van de C.S., ‘een onaerdige begeerte in vreten ende in zwelgen’ heet daar: ‘gulsichlic ende heet an spise te vane.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
119.te ontide te eten, ‘mengier devant eure.’ als een stomme beeste, ‘comme fait une beste mue.’ oft herte soude hem ontgaen anders in het Fransch: ‘il a, ce dit il, trop mauvais chief, et il dit voir, car il a tel faitGa naar voetnoot1), et mauvais cuer aussi qui li a fait le chief mauvais et li fait brisier sa geune qui est grans pechiés.’ Verderop wijkt het Fransch nog meer af, en mist het ironieke tintje dat Jan van Rode nogal eens aan zijn vertaling gegeven schijnt te hebben: ‘il veut avoir compaignons qui aussi facent comme il, les quex il retrait de bien faire et maine auvec soi en enfer et il leur fait brisier lor geunes et faire le (l. les) gloutonnies, donc (l. dont) il se gardassent, se ne fussent les malvaises compaignies. Car cil beveur et cil lecheeur, entre les autres maux que il font, il font un pechié qui est proprement mestiers au deables, c'est que il retraient touz ceus que il puent et se gabent et chufflent de els et de cels qui aiment le bien a faire.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 541]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
il tout son tens et le iour et la nuit. Aprés en tiex veilleries l'en fait moult de max, comme iouer as eschés ou as tables et dit on moult de gas et de folies et ainsi gaste li chaitis son tens et son sens et ses despens et courouce dieu et grieve son cors et plus l'ame.’ Si maken vander nachte horen dach, vgl. ‘In der nacht, als ander goede lieden slapen ende rusten, dan gaen si dansen, reyen, eten ende drinken ende haer onvoere driven; ende als goede menschen opstaen gode te dienen dan gaen si slapen, die den duvel ghedient hebben; want si verkeren den dach in den nacht.’ (Ruusbroeck, bij v. Vloten, Prozast. blz. 63.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
122.Het is grote doghet ... maet te houden in eten ende in drincken ... De samenhang met 't volgende is, hoewel te begrijpen, toch niet duidelijk uitgedrukt. Er blijkt dan ook een heel stuk te zijn weggevallen: ‘Mes qui cest mesure veut aprendre, il doit savoir et entendre que il sunt mout de manieres de vivre au monde. Li uns vivent selonc la char. Li autre selonc leur ioliveté. Li autre selonc leur ypocrisie. Li autre selonc leur avarice. Li autre selonc leur phisique. Li autre selonc leur honnesté. Li autre selonc ce que leur pechiés requierent. Li autre selonc l'esperit et selonc l'amour de dieu. (123) Cil qui vivent selonc la char...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
125.nader mate van medicinen, ‘selonc phisique.’ nochtan stervense ghelijc anderen luden ..., ‘et avient souvent que qui par phisique vit, par phisique muert.’ Een duidelijk uitgesproken afkeuring van het angstvallig medicineeren (hier tusschen de regels door te lezen) vindt men in een exempel uit het Exordium, ‘van enen brueder den onse suete vrouwe kruut gaf’ afgedrukt bij De Vooys blz. 25. nader eren, ‘honnestee’; fatsoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 542]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat Jan v. Rode naar een redactie gewerkt heeft die wel in hoofdzaak maar niet geheel met ons Fra. hs. overeenkomt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
128.Als lopende honde totter queriën (zie gloss.) ontbr. in 't Fra., waar alleen staat: ‘comme li chiens a la charoigne’, MPD hebben dus misschien de oorspr. lezing. Verder heeft het Fransch, ditmaal geheel en al afwijkend van 't mnl. maar overeenkomend met 't Eng.: Comme li chiens a la charoigneGa naar voetnoot1) et comme plus est grand ceste ardeur plus est grant li pechiés. Car aussi comme ce n'est pas pechiez d'avoir les richeces mes de eles trop amer, aussi n'est ce pas pechiés de mengier les bones viandes (spisen) mes de mengier trop ardanment ou desordeneementGa naar voetnoot2). Toutes viandes sunt bones as bons, a ceus qui par raison et par mesure en usent et les prennent a la fausse (?) de la paour nostre seigneur. Car on doit tous iours avoir paour que on ne mesprenge par outrage et doit on dieu louer et rendre graces de ses dons et par la doucheur de la viande qui saouler ne peut, doit on penser la douceur de dieu et a ce le viande qui saou le le cuer et pour ce list on au mangier es mesons de religion, pour ce que quant li cors prent sa viande d'une part que li cuers reprenge la soue d'autre part.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
129.Te leckerlike of te costelike eten of drincken; het komt hier aan op het ‘te costelike’ zooals blijkt uit de drie in den tekst genoemde ‘manieren’ en uit 't Fransch ‘en grans despens qu'il font’, Eng. ‘of than thet to nobleliche wylleth libbe, thet despendeth and wasteth vor to velle hare glotonye hwerof an hondred poure migten libbe.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
130.Fra.: ‘La quinte branche est curieuseté des gloutons qui ne pensent fors a leur palais delicier. Cil sont proprement lecheeur car il ne quierent fors le delit de leur gueules. En .III. choses nommeement gist le pechiés de tiex gens. - Premierement en la grand cure que il ont en l'user. - Aprés en la gloire qu'il ont en recorder, et qui pourroit raconter que la curieuseté il metent a ce que leur viandes soient bien appareillies et chascune a sa | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 543]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
droiture et a sa droite saveur et conment il puissent d'une chose faire divers mes desguisés pour leur palais deliter et quant li mes vienent l'un apres l'autre, lors sunt les bourdes et les truffles pour entremés et ainsi li tens s'en va et li chaitis s'oublie et s'endort es delices. Li estomac crie et dit: ‘Dame gueule, vous me tués! Je sui si plaine que ie crieve!’ Mais la langue lecherresse li respont et dit: se tu devoies crever, ne lairai ie pas cest me eschaper. - Aprés la lecherie qui est au mengier vient la gloire qui est en recorder et donc souhaitent (vgl. nu weer het mnl.) que il eussent col de grue et ventre de vache pour ce que li delis des bons morseaux leur demorast plus longuement en la gorge et pour ce que il peüst plus devourer. Or avés oï (131). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
131.ende het is properlic syn capelle of kerke, Eng.: ‘and his ogene chapele’ door den uitgever vertaald: ‘his very chapel’ dus ongeveer: zijn speciale kapel. De VooysGa naar voetnoot1) deelt een Marialegende mee waarin verhaald wordt van een klooster dat de duivelen gebouwd hadden, echter op bevel van Maria. Dit neemt niet weg dat een oude monnik die er een onderkomen zocht, ontstelde van den vreemden klank der klokken en nog veel meer van het gezang in de kerk, ‘want si vermalediden gode ende spraken hem veel blasphemie.’ als sulken heer toebehoert, als die duvel is. Het doen van wonderen wordt hier een kenmerk van stand, Heeren als God en Christus en ... de duivel doen wonderen. Zoo'n vergelijking klinkt profaneerend maar is niet als zoodanig bedoeld. In dezelfde voorstellingswijze past de bijna komische uitdrukking van 153: ‘Het souden billics alte groote saken sijn, daermen den minsten sant van hemelrijc te ghetuge soude nemen!’ geweten hebben een zegswijze als ‘gemint hebben’, vgl. Mnl. Wdb. op hebben. De beteekenis is dus: ‘zooals wij weten dat op veel plaatsen gebeurd is’ of: ‘zooals we weten dat op veel plaatsen te lezen staat’. want luden die ghesont inder tavernen gaen, ‘Quant il i va, il ot et voit et parole bien et entent, et quant il revient il a tout ce perdu, comme cil qui n'a ne sens ne raison ne memoire. Tiex sunt les miracles que li deables i fait. Et quiex lechons i list il? Toute ordure; on i aprent gloutonnie, lecherie, iurer, pariurer mentir, mesdire, renoier deu, mesconter (ontrekenen), bareter et trop d'autres manieres de pechiés. La sourdent les tenchons, les meslees, les homicides; la aprent on a embler, a aprendre l'autrui.’ Wat waendi datmen daer leert? Mer zweren ende versweren... (D) ‘Wel, vloeken’ enz. In 't Mnl. Wdbk. (IV 1434) wordt ‘mer’ op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 544]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deze plaats verklaard door ‘behalve, anders dan’, waarbij natuurlijk het vraagteeken achter ‘leert’ vervalt. Evenwel blijft het antwoord op de vraag dan uit; vergelijk ook het Fra., de lezing van A en vooral van G; voor de hier gegeven bet. van ‘mer’ zie Mnl. Wdb. IV 1003. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
135.De opzet van het traktaat over de zonden der tong verschilt van dien in den Spiegel der Sonden (Prozavert. fol. 95), evenals van het boven (blz. 38 noot) genoemde stuk. Gedeeltelijk komt er mee overeen traktaat 3b van den Miroir du Monde (zie boven blz. 22). blader, daermen inder heiligher scrift woerde bi verstaet. In de volgende hoofdstukken worden de bijzondere gevallen van deze zonde dan ook dikwijls ‘blade’ genoemd b.v. 148 vlg. Het beeld wordt door Dirc van Delf mooi uitgewerkt in het volgende stukje (uit hs. V 56): ‘Die crone der coninghen na bedudenisse des woorts betaemt wel onse lieve heer Jhesus Christus op sijn hooft te draghen, want corona beduut dat sonder beghin is ende sonder eynde, ende dat ghelijct wel, want die croen is als een cirkel die al om ende om den hoefde gaat mit menigherhande cierheit ende grote eer maket. Die coninc van Enghelant is ghecroent mit bladen, die coninc van Vrancrijc mit bloemen ende die coninc van Almangen mit vruchten. Ende alle dese wise betaemt onse lieve heer Jhesu in sijnre gloriën toe te legghen, want die blade sijnre woorden en sellen niet vergaen noch op die aerde vallen, noch die bloemen sijnre seden en sellen niet verdorren, want si bloeien in den hemelschen paradijs mit eren ende met eerbaerheit ende die vrucht synre outheit sel bliven in dat ewighe leven’. dencken ende overdencken, ‘penser et contrepenser.’ sonde ... quader sonde ... seer grote sonde, vgl. aant. 28. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 545]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
il deüssent et peüssent avoir et faire et perdent le tresor du cuer et raemplent de vanité.’ si laten horen pot ongedect staen, Eng.: ‘hi onwrit thone pot and the vlegen vlyeth therin.’ tot so groten hove, de hemel wordt een gerechtshof genoemd evenals 270, 295, 298, 330. 't Fransch heeft dan ook voor ‘also god selve is’, ‘comme devant dieu et devant tout le barnage du ciel.’ Vgl. ook 137 noot 7, waar van den ‘rechtvaerdigen rechter’ sprake is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
137.Van de ‘onnutte’ en van de ‘curiose woerde’ zegt 't Fra.: ‘qui parolent avant et ariere come li bateax (stamper) du molin (Eng. ase the cleper of the melle) qui ne se puet taire et si sunt unes paroles curieuses de iens qui tant volentiers content nouvelles, qui metent souvent le cuer a mesaise de cels qui l'escoutent et font les raconteours souvent tenir pour foux.’ dat hi selden swiget, hi en snapt, ‘hi en snapt’ hangt af van de gedachte: ‘dat het zelden voorkomt.’ menighen mensce diese voor loghenaer houden (die hen voor l.h.), vgl. aant. 59. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
138.Die derde manyere (in 't Fransch de tweede): ‘Aprés sunt les contes et les beax dis.’ Die vierde, ‘Aprés sunt les bourdes et les truffles plaines d'ordures et de mençonge que il appelent paroles oiseuses, mes certes non sunt, ainz sunt moult puans et moult greveuses’ (dus veel korter dan in 't Mnl.). coppengawi, de beteekenis van 't geheel is duidelijk: ze voelen zich aangemoedigd, maar de afleiding? Misschien schuilt er een heele zin in. QD hebben ‘goet spel’; zou het misschien een term uit een of ander spel zijn? want dat loen al uter boerten gaen sal, het loon zal lang geen scherts zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
139.spottelike speelwoerde, ‘les gas’. doen veel scadelike sonden aen menighen goeden menschen, ‘bezondigen zich er aan, dat ze menigeen schade doen in zijn zaligheid.’ latet hem anders also licht slaen als si willen, ‘al treft het hen (een man of een wijf of een kind) overigens zoo licht (vgl. “licht gewond”) als de spotters willen beweren.’ In 't Fra. ontbr. deze zin. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 546]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
141.inder tegenwoerdicheit, ‘de present’. Daer horen alle die ghene in, die gheen doghet noch arbeit en doen dan alsment siet, of die nymmermeer goet en doen noch en singhenGa naar voetnoot1) noch en segghen, dan daer si menen, datment horen sal of datmense daer of prysen sal. Afwijkend van het oorspronkelijk; Eng.: ‘Thet is the zenne of tho thet nagt ne doth gledliche ne ham ne payeth (pleases) wel to done neb wel zigge bote ase me his yzygth other yherth.’ Dese luden beroemen hem al werkende of singhende of sprekende. Het Fra. heeft meer: ‘Cist en fesant et en disant et en chantant se vantent et vendent por niënt ce que il fontGa naar voetnoot2). A ce apartient ll pechiés de ceus qui se vantent des biens que il ont eü et que il cuident avoir, de leur noblesce, de lor richesce, de leur proesce. Il sunt comme li cucus qui ne sait chanter fors de soi.’ (Hetzelfde 38). dat si recht also wel doen souden als een ezel op een herptGa naar voetnoot3) spelen of als een soch den hofdans treden soude, ontbr. in 't oorspr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
143.die begeren of heymeliken soeken, ‘A ce apartient li pechiés de ceus qui quierent avocas pour eus loer et pour crier leur oblees, par cui bouche il parolent plus hardiement.’ Licht broot of heet broot (D) is hetzelfde; zie voor deze plaats Mnl. Wdb. op ‘lichtbroot’. De gissing dat met ‘lichtbroot’ een of ander fijn gebak bedoeld wordt, wordt bevestigd door ‘oblees’ (oublies = ouwels; wafeltjes), vgl. Mnl. Wdb. op ‘oblie’. In den oorspr. tekst echter wordt waarsch. bedoeld: hun offeranden aan de groote klok hangen; vgl. aant. 18. knechtse die staen ende roepen: hier lopet alte goeden wijn! Alhier! Alhier! Niet in het Fra. Zoo'n omroeper voor een kroeg vond ik ook genoemd in het Ju Saint Nicholai (v. Hamel, het Letterk. Leven v. Frankrijk II blz. 90); vgl. ook Tschr. XXV blz. 30, ‘Die wille drinken goeden coelen wijn, die gae in den Moerboem!’ datmen hem qualiker leeder doen mochte. Voor ‘qualiker’ leze men ‘qualiken’ (de varr. hebben: qualiken, quelic enz.) ‘leeder’ is comp., alsof ‘leet’ in de uitdr. ‘leet doen’ een bijwoord was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 547]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
si besmeren den wech der hellen mit honich, Eng.: ‘Hy smerieth thane way of helle mid honey, ase me deth to the bere.’ Lokte men beren met honing in een val? Er komt nog bij in 't Fra. (en Eng.): ‘Li segons pechiés est quant les petis biens que lor enfens que ilGa naar voetnoot1) aletent fet ou dit, il croissent et doublent et i aiostent du leur, tant que il i a plus de mençonge que de voir, et pour ce sunt il appelé faus tesmoinz en sainte escripture’. Vgl. het 8e gebod, waarbij ook de vleiers genoemd worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
145.Die ander maniere (in 't Fransch nu ‘li tiers’) zijn ‘tovers’, ‘enchanteors’; dan volgt er ‘Li quers pechiés est quant il chantent tous iours placebo, ce est a dire: “mesire dit voir”, “mes sires set bien”, et tornent tout a bien quant que li hons fet et dit, soit bien soit mal, et pour ce sunt apelé en l'escripture “echo”, ce est li sons qui es hautes montagnes retentist et s'acorde a quant que on dit, soit bien soit mal, soit voir soit faus.’ hi gelovet hem (datief) bet, dat si hem seggen, vgl. Rein. I 1786 (Mnl. Wdb. II 1286), ‘hij stelt meer vertrouwen in (hen wat betreft) hetgeen zij hem zeggen, dan...’ daer si mede flacteren of smeken (aant. 12), bij wie = die zij vleien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
146.Bestiarius, ‘el livre des natures de bestes’. Inl. blz. 47. die eerste serena, ‘uns monstres de mer que on apele seraines’. Eng.: a ssewynge (‘showing’ = monstrum) of the ze thet me klepeth nykeren’; ‘die ander serena is een serpent dat oec so heet’ en waarvan in 't Fransch ook geen ‘sonderlinghe name’ genoemd wordt: ‘il resont .I. serpent (er zijn nòg een soort serpenten) qui ont a non seraines’. ende dit venijn dodet, met de uit P Q K G B in den tekst gebrachte lezing komt 't Eng. overeen: ‘an thet venim slagth thri in one stroke.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
147.diemen hiet in walsche hayme, ‘la tres crueuse beste que on apele hyenne’; Nat. Bl. heeft ‘hyene’. si slachten der soch.. enz., ‘donc il semblent la truie quant ele a pourcele qui trop volentiers mort honme vestu de robe blanche’. die maken hoer nest in menschendrec daer si in rusten, zie aant. 23. wevel of torren, ‘escharbos’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 548]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
149.Dat hiet properlic (eigenaardig) ‘detractio’ in latijn, ‘qui est proprement apelé detraction, quar il retret et recoupe touz iours aucune piece des biens que il ot d'autrui.’ Seker, het is een goet berve man... enz., letterlijk vertaald: ‘Mes certes, fet il, c'est voirs, il est mult prudomme et ie l'aim mult, mes il a tel defaut en lui, ce poise moi’ (‘dit weegt mij, is mij onaangenaam’). oec hoe goet dattet is is niet goed vertaald: ‘quant il pervertist et torne tout en la poior (l. peior) partie, quant que il ot et voit c'on puet torner en bien et en mal.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
150.Die loghen valschet den mensche ghelike enen (vgl. aant. 68) die... ‘Mençonge fausse l'onme aussi com hon fausse le seel le roi.’ so salmen den loghenaer verordelen, d.w.z. ook ‘ten ketel’; vgl. Fra.: ‘pour ce que tel honme fait fausse monnoie et porte fausses letres sera il iugiés con faussonniers au iour du iugement.’ een loghenaer ende een vader der loghenen, Eng.: ‘lyegere and vader of leazinges (lying).’ die duvel was die eerste die ye geloech nl. in het paradijs, toen hij Eva bedroog. prente ende munte, vgl. var. en aant. 21. gamalion, vgl. Inl. blz. 48 en Vondel, War. der D. LXII: ‘'t Geschubt chamaeleon steeds bij de locht moet leven’; Barth. 739a. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
151.een jonc man, die hem niet en hoedt, is haest gauw een loghen ontsprongen.. Het spreekw. schijnt van den vertaler afkomstig. Fra.: ‘En ceste branche a .III. (sic) rainseles car il sont unes mençonge aidans et unes plesans et unes nuisans et en toutes a pechiés car si conme...’ enz.; alleen de laatste twee in 't mnl. al dede een loghenaer enen anderen profijt past beter in 't verband van het Fra. (mençonge aidans) dan van het Mnl. Anders vindt men den ‘leugen om bestwil’ in soortgelijke werken wel behandeld bij het 8e gebod, b.v. in Vrije Fries XVII en bij Dirc van Delf: ‘dienstachtigen logen, als wanneer een lieghet om beters willen of van goedertierenheit of van mededoghen, als yemant tonrecht te ontsculdighen of te seggen die dief diemen soect dat hi daer niet en is, of te segghen “die ioncfrou heeft enen man” opdatse die knecht mit vreden laet. Op dese dienstachtige loghen en achtmen niet veel; nochtan so sijn si sonde, want men en sel gheen logen spreken om te scutten enige scade noch om enighe bate die daer of comen mach.’ al is die genoechlike loghen meerre sonde enz., Fra.: ‘mes les | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 549]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mençonges plesans sunt plus grands pechiés comme sunt les m. des losengeours et des menestreus et des truffeurs qui diënt les bourdes et les mençonges et les risees pour leur gens souslacier; et au dire et a l'escouter le pechié n'est mie doute’. gewoenlike l. ontbr. in 't Fr. hi en vertoernt god daermede had kunnen blijven staan, als een soort constr. apo koinou waarin ‘vertellen’ het aanknoopingspunt is. scadelike l. als in het Fra., waar echter het gedeelte ‘in deser sonden... cawetsteren’ ontbr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
152.zweerres. Vgl. het tweede gebod, C.S. 5. mer noch veel meerre sonde ist te zweren of dat hem een versweert,’ de gespatiëerde woorden hooren hier niet, vgl. het Fra.: ‘male chose est de mentir, mes plus grant chose est de se pariurer.’ Zweren is gevaarlijk, vervolgt dit dan, en ‘pour ce le deffent tant nostre sires, ne mie por ce que on ne puist en nul point iurer sans pechié si comme dient li bougre, mes pour ce que sovent iurer fet souvent pariurer et souvent pechier.’ Was deze ketterij hier onbekend? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
153.als dese westvalinghe of die vlaminghe of dese fransoyse vgl. boven blz. 94 noot 2; de Franschen stonden bekend voor hun vloeken, zooals ook Thomas van Cantimpré in het Biënboec getuigt (v.d. Vet blz. 15). In 't Fra. staat hier: ‘Aprés quant on iure acoustumeement aussi con a chascun mot. Car il sunt aucun si mal enseignié que il ne sauroient riens dire sans iurer. Cist ont dieu en trop grant despit quant toute iour et pour noient l'apelent a tesmoinz de quant que il diënt, car iurer n'est autre chose que apeler dieu a tesmoinz. Mout doit estre la querele grant et resnable et vraie ou l'en ose si haut seignor con diex est apeler a tesmoinz et lui et sa mere et ses sains.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
154.biden creaturen enz., ‘ou quant on iure par les creatures con hon dit: “par le soleil qui ci luist, par ce feu qui ci art” ou “par mon chief” ou “par l'ame mon pere”. Tiex sermons deffent diex en l'evangile, car a ce que ie doi confermer ie ne doi pas metre a temoinz fors la souveraine verité, c'est dieu qui set tout, ne mie les pures creatures qui ne sunt fors vanité; et quant ie les iure apenseement, ie lor porte uns tes honors que ie doi porter a deu seul. Mes quant on iure par l'evangille, on iure par celui qui les paroles sunt qui sunt escrites, ou quant on iure par les saintes reliques ou par les sains de paradis (hemelrike), on iure par eus ou par dieu qui en eus habite.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De vertaler heeft dus verkeerd begrepen: in 't Fransch wordt betoogd dat ‘bij creaturen’ zweren zonde is, omdat men God alleen de eer schuldig is, maar zweren bij 't evangelie of bij heiligen is geen zonde omdat men dan, goed beredeneerd, toch eigenlijk bij God zweert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
155.veel quader dan die heiden sijn, hoe kon men beter het verachtelijke van een zonde doen uitkomen, dan door te getuigen dat de gesmade joden of heidenen zelfs zich er niet schuldig aan maakten? Vgl. Sp. d.S. 4042: ‘Men en soude vinden jode gheenen die van enen jode woeker name’ en boven blz. 136. Met de dorperlike eede worden blijkbaar de ‘lelike vervaerlike’ en ‘sunderlinge’ eeden bedoeld waarvan voorbeelden gegeven zijn in C.S. 5 en de aant. daar. Het is alte groet wonder dattet die kersten liden willen. Op gezag van alle andere hss. heb ik hier veranderd in ‘kersten heren’, (hs. P. heeft aan 't woord heren zelfs een heele beschouwing vastgeknoopt), maar vergelijking met 't Eng. bewijst toch dat A de ware lezing had. Er staat daar: ‘Thet hit is wonder, hou the cristendom hit tholeth’. deden voor ‘doden’. Er kan hier in verband met 't voorafgaande geen sprake zijn van doden, wel van mishandelen; ‘aen horen live’ zou dan ook vreemd zijn. Eng. ‘thise (die dorperlike zweren) ne vorbereth (abstain, dus ongedeerd laten) nagt oure lhevedi (lady).’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
156.valscheit zweren (varianten ‘valschelic’) ziet er wel verdacht uit maar mag bij de weinige vastheid van uitdrukking in 't Mnl. niet voor bedorven worden aangezien. Eng. evenwel ‘huanne me zuereth valsliche’, Fra. alleen ‘quant on porte faus temoinage’. God, die die simpelheit mint, die nemet ende verstaet alle eede ghelike alse die simpel mensche nemet, Eng.: ‘god yne zuyche wytte ondervangth thane oth and onderstant thet word ase he hit onderstant thet ne thength nagt bote guod’. si setten hem buten gods gewout. Vgl. voor dit begrip de zonden tegen den H. Geest (Aant. 55). dat hi se den duvel niet en laet henenvoeren. Veelal treedt de duivel op als dienaar van God en straft de menschen voor hun zonden; vgl. het exempel van Ysmodeus (C.S. 111), De Vooys, Mnl. Leg. en Ex. blz. 166 en V.d. Vet, Biënboec blz. 138. Zie ook aant. 299. die sanc hevet bi cant één note... enz., Eng. alleen: ‘Vor treuthe yloge and oth ybroke is ase hit were al on’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 551]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
157.Nyements werc en gheliket den duvel bet dan der scelders, lijkt meer op ‘duvelswerk’ dan; Eng. ‘thet nothing zuo moche ne ys ylych to the dyevles dedes ase cheaste’. Naden roec comt de vlamme opbarsten. Hetzelfde beeld bij Dirc van Delf (hs. X 53 fol. 59r) bij ‘Ira dat heet toorn’: ‘als een onwaerde van verbolghenheit draecht in sijn herte, ghelijc als van enen spranckel coemt smoec ende roec’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
158.Het Fra. stemt met de vertaling overeen tot aan ‘mer scelden is veel grover’, ‘tençons (scelden, quaet spreken) est quant il desmentent l'un l'autre ou diënt grosses paroles, c'est quant il poignent l'un l'autre et diënt les grosses felonies car il sunt uns felons qui ont unes langues plus trenchans que rasour et plus isneles (sneller) que saietes (sagittae) volans et plus perchant que alesne’ (hier sluit 't aan bij 159, ‘stekende als elsenen’). De dramatische inkleeding is dus van den vertaler, die er zijn verdeeling door vergat (wat we hem graag vergeven) want ‘Quaet spreken’ moest na lasteren komen, vgl. de aant. bij 159. Zoo'n scheldpartijtje viel wel in den smaak; vgl. de varianten: vooral P is aardig. ghi lyeghet doer uwen croden soens hals, je liegt het met je ‘crodensoons’ mond! Vgl. echter de varr. en Mnl. Wdb. III 54. soude ic u swigen? zou ik voor jou zwijgen? hoer mont is recht als die pot die siedet. Sp. d.S. 14603: ‘Die gramme mensche is bediet biden potte die staet ende ziet.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
159.daer om sijn si gheliket bi enen sac vol elsenen..., ‘tiex hon resemble le porcespi, qui tout est vestu d'alesnes poignans et trop est fel et tost se courouce et comme il est iriés il lance ses alesnes de son cors et fiert a destre et a senestre. Aussi resemble il le mastin (den slupenden bantroden) qui mort et abaie tous ceus que il puet. Aprés vienent les maudicions (quaet spreken, dit staat in de vertaling in 158) c'est quant l'un proisme maudist l'autre et ce rest si grans pechiés que l'escripture dit...’ verwitinge, ‘les reproches’. In 't Fransch zijn er zeven manieren, de zesde is ‘menacier’. tissinge, ‘discorde sousciter’. God haet sulke lieden vgl. de bekende verwensching ‘godsat hebbe di.’ Gewoon is ook ‘god haat de zonde.’ C.S.. 8 ‘beroeminge die gehaet is van god’ waarvan 't Cancellierboeck (Haagsch hs. fol. 18) zegt: ‘onse here haet die sunden als een duet sijnen viant | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 552]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want die sunden soe boese ende soe swaer sijn dat hij aen den cruce sterven moest om onse sunden ... Dese verbolghenheit gods en mach niement teghen onsen here god suenen, noch Maria noch alle gods heilighen, sonder rouwe des menschen, die duet onsen here vergheten ovelen moet alsoe dat hijs nummermeer en wilt vermanen.’ Dat God de zonden haat, bewijst de Sp. der S. (Proza, fol. 6) ‘mit drie redenen’ waarvan de laatste is: ‘Aldus zere haet Christus sunde, dat hij die doet woude ontfaen om die sunden daer mede te doeden. Merket of hi die sunden yet hatet!’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
161.Na de gevallen van ‘ondermijnen van 't gezag’ komt in 't Fransch: ‘et n'est cist murmures en toutes tex persones ou de inobedience pour ce que on fet trop durs conmandemens, ou de accide pour ce que hon est trop pereceus, ou de impacience pour ce que on ne fait pas toutes les volentés, ou de envie ou de felonie pour ce que on avance plus les uns que les autres, et mout d'autres racines malvaises’. Dat sijn die luden die die gracie gods ende alle paciencie verloren hebben, ‘car hon qui a perdu grace et paciences il veut estre mestres sur dieu.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
164.si sijn gheestelic of waerlic, woordschikking, vgl. var. en aant. 167. dan een ander slecht man, versta: dan een ander man, een slecht (eenvoudig) man. Ieder is God gehoorzaamheid schuldig, evenals ieder onderdaan zijn heer, maar geestelijken hebben de gelofte daartoe nog eens afzonderlijk afgelegd en ze zijn dus als lieden die een veete uitdrukkelijk hebben afgezworen. liefliken aan den heiligen sweren, zie het Mnl. Wdb. op 't eerste woord; met lichamelijke (vgl. var. ‘vleeschlike’) aanraking der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reliquieën. Q heeft: ‘met ghestapelden eede’, moet men misschien ‘ghestavelden’ lezen? Mnd. stavelen = staven (den eed voorzeggen, afnemen) en ‘gestaeft eet’ komt voor. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
166.De vertaler voert de ‘rebelle herten’ sprekende in, vgl. het Fra.: ‘Se aucuns de leur amis les veut conseillier et leur preumonstrer ne le deignent escouter ançois pour ce qu'il en ont parlé font il plus volentiers le contraire’. Zoo is ook 't vervolg in 't Fra. veel korter. des en willen si een niet doen, niets daarvan willen ze doen. Zie vb., ook van ‘een noch geen’ (var.) Mnl. Wdb. II 526, 528, 535. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
167.dat mense ewelic scoude, al zou men ten eeuwigen dage tegen ze uitvaren. ende recht alsoe sijn si oec rebel teghen God, ‘ausi est il quant diex les bat et chastie, maugré l'en sevent et diënt souvent: “maugré celui et cel autre que me veut diex? que li ai ie meffet?” et einsi fet li fous que ce que li dout estre triacle, li torne a venim, et la medicine li donne la mort’ (hetzelfde beeld C.S. 26) het is mit wederspoet of mit liden, ind. voor conj., vgl. aant. 164. heb ic teghen die mane gepist? Dat men bij die verrichting met den rug naar de maan moest staan, is ongetwijfeld een onbewuste herinnering aan heidenschen eerbied dien men aan zon en maan schuldig was. Vgl. V.d. Berg, Ned. Myth. 335: ‘die naar de maan wijst, zal voor dit godtergend wijzen een stijven vinger krijgen.’ wat, quaed iaer, mach hi mi tyën? waarvan, voor den drommel, kan hij mij beschuldigen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
169.Voor den inhoud vgl. C.S. 33. gheloven noch houden, ‘croire ne tenir.’ lelike ontamelike eede, vgl. C.S. 155. ketteren, lollaerden, zweerres, ‘con font li bougre et li mescreant; ou quant on le dit pour convoitise de gaaignier, con font cil enchanteour et ces sorcieres, ou quant on le dit par ire ou par despit con font cil iugleour.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
171.hi mach hierin ... hem warachteliken ende wel leren biechten. Over de Coninx Summe als biechtboek is gesproken boven blz. 98. Het eerste gedeelte althans was er, zooals hier blijkt, voor bestemd. Meer inzicht in het wezen van biechtboeken dan ik kon geven krijgt men door het proefschrift van dr. Troelstra. In sommige hss. ontbreken de laatste zinnen van het traktaat over de zonden; zie hierover boven blz. 210. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
172.Over dit deel van de Coninx Summe is gehandeld boven blz. 39 en blz. 160. Dat we niet te doen hebben met een eigenlijke ‘ars moriendi’, al doen sommige opschriften het vermoeden, is daar al opgemerkt; ‘men moet oec die doechden hantyeren ende daer en is gheen corter wech toe dan der werlt alinghe te sterven’ is het eigenlijke thema. Wat in de Inl. over sterfboeken is opgegeven wordt aangevuld en verbeterd door dr. Troelstra, a.w. blz. 220 vlgg. Vgl. ook hst. 48 vlgg. van Dirc van Delf's Zomerstuk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
173.Die doot en is niet dan een overliden of een versceydinghe, als een yghelic wel weet, ‘car mort est un trespas, ce soit chascuns’. daer om seitmen, als een mensce stervet: hi versceit vast, ‘quant il muert, que il trespasse et qant il est mors, que il est trespassé. Ceste vie tant seulement n'est fors .I. trespassement’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
174.Het Fransch (en Eng.) veel korter: ‘Ce nos tesmoignent bien li roi, li conte, li prince, li empereour qui la gloire du monde ourent aucune fois, ore en enfer pleurent et criënt, ullent et regretent et diënt: helas! que nos vaut ore nos poveirs, honors, noblesce, ioie et bobans, tost est trespassé, plus tost que ombres ne que oiseaux volans ne quarreaus d'arboleste’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
175.In den hemel gaat de tijd onbegrijpelijk snel, in de hel ondraaglijk langzaam. Van beide voorstellingen exempelen bij De Vooys. De vergelijking van het vogeltje en de rots komt in den vorm overeen met de eigenaardige vergelijkingen waarvan De Vooys (a.w. blz. 309) eenige voorbeelden heeft medegedeeld. Dit sijn die liedekijn en dit is die sanc die men inder hellen singhet. Ruusbroeck: ‘dat is die helsche sanc, die eweliken dueren moet’ (V. VI., Ned. Pr. blz. 42). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
177.wie seit: ‘Ic hebbe .XL. iaer’, hi lieghet. Fra. ‘Tu dis que tu as .LX. ans; n'est pas voirs, la mort les a, ne iames nes te rendra. Por ce est li sens du monde folie, et li clair voiant ni voient goute ne ior ne nuit, font une chose et com plus la font mains si connoissent. Tous iours muerent et ne peuvent morir car ior et nuit tu muers con je t'ai dit’ (vgl. 178 in fine). De geheele zoo mooie passage van 177 ontbreekt in 't origineel (ook in 't Eng.) die groten orbaer te scicken had, die zaken van groot belang te regelen had. dat hi der nymmermeer weder bi en soude comen, gesteld dat hij ze nooit meer ontmoeten zou. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
178.die grote heren diement meest seghet, die lezing lijkt bedorven; misschien te lezen ‘die meest siende’? (vgl. den Fra. tekst boven). De varianten helpen niet: P. ‘Den gr. heren niement niet en seit ende die meeste cl.’ B. ‘die grote heren niement ende seecht ende die meeste cl.’ leert sterven, die wile ghi stervet, nl. terwijl gij leeft, want leven is sterven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
180.nu en dorren si dan den dorden doot niet verbeiden, Q B B C; ‘nu en dorven si niet dan den derden doot verbeiden’, K ‘niet meer dan’. Fr. ‘or entent la tierce mort’. die si alden dach doerboren mit ghedachten. Die sien daer (zoo het hs., doer is een drukfout) alle den dach doer mit ynnigher begeerten, ‘entr' eus et paradis n'a fors une paroi petite que il trespassent par pensee et par desirier et se li cors est par deça...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
181.die doot is een ioncfrouwe, die met vroechden die heiligen overset uut den dal der tranen in die ewige vroechde, ‘pour ce heent il ceste vie que n'est que mors et desirent la mort corporele; ceste (l. c'est?) damoiselle porte-ioie que la mort, qui tous les sains coronne et met an gloire’, Eng.: ‘damezele bereblisse,’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want si wenich smaken hoe preciose die doot der heilighen is in des heren aensien, ‘car il ne sevent que ce est, ne par de la le ruissel n'ont point conversé, car riens ne set qui hors ne va.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
184.laten ende haten, ‘pour ce que tu apreignes a hair pechié’. ‘Laten’ een schrijffout (vgl. aant. 21), òf om 't rijm, als versiering. Hs. Q alleen ‘haten’. Verghete dijns lives ende seynde dijn siele bi dinen levenden live inder hellen op datse na dinen leven daer niet en comet. Het motief van Tondalus visioen en van de boeken over de ‘vier utersten’ (‘Memorare novissima tua et in aeternum non peccabis’). alles datmen billics haten mach, ‘quant que cuer het et fuit’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
185.levende torment, ‘divers tormens (het Fransch is hier aanmerkelijk korter:) et pleurs et doleurs plus que cuer ne pourroit penser ne langue diviser et tous iours durront sans fin et pour ce est cele paine bien apelee mort pardurable que on i vit touz iors en morant et muert tous iours en vivant. Quant tu verras que .I. pechié mortel i conviendra si chier comperer, tu le lerroies (soutstu... laten) avant escorchier touz vis (al levende) que tu osasses a .I. seul pechié mortel consentier’. De schrijver put zich uit in 't opsommen van allerlei ellende om zijn voorstelling maar afschrikwekkend te maken; het lijden in de hel is niet alleen lichamelijk, ook zielelijden: ‘wroegingen der concienciën, wanhopen ende mistroest alles goedes’ vgl. Inleiding blz, 163. Zwavel en pek zijn gewone attributen van de hel (bij Ruusbroec krijgen de gulzigaards het als voedsel), ook koude; ‘onlidelike stanc’ wordt waargenomen als ergens een duivel geweest is; vgl. voor dit alles de exempelen bij De Vooys en Van der Vet. levende villen. Wie de schilderij van G. David, ‘de vlading v. Cambyses’, gezien heeft, weet wat een Middeleeuwsche verbeelding zich hierbij kan voorstellen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
186.reyne als ... doe si uter heyligher dopen quamen, want: ‘tdoepsel, daer inne wordt die mensche ghedweghen van allen sonden’ (Hs. Kon. Bibl. AA 69 fol. 56 v.). De voorstelling die men zich van het vagevuur maakte verschilde in den regel niet van die van de hel; vandaar dat hel en vagevuur samenvallen in de traktaten ‘van den vier utersten’ en in de exem- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pelen (De Vooys a.w. blz. 187). In de Coninx Summe wordt niet alleen 't doel van vagevuur en hel scherp onderscheiden, maar verschilt ook de voorstelling; de hel is er een wereld waar een bonte verscheidenheid is van kwellingen, waar plaatsen zijn van ondraaglijke hitte en andere van afgrijselijke koude; het vagevuur wordt er duidelijk beschreven als inderdaad één groot vuur, waar de zonden die aan de zielen kleven er worden af gebrand. Met de laatste voorstelling komt overeen een plaats in het door Moll (J. Brugman I 246) uitgegeven Spiegelkijn van Bekeering, waar van menschen gesproken wordt die zich voor de kleinste dagelijksche gebreken angstvallig in acht nemen ‘omdat si ymmer niet met hem bringen dat barnen mach’. een badt in lawen water, ‘bains en eue froide en regart de cele forneise on ardent les ames tant qu'eles soient purgiees’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
188.sonder alle sonden, zonder eenige zonde. mit groten rouwe, mit claerre byechten, mit willigher penitenciën, mit waerre meninghe, mit stercken opset hem des te meer te hoeden mit al haerre macht, met tranen, mit suchten, mit ghebeden... ‘pour ce a sainte confession et par lermes et par oroison il metent paine...’ Het begrip biecht wordt in de vertaling uitgewerkt en de geheele gang der bekeering ons voorgesteld: berouw, biecht, voldoening en goede voornemens; geheel als in 171. hem des meer te hoeden, zich voortaan daarvoor in acht te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
190.‘Mes n'est pas asses lessier les maus (laten ende haten) se on n'aprent les biens a fere et se on n'aquiert les vertus sans cui nus adroit bien ne vit. Donc se tu veus aprendre bien a vivre, selonc vertu, apren si con ie t'ai dit au morir. Desoivre (scheid) ton esperit de ton cors par pensees, par desirier, is (ga uit) hors de cest monde morant, va a la terre des vivants ou nus ne muert ne n'enviellist, c'est en paradis. La aprent hon a bien vivre et sens et courtoisie car la ne puet durer nule vilenie. La est la glorieuse compaignie de deu, des anges et des sains’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
191.Daer sietmen lieflic blicken van lieve te lieve gaen komt niet voor in 't oorspronkelijk. Daer hoertmen psalteriën enz. Van hemelsche muziek wordt in 't oorspronkelijk niet gesproken; het is echter een gewoon motief in de beschrijvingen van de hemelsche zaligheid. Men denke b.v. aan het ‘exempel van den eeuwigen leven’ (De Vooys a.w. blz. 43) of aan het citaat (aldaar blz 332) uit Suso: ‘Hier hoort men die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hemelsche melodie ende die godlike vedelen ende die iubilerende stemmen. Hier verblijt hem alle dinc. Hier volghet dat choer der maghede onsen here Ihesum na, al singhende.’ Aan het straks bedoeld exempel wordt men herinnerd door deze mooie coupletten (te vinden bij Acquoy, Geestelijk Lied blz. 102): David met sijnder herpen
Hi maect daer so groot ghescal
Dattet steden ende dorpen
Moghen hooren over al.
Hi roert sijn soete snaren
Als hi te doene plach
Och hondert dusent iaren
En schinen daer niet enen dach!
Dezelfde voorstellingen op meer dan ééne plaats bij Moll, Joh. Brugman, b.v. II blz. 193 Sijn ingelkens singen in sijnen saal
Op harpen ende op luyten.
Ook de schilderkunst heeft ons die voorstelling bewaard, b.v. de musiceerende engelen, aan weerszijden van Christus geschaard, op het groote drieluik van Memling in het museum te Antwerpen. Sommige handschriften (zie de var.) noemen ook ‘dansen ende reien’ onder de genietingen des hemels. De Vooys geeft twee exempelen over den dans met Christus, den bruidegom. Zie ook Moll, Joh. Brugman II, blz. 203: Sy leyden daer die reyen
Met den coninck al in sijn hof
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
192.die daer een cleen droeptgen of ghesmaket hadde. Vgl. het door De VooysGa naar voetnoot1) meegedeelde exempel, waarin verteld wordt van eenige bloemen die een gestorvene aan een overlevende bracht als teeken van de hemelsche zaligheid ‘daer quam so groten roke der sueticheit uut, dat die maghet van dier groter sueticheit van haer selven quam. Ende alle die inden cloester waren, voelden menighen dach den hemelschen roke’. Een tegenhanger, zooals De Vooys opmerkt, van het exempel van de drie monniken, waarin een enkele gloeiende druppel zweet een flauw begrip gaf van de helsche pijn. daer mede te comen, daarbij te komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
193.hoers geminde[n] teghenwoerdicheit te gebruken, van het gezelschap van zijn geliefde, van Jezus of God, te genieten. daer hem mit hartliker minliker begeerten... zoo het hs., doer is een drukfout. van anxt.. dat hi die helsche pine ontsiet, van angst, nl. doordat hij. Die (acc.) die minne of die begeerte (nom.) so bedrivet (P. dringet).. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
194.na na horuer na na, refrein van een jagerslied? De afschrijver van Q maakt er van: ‘na den horen’; ook die van P B D hebben het niet begrepen. Misschien ‘horner’ te lezen (var. hurner, hoerner) dat hoornblazer zou kunnen beteekenen en als ongewoon woord (het Mnl. Wdb. heeft het niet) niet verstaan werd? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
193-196.De heele gelijkenis (in hs. P heet het een exempel) van den haas en de windhonden luidt in het Fransch: ‘Li levrier queurt et li lievres, li uns par paour et li autres par desir; li uns fuit, li autre chace (194). Li saint honme courent comme levrier qui ont adés (altijd) les iex el ciel, ou il voient la proie que il chacent et pour ce oublient tous autres biens, ausi con fait li gentis chiens quant il voit sa proie devant ses iex (196). C'est la vie as fins amans, as cuers gentis et afetiés (vertrouwende) qui tant aiment vertu que se il estoient certain que on ne le deüst savoir ne diex vengier, ne daigneroient il pas fere un pechié, mes toute leur pensee et toute leur paine de leur cuer netement grander (l. guarder?) et d'apareillier si que il soient digne d'avoir la ioie de paradisGa naar voetnoot1). El cuers vilains ia n'entrera ne fol ne orgueillous, car pis en vaudroit la compaignie’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat de mnl. vertaler de gelijkenis uitwerkte lag geheel in den geest van zijn tijd. Op het verschil tusschen het nalaten van zonde uit vrees voor de hel en het nastreven van het goede uit liefde tot God wordt in de devote letterkunde dikwijls de nadruk gelegd. Fijner dan hier nog wordt het onderwerp behandeld in het Spiegelkijn van Bekeering (zie Moll, Brugman I 242 en vgl aldaar 29). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
196.dorperheit, Q heeft ‘dorper herte’, misschien de oorspr. lezing als (verkeerde) vertaling van Fra. ‘el cuers vilains ia n'entrera’ (zie boven). K M P D schijnen dan weer de woorden ‘valsch’ en ‘vrec’ naar dorperheit in ‘valscheit’ enz. verandert te hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
197.dattet rechte beghinsel eens goeden levens is ende totter duecht te comen is seer gheleghen, onhandig vertaald: ‘de parvenir a bone vie et d'aquerre vertu’. wat sonde is ende wat aelmis is, ofra. ‘almosne’ bet. ook: ‘goed werk’. dat warachtighe goet, dat grote goet, hiermee wordt hetzelfde bedoeld, als blijkt uit het vervolg. wat men niet en bekent, dat en wort ghehaet noeh begheert, ‘chose que on ne connoist n'est ne haïe ne desiree’. al is die meeste hoep vanden menschen also ghec dat si dat cleen goet voer dat grote kyesen, 't Fransch had, eigenaardiger als inleiding tot de volgende vergelijking: ‘et uns grans et vrai qui seulement sont bien adroit, dont tous li mondes est presque decheüs, car il donnent les grans biens pour les petis ou les moyens pour les petis ou les grans pour les moyens’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
198.coper ende missinc voer gout, ‘cuivre por or’. ‘Ende’ is hier synoniem van ‘ofte’, vgl. onze zegswijze: ‘om een appel en een ei’ met C.S. 227: ‘om een appel of om een ei’ en 199: ‘enen appel ofte een ey’. ghemaelde glase voer sophier of voer robijn, ontbr. in 't Fra. want si en sien die dinghen ... want sijs hem niet en verstaen, ontbr. in 't Fra. Mer die wise besochte luden ... enz., ‘Mes cil est a droit bons marcheans qui de chascune chose connoist la propre vertu et la value (die proper duecht ende vertuut), ce nous enseigne li sainz esperis et nus autres mestres. Cil nous aprent a connoistre les grans choses des petites et les precieus des viex, les douces des ameres’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
199.‘Cleen goet’, ‘middelbaer goet’ en ‘groet goet’, ‘biens de fortune, biens de nature, biens de grace’, zijn op andere wijze in C.S. 42-45 al behandeld: ‘gave der natueren, gave der avontueren, gave der graciën’. Dat cleen goet heten wi .. enz., ‘J'apele les petis biens les biens temporeus les biens de fortune que dame fortune a toute (avec) sa roe toute iour et tout (“tollit”, wegneemt) et donne et tourne de desus et de desous’. recht alsmen den cleynen kijnderen enen appel ofte een ey ghevet of een ander coelsche kermiskijn, daer mense mede trecken wil dat si enen lief cryghen, ‘ce sont conme iouelles a enfans que diex nous donne’. Keulen was een belangrijke markt voor Brabant (Pirenne, Gesch. v. België II 53). die stoute ridderen gods, vgl. 378 vlgg. De vertaler doelt op geloofshelden uit vervlogen tijden; niet het Fransch: ‘si con font li bon chevalier dieu qui la regne du ciel veulent aquerre et le conquerent par leur prouesce’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
200.Daer om hetent ... ‘Donc ce ne sunt ne grant bien ne bien a droit. Car se ce sunt grant bien...,’ enz. Waer oec dit warachtich goet of salicheit.., enz. Anders 't Fra.: ‘Se ce sunt vrai bien, donc ne sunt pas tuit li vrai bien el ciel; donc n'est pas diex parfaitement beneürés qui de tiex biens n'use’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
202.Ontrouwe ende onghenatuert, ‘donc est diex desloiaus et desnaturés qui ces biens tout a ses amis et les donne plus largement a ses anemis’. alst inder waerheit sijn, ‘et ce est voir conme patrenostre’, vgl. 176 aant. dat si hem selden ontlopen also langhe als si selve daer ghenoechte in maken, ontbr. in 't Fra. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
203.die hebben den groten meester voorseit den heylighen geest so wijsliken ghehoert..., ‘que li sains esperis enlumine par vraie connoissance’. dat alle die ghenoechte ende vroechde deser werlt en is niet dan een mont vol of een morseel een hongherighe siele mede te versaden.’ P Q K B komen overeen met 't Fra.: ‘il voient tres bien que tous li mondes n'est pas uns bons morseaus pour cuer d'omme saouler’. wie niet en ghevet... enz., ‘qui ne donne que aime ne prent que desire’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
204.Si doen enen goeden wissel, ‘il font a dieu une paumee’ (een handvol). si gheven drec om preciose ghesteente, ontbr. in 't Fra.: ‘boe pour or, et leissent tout pour dieu: richeces, delices et honneurs, et devienent povre pour dieu gaaignier et pour le ciel conquerre. C'est la plus bele vie et la plus seüre qui soit en cest monde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
205.dant hem dienen mach, dan dat het hun moge dienen... Aldus copen si hemelrijc daer mede... enz., ‘Il en sevent le ciel achater et leur pechiés rachater et leur proïsmes aidier. Il en sevent dex plus amer, loer et merchier, honourer, cremir et redouter pour les grants peris ou il sunt (206) et euls meïsmes plus humelier quant il voient leur fieblesce et leur povre amour et leur defaus, quant l'estroite voie ne veulent aler, quant si poi veulent pour deu souffrir et donner, qui tant souffri et lessa por euls. Cist bien se sauvent, mes fort i a, car plus est legiere chose tous les biens du monde laissier a un coup pour dieu que retenir les et niënt amer.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
206.bidden hem, dat hi hem so wijsliken gheve (duidelijker is M: dat hi hem wijsheit geve) den groten last te draghen, als si ter rekeninghe moeten comen, dat hoer reces gheloeft mach worden, zoodat (of: opdat), als zij ter verantwoording worden geroepen, hun verantwoording aangenomen wordt. aldus hebdi nu ghehoert vanden natuerliken goede, lees: ‘avontuerliken’ of ‘titeliken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
210.Dit is die gracie gods... enz., ‘Cest bien apelon grace, la grace deu et vertu et charité; grace pour ce que il donne vie et santé a l'ame, car sans cestui bien l'ame est morte. Il est apelé vertu pour ce que il enore (honore) l'ame de bones euvres et de bones meurs. Il est apelé carité pour ce que il ioint l'ame a dieu et en fait ausi conme tout un avec dieu, car carité n'est autre chose fors chiere. unité, c'est la fin, la perfection beneurteGa naar voetnoot1) a quoi nous devons tendre. Mout furent decdeü...’ (211). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
211.alle die philosophen. In 't Fra. vind ik hierover alleen: ‘Mout furent decheü li ancien philosophe, car li uns le metoit en delices, li autre en richeces, li autre en honeste vie. Mes li grans philosophes...’ op ghetoghen tot inden dorden hemel, ‘qui fut ravis dusques au tiers ciel’ (2 Cor. XII:2). dat een alle die ghenoechte sijns lichaems volgliede, de Epicuristen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
213.Van desen dryen manyeren voerseit. PGQKB hebben ‘dan dese drye m.v.’, wat natuurlijk de ware lezing is; in D worden deze woorden weggelaten. Fra.: ‘Ne plus n'est de biens, ne vrais ne vains, que ces trois manieres, et ce vois tu apertement es biens du monde (ontbr. in de vertaling) que nus ne desire...’ De slotzin ontbr. ook in het mnl.: ‘Et quant que cil quierent vainement, est en vertu vraiement, car vertus est chose mout honorable, delitable et profitable’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
215.die die rechte warachtige scoenheit aen siet, zie aant. 42. Al hebben wi die oghen also cranc enz.: het verband is in het mnl. gebrekkig uitgedrukt, Fra.: ‘biauté que li ex du cors voit et aime est chose fausse courte et vaine. Fausse, car cis n'est biaus ne ceste bele, mais nostre oeil sont faible...’ een scoen sac van witten leder, die al vol drecs is, een veel gebruikt beeld, zie b.v. Proza-Sp. d.S. blz. 226: ‘die licham daer men in levet, en is anders niet dan een onreyn sack vol messes’ en Mnl. Wdb. op ‘mes’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
216.So ist oec wel een dwaes alf, ‘Pour ce est fous.’ maecse ghelijc horen eersten beelde hoers sceppers, ‘et li rent sa droite empriente c'est l'image son creatour.’ die scoen is sonder ghelijc, vgl. C.S. 272. Hs. K 35 der Kon. Bibl. (Cancellierboeck) bevat op fol. 84-95 een tractaat: ‘Dit is vander schoenheit gods ende van sijnen engelen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
218.Wijsheit ende clergye, ‘sens et clergie’. waer goet... dat is die gracie gods ende alle goede werken ende duechden, ‘le vrai bien c'est grace et vertu’. als die sonne die werlt verlicht. De fout van hs. A. blijkt duidelijk genoeg uit de varianten; vgl. bovendien Fra.: ‘car c'est li vraie sapience qui enlumine le cuer de l'onme con li solaus le monde.’ Hem dunct dat die maen die sonne is, enz. ‘Il cuide la lune que ce soit li solaus, car il cuident de l'enor du monde que se soit vraie gloire, d'une pommete .I. montagne, car il cuident du monde que ce soit grant chose qui au resgart del ciel n'est que une pommete. Il cuident de voirre que ce soit .I. saffirs, car il cuident que leur poeir et leur force soit moult grans, qui plus est feible et freiles et (l.que) nus voirres. Apprés ceste (l. c'est?) enfance que li sens du monde en cels qui tant sont sage du cors garder et aaisier et deliter qui vivent conme enfant qui ne quierent que leur volenté fere.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
219.In desen lieden is alle reden doot, daer om leven si beesteliken sonder reden, want al hoor sin is beestelic worden, ‘vivent il conme beste car leur sens est touz bestournés (veranderd, bedorven; de vertaler bracht het blijkbaar met “beste” in verband) et corrompus, ausi conme le goust du malade ou de la fame grosse qui plus trueve savour en une aigre pomme que en pain de fourment et li enfes en .I. carbon que en bones viandes. Ausi teus gens ne puent croire que il ait plus de ioie et de delit en deu servir et amer que en fere la volenté de lor charogne, car il ne se veut iugier entre le dous et l'amer. Aprés cis sens est forsenerie en ceus qui tant sunt soutif en malice trover en autrui enginier et decevoir ou par plet ou par force ou par barat (de zin is in de vertaling niet af:) que il ne pensent ne estudient fors en eus avanchier et en autrui grever’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
220.datter werlt profijt is, als rijcheit ende hoecheit dat dat... (wat der w. pr. is, dat dat...), ‘il moustre que li mondes est vains en estre, viex en value, amers en saveur, que la gloire du monde est vaine, les richeces vieus, les delis amers.’ ja denc een bitter liden... can si soet maken ‘la leur doleur, lermes et pleurs, hontes et martyres et toutes paines et quant que hon puet penser d'amer fait cis çucrés, dous et savoureus’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mer sonder rechte manlicheit, ‘mes sans sens et sans pourveance;’ juister zou dus geweest zijn: ‘sonder voorsienigher wijsheit’. dat boec vander consten der ridderscap, ‘li livres de l'art de chevalerie’. Bij Dirc van Delf (hs. V 56 fol. 166c) komt voor: ‘als meester Vigecius int ridderboek segt.’ in anderen dinghen wel... dan, ‘dan’ in zulke zinnen = ‘maar niet’, zie Mnl. Wdb. II 53. Het citaat uit het ridderboek luidt in 't Fra: ‘En autres quereles quant on mesprent conment que soit truevon amendement, mes erreur en bataille ne puet estre amendee car ele est tantost comperee.’ Over de rijmen in den Franschen tekst zie boven blz. 40. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
222.Een gek begrip is wanneer yement een dinc bestaet daer luttel baten an leyt, ‘Fole emprise est ou gist petit de preu.’ Si doen recht als een die mit eenre guldenre anghel na musselen henghelde, het beeld komt ook voor in de ‘Vier Utersten’ (zooals (De Vooys mij meedeelde, Leidsch Hs. fol. 58 v.), daar het in 't oorspronkelijke ontbreekt, kan het door Jan van Rode daaraan ontleend zijn. Er zijn echter zooals in deze aant. ook weer telkens blijkt zóóveel beelden, uitleggingen, indeelingen enz. gemeengoed der catechetische literatuur, dat 't gevaarlijk is uit zulke overeenkomsten invloed van 't eene werk op 't andere af te leiden. daer luttel baten an leyt ende veel costen moet, en dat veel kosten moet, vgl. Stoett, Synt. § 152. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
224-227.De gelijkenis van de ridderen Gods ontbreekt in het Fransch en in het Engelsch. God is de feodale koning, die met zijn hofstoet den strijd gadeslaat. De ridders zullen ruimschoots beloond worden, als leenmannen die overwinnend uit den strijd komen. Zij zijn zijn dienstlieden, die op hun heer kunnen rekenen: ‘si striden op sinen anxt ende op sinen cost.’ Maar geen herauten behoeven, zooals in een tournooi, hun daden na te gaan om hun verdienste te bepalen; Maria zelve, de Hemelkoningin, slaat hen gade en de heiligen vuren hen aan met te wijzen op de eeuwige belooning die hun deel geworden is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 566]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot titel ‘Ecclesia triumphans’. Een zegetocht der H. Kerk wordt door Dante beschreven in zang XXIX van het Vagevuur. set hem toe... De lezing van A, ‘hi set hem toe’ heeft geen zin; de bet. moet zijn, ook volgens de varr. ‘dringt op hen aan’, en ‘toesetten’ is te vergelijken met ‘nazetten’. becrachtighen, l. (met GKB) ‘becrachtichden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
227.ondanc hoerre kennebacken, sonder danc of loen van onsen heer, ontbr. in 't Fra. Daerom en mach... enz. Fra: ‘N'a pas grant cuer qui le donne por noient comme font cil qui donent leur cuer a amer les biens de fortune, qui en verité ne sont noient au resgart des vrais biens de gloire. Donc tel gent sunt ausi comme .I. enfant qui plus aime .I. mireour que .I. roiaume, une pommete que tout son heritage’ (‘om een appel of om een ei’, vgl. aant. 198). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
228.si doet den hemel winnen, die werlt versmaden, groten last van penitenciën lichteliken te draghen. Het komt in de Coninx Summe herhaaldelijk voor, zoowel in het eerste, in Brabant vertaalde, als in 't tweede, in Holland uitgegeven stuk, dat doen in de beteekenis van veroorzaken, als het door meer dan één infinitief wordt gevolgd, den eersten, als tegenwoordig, zonder ‘te’, maar een of meer der volgende met ‘te’ bij zich heeft. Deze constructie ken ik uit het tegenwoordig Nederlandsch alleen uit ‘doen te weten’ en ook in het Mnl. Wdb. wordt van het bedoelde gebruik alleen deze formule (met ‘doen te verstaen) als voorbeeld gegeven. Voorbeelden: C.S. 325: ‘Aldus duet die heylighe gheest die sondaers die oghen op doen ende te syen boven ende onder’. C.S. 329: ‘Oetmoedicheit is een duecht die den mensche hem selven duet versmaden ende te houden voer quaet.’ C.S. 362: (hier volgt slechts één inf.) ‘Voert duetsi die reden wel te ondersoeken die dingen’. CS. 363: ‘Dese gheest duet die reden wel oerdelen ende te recht bekennen ende te onderscheiden tusschen guet ende quaet.’ C.S. 564: ‘daermen mede berispen sal die achterclappers ende doense zwighen ende doen hem te weten, dat mense niet gaern en hoert.’ Want een heyden mensche seide eens, ‘si con dist li sages Seneques.’ die fortuna of die aventuer, Fra. alleen ‘fortune’; aant. 21. niet meerre... van machten, ‘niet grooter in macht.’ die sonne die alle tijt lopet ende nemmermeer moe en wort. Eene aan de klassieke literatuur ontleende vergelijking? Men denke b.v. aan de geschiedenis van Phaëton. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
230-231.Want van alle den goede... enz. (tot 232); Het Fransch is korter: ‘Car des biens du monde il a tant con ses cuers desirre. Il i a son usage et sa soustenance et tant conme il veut avoir plus soufisaument que n'a li rois. Quant que ont li bon et li malvais, tout est suen, car de tout feit son preu et de tout loe dieu et merchie et plus l'en aime et crient et sert, en ce que il voit et connoist que toute creature est fete pour deu servir.’ Er volgt nu een stuk dat in de vertaling geheel is weggevallen, waarin uiteengezet wordt dat de mensch uit nog een ander oogpunt een heerscher kan zyn: ‘Aprés il a un autre empire bel et grant sans que nus n'est adroit sires. Car il n'est (l. il est) emperieres de soi meïmes, c'est de son cors et de son cuer les quels il iustice et tient en bone pais et dont il fait sa volenté. Car ses cuers est si ioius a la volenté dieu fere et de quant que diex fet a son cors, graces en rent et mont li piest; et c'est la seignourie que vertu donne a celui qui l'a, dont parle Seneques qui dit ainsi: “Grant seignourie et grant empire te dourrai: soies sires de toi meïsmes!” He des,...’ (och god, 232). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
235-238.Wijken aanmerkelijk af van het origineel, waarmee daarentegen 't Eng. nauwkeurig overeenkomt: ‘La segonde franchise est cele que ont li prudon en cest siecle que diex a franchi par grace et par vertu du service au deable et de pechié, qui ne sont serf n'a or n'a argent ne a leur corages (gemoedsstemmingen) ne as biens de fortune, mes ont le cuer si eslevés en dieu que il ne prisent le monde .I. bouton et ne doutent le roi ne conte, ne mescheance ne povreté, ne honte ne mort, car il sont demi mors et ont le cuer si desevré (los gemaakt) de l'amour du monde que il atendent et desirrent leur mort con fait li bons | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ouvrier son paiement et li gaaignor son aoust et cil qui sont en tourment de mer bon port et li prisonnier leur delivrance et li pelerin leur pais.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
236-237.Zooals uit de vergelijking met den boven afgedrukten Franschen tekst en uit den inhoud zelf blijkt, is dit stuk een invoegsel van den vertaler. Op dezelfde ‘vrijdenkers’ schijnt het stuk van Ruusbroec te slaan, dat bij Van Vloten (Ned. Proza 26) staat afgedrukt. ‘Si siin’, zoo zegt bij in zijn uitvoerige waarschuwing tegen hun dwaalleer, ‘si siin eigens willen ende nyemant onderdaen, ende dat achten si gheestelike vryheit des vleischs, want si gheven den lichaem des hem lust, ende dat achten si edelheit der naturen.’ In Con. S. 33 en 169 echter is lollaerden de naam der bekende ongeordende vereeniging en wordt alleen gezegd dat men er veel ketters onder vindt; in 47 is lollaert = femelaar. Op al die plaatsen is ‘lollaert’ invoegsel van den vertaler. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
240.een waer exemplaer, ‘le vrai essamplaire par quoi nous resoion refourmé a s'ymage et a sa biauté.’ die in sijnre hogher stat borgher sijn, in dat vry nuwe Jherusalem, ‘qui habitent en sa haute cité du ciel.’ die een so veel hogher boven die ander ende die een so veel edelre dan die ander, als si den beelde gods ende sijnre scoenheit ghelijcste sijn (superl. voor comp.? vgl. Stoett Synt. § 144). Hoe de menschen naar den ‘graad van bekeering’ waartoe ze zich hebben opgewerkt in een der negen ‘choren’ van engelen zullen worden opgenomen, kan men lezen in het door Moll uitgegeven ‘Spiegelkijn’ (Joh. Brugman I blz. 242). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
241.Dat sal sijn in sijnre gloriën, als wi bi hem comen in sijn hemelrijc. Er is in de vertaling een mooi beeld weggevallen: ‘ce sera en sa gloire, quant nos seron em paradis. Car ci nus ne voit a descouvert la biauté deu, mes ausi con par .I. mireour, si con dit sains Pous, mes lors le verrons nous face a face, clerement’ (1 Cor. XIII: 12). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer om, al die ghewaer edelheit... enz. De vertaler heeft zijn voorbeeld niet begrepen. De zin, waarmee deze overeenkomt, is in 't Fransch een nieuw begin: ‘La vraie noblece donc l'ome conmence ci par graceGa naar voetnoot1) et par vertu et est parfeite en gloire (242), ceste noblesce fait li sains esperis...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
242.purgeert, vercyert, asyndeton, vgl. Fra. ‘qui il espurge en purté et enlumine en verité et parfaist en charité’; waaruit de bedoeling: ‘purgeert ende verchiert’ duidelijk blijkt. weder gheformt, ‘refourmé’. hoer memorie ende hoer ghedenckenisse, ‘lor memoire c'est leur remembrance’ (vgl. aant. 12). voecht ende set, begheren of ghewillen, vgl. aant. 21. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
245.Aldus is dit onse edel side. Korter in 't Fra.: ‘Car ce est li nobles costés et li gentis parages dont vient et naist au cuer vraie gloire, ausi conme de l'autre vaine noblece naist orgueil et vaine gloire.’ hi selve... die niet lieghen en mach, tegenstelling tot den duivel, den ‘prince der loghenen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
247.Want hoe veel een man doech, so veel doech sijn lant, Fra.: ‘tant vaut li hons tant vaut sa terre, c'est ausi voir conme patrenostre. Qui bien entent par qui li hon vaut ou noient ou auques, ou plus ou mains, ce n'est pas doute que ce ne soit charité et l'amor de dieu, car qui plus en a plus vaut.’ ‘Caritate’ is het eerste en voornaamste vereischte; de waarde van iemands werken, van iemands ‘clein doechden’, is afhankelijk van de mate van goddelijke liefde die in hem is, zooals de waarde van een land afhankelijk is van de vlijt van den eigenaar. Vgl. 250. Want wat een mensche hevet... enz. Het Fransch is hier aanvankelijk korter en bevat verder op een stuk dat in de vertaling is weggevallen: ‘Car combien que li ons ait de biens temporex,.. ou de biens esperituex.. et autres biens, conment dirai ie que il profitent, quant il en est plus cruaument dampnés pour ce que il n'use mie a droit des biens que dieu li | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a presté pour gaaignier? Aprés se il feit euvres corporex, con font cil laboureour et cil menesterel, ou se feit euvres esperituex, con font cil qui iunent (vasten) ourerunt (lees ou ourent?)Ga naar voetnoot1) et ci con povres vestir, haire (een haren cleet) porter, ne ce sans charité a droit parler ne vaut riens. Car ia pour ce vers deu graignor merite n'en aura, ançois se il muert sans charité dampnés sera. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
248.ende dat en mach nyement doen dan die vrouwe caritaet, die een beleyster ende een regyerster is van alle sinen goede ontbr. in 't Fra. en Eng.; toch is de mogelijkheid voor deze en andere plaatsen niet uitgesloten dat ze aan een ander Fransch hs. beantwoorden. Er volgt dan ook: ‘wie hem van caritaten regyeren laet,’ anders als in 't Fra. (zie boven). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
250.Die caritaet maect dat den enen... enz., ‘Charité gaaigne en toutes quereles, ele a victores en toutes batailles, ele fait que autant valt a l'un inner .I. iour que en l'autre .I. quaresme, ele fait que autant valt a l'un .I. deniers que il done conme il fait a l'autre .C. livres, et une patrenostre dire conme a l'autre .I. sautier, et ce n'est pour autre reson fors que pour ce que tant vaut li hons tant valent ses euvres...’ Sinte Michyels waechscalen. Weegt de aartsengel Michaël de zielen bij het laatste oordeel? met ghenen anderen ghewicht en machmen mit hem weghen, kan men bij S. Michaël wegen, nl. zwaar genoeg bevonden worden; Fra. evenwel: ‘nule autre chose n'i puet peser.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
253.Want hoe hem die droppen... enz., ‘et con plus voient les goutes douces, plus desirent venir a la fontaine et pour ce que il sevent que plus aime l'en la goute, plus oublie l'en la fontaine et con plus plest la douçor du monde mains desirron la douceur de dieu. Pour ce le mains que il pueent il prennent et usent des delis de char et des deduis qui par les .V. sens vienent. Et diex!...’ (Och god van hemelrike... dan die geestelike ghenoechten. Het vervolg wijkt geheel af: ‘que cil qui vienent de par l'esperit qui sunt le vrai bien. Tex biens done diex a home en eest siecle quant il li done peis de cuer et victoire de ses anemis et gloire de conscience, quant il li remplist le cuer d'amour et de ioie esperituele et l'enivre d'une douceur merveilleuse si que il ne se puet contenir ne soi meïsme sentir de tel ioie ne de tel delit.’ (hier sluit het Fransch aan bij 254, regel 6 ‘daer om en hevet niet meer gelikenis’) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
254.Wie leven wil des levens..., GQD hebben de juiste vertaling: ‘qui bevra, dist il, de li aue que ie li dourrai, elle devendra une fontaine qui le fera saillir en vie pardurable,’ hs. Q: ‘wie drinct vanden water dat ic gheven sal, dien saelt werden eene fonteyne...’ In A, ‘die sal een fonteyne worden,’ is die datief. die du dinen vryenden houdes, ‘que tu gardes a tes serians et dones a tes amis.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
255.Hi soude recht doen als een backer, ‘et feroit ausi conme cil qui bulete la ferine, qui desevre la fleur du bren, et con cil qui fait l'uile, qui emprent la pure crasse et laisse la grosse sustance.’ De vertaler werkt de beelden uit. als dat proverbium seit, de interpunctie in den tekst te veranderen, vgl. Fra.: ‘li proverbes que nus n'a parfeite ioie se le ne vient d'amor,’ waarop nog volgt: ‘et ce est en l'escryture apelee wile si conme dit nostres sires par le prophete: Je dourrai, dit il, wile de ioie por plour; c'est ioie vraie et pure de cuer pour le pleur de penitance. De cest wile sont enoint cil cui diex a feis rois et seigneurs du monde et dels meïsmes et adonc est li hons parfeis crestiens quant il est oins de cest saint cresme. Car de cresme est dis cris et de crist est dis crestiens et qui est oins de tel oingement, c'est de ioie et d'amour de dieu, il vit en dieu et diex en lui, si con dit sains Iehans li apotres; et c'est vie de crestien, c'est a droit parler vie d'ome, c'est bone vie et bonneüree que crestiens doit querre et desirrer pour aquerre vie pardurable. Car n'est pas en vie mes en langueur qui tous iours vit en cures et en pensees et en angoisse; n'es[t] pas vie d'ome mes de beste, qui toute la volenté de sa char veut fere; ne se rest pas vie d'ome mes d'enfant qui ore pleure ore rist, or est ause (l. aise) or est a mesaise, or est irés or est en pais, or en ioie or en tristece. Donc, qui veut bone vie mener... (Daer om wie gaern een salich leven leyden soude...) Het hoofdstuk eindigt in 't Fransch met de woorden ‘et par vertu et non autrement,’ mit duechden ende mit caritaten ende anders niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in geenre wijs; de volgende zin komt in 't origineel niet voor. De vertaler laat met 257 een nieuw hoofdstuk beginnen, het Fransch met 256, waarboven het opschrift: ‘La comparaison du iardin.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
256.Hier begint in 't Fransch het nieuwe hoofdstuk, getiteld ‘La comparaison du iardin’; de mnl. handschriften beginnen dit bij 257 (zie de opschriften daar in de varianten). want anders waert yement luttel waert, duechden te weten ende niet te doen, uit: ‘anders waert l.w. duechden te w.’ en ‘twaer l.w. duechden te w. ende n. te doen.’ Het oorspr. heeft nog: ‘Car si con dit sains Jaques: qui seit le bien et ne le feit, pechie ia et se meffet. Fous est qui soit la droite voie et a son escient forvoie’ (voor het rijm. zie boven blz. 40). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
257.Die h. scrift compareert den goeden duechdeliken menschen biden goeden wive mitten sconen cruuthof ‘La sainte escripture compere prudomme et prude famea .I. iardin.’ Dese gaerde is besloten in eenre hoger muren dat is mitter minnen gods, ‘uns iardins enclos de .I. clostures, c'est de la garde dieu et des angres.’ dat is sijn gracie die hi in des menschen hart stort ende maket groen, deze dauw is zijn genade, die hij in het menschelijk hart stort, waardoor hij het groen maakt. Aan het slot komt nog in 't Fra. ‘ces trois choses sont necessaires a toutes les choses qui en terre croissent: terre convenable, humeur nourissable et chaleur raisnable.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
260.Dese wortel meende Ysaias, vgl. C.S. 304. Yesse in duutsche gheseit,.. een brouwer der minnen, ‘cis mos vaut autant con .I. brasier (kolenvuur) d'amour.’ Wat er volgt in 't mnl. heeft de vertaler er bij gevoegd om ‘brouwer’ te verklaren. Ook de Eng. vertaler heeft ‘brasier’ niet begrepen: hij maakt er van ‘becleppinge’, d.i. omhelzing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 't mnl. in 262, bij de ‘bloemen’). Ook in C.S. 135 beteekenen bladen: ‘woorden’. Die bloemen... ‘Les fleurs les saintes pensees qui toutes furent beles et honestes et portans fruit.’ Die 'tacken... ‘Les brances de cest arbre en .I. sens sont tuit li eslit qui onques furent et sont et seront, car si con dit a ses apotres: ie sui, dit il, la vigne et vous estes les brances. Et en .I. autre sens les beles vertus et les glorieus essamples que il moustra par euvre et enseigna par bouche. Ce furent les vertus parfeites et plaines de beneürtés vraie que il monstra a ses privés amis, ce fu a . XII. apotres que il mena en la haute montagne de perfection priveement’. De ‘schaduw’ van de mnl. vertaling komt dus overeen met de tweede beteekenis van de ‘tacken’; in 264 trouwens is weer sprake van ‘acht speciale tacken.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
264.De vertaling wijkt nogal af van het oorspr.: ‘Ce sont les .VII. brances de l'arbre de vie du fils dieu jhesu crist. En l'ombre de cest arbre se doit bons cuers ombrier et resgarder ces beles brances qui portent le fruit de vie pardurable. En ces .VII. paroles est enclose tote hautece et toute perfection de grace et de vertu et de vraie beneürté tant c'on en puet avoir en cest siecle et atendre en l'autre. Ce sont les .VII. reules... que li maistres des angres enseigne (die die warighe Salomon sinen kinderen leert, d.i. Jezus, de wijsheid gods, de groote meester). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
265.Summa van der ewe, 'toute la some de la novele loi d'amor et de douceur.’ Na 265 volgt er In het Fransch een stuk dat onvertaald is gebleven: ‘Or as tu oï que est li arbres de vie qui est en milieu de paradis que diex plante en la saint ame. En l'ombre de cest arbre croissent et profitent et portent fruit les arbres des vertus que dex li peres, qui est li grans iardiniers, plante en cest iardin et les arrouse de la fontaine de sa grace qui les feit reverdier et croistre et profiter et les tient en verdeur et en vie. Ceste fontaine se devise en .VII. ruiseles: ce sont les .VII. dons du saint esperit qui arousent tout cest iardin.’ Deze plaats is zeer belangrijk voor den samenhang van het geheel. Het in de Inleiding (blz. 42, regel 9. vlg.) gemaakte bezwaar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervalt er door. Het traktaat over de zeven gaven wordt er nauwer door verbonden aan het voorafgaande en de slotzin van 267, waar de zeven beden van 't paternoster als maagden worden voorgesteld die gaan putten uit ‘desen .VII. lopenden beken’, komt in duidelijker verband tot de geheele allegorie te staan. Ook deze zin in 266 krijgt er een scherper beteekenis door: ‘Daar om en laet hi nemmermeer of ons te vermanen, dat wi hem doch bidden willen om sijn gaven’. Fra.: ‘que nous le proion et requeron ses dons et mout volentiers nous promet que se nous requerons chose qui bone nous soit, que nous l'auron. Et plus nous fait il de cortoisie, car il est nos avocas...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
267.die seven principael duechden die dese dootsonden contrarie sijn. Onjuist vertaald of liever ten onrechte veranderd: ‘les .VII. vertus qui nous mainent as .VII. beneürtés de perfection et de sainte vie par quoi nous puisson avoir les .VII. promesses que il feit a ses eslis es .VII. paroles devant dites.’ De laatste alinea van 267 is aan hs. B. ontleend. Zie de aanteekening in de noten bij den tekst en de Inleiding op blz. 211 en 212. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
268.Die exposicie vanden paternoster. Zie de inleiding blz. 165 vlgg. Daar niet genoemde traktaten worden opgegeven door Troelstra, a.w. blz. 113. Een kint datmen eerst ter scolen set. In A-B-boeken vindt men 't Pater Noster, zie Troelstra a.w. blz. 22. diese wel verstaet aant. 42. mer luttel ist waert ten si mit aendacht van binnen. U volgt precies het origineel (Inl. blz. 195). want alsulke scoliers woorden geleert vanden guedertieren meester Jhesu. Vgl. V. Vloten, Ned. Prozast. 336: ‘Dat hi een scoelmeester es ende hier op ertryke gheleert heeft’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
271.capyteyn, ‘chevetains’, Eng. ‘heaved’. In U weggelaten. een bescicker ende een reqeerre, ‘ordeinerres et gouvernerres et pourvoierres.’ ten derden male ‘De rechief puisque il est peres par nature et par droiture, il aime tout ce que il a feit, con dit li livres de sa sapience, et est dous...’ U vertaalt dus juister. U voegt den tekst uit Ezechiël er bij. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
272.op dat wi niet van hem vervreemt en worden, ‘si que tu ne forlignes mie’, U: ‘soe dattu nyet en veronedelste van hem, (overmids...’ enz., toevoegsel van den vertaler). Dit woert dan... vermaent ons dat wi rechte sonen sijn ende...’ Fra: ‘que si tu es drois fis’; U is dus juister. van naturen, van gebots wegen ende van recht, dat wij streven naar gelijkenis met den hemelschen Vader is een eisch der natuur, is ons door God geboden en is ook billijk. Denct datstu des gheens zoen biste die voer di inden strijt gegaen is. Dit geeft een goeden zin, maar het Fra. heeft: ‘Pense qui fis tu es!’ dit on au bon chevalier novel quant il entre au tornoiement’, wat door U onjuist is vertaald. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
273.U heeft onjuist omme dattu hebste geselscap mitti, Fra.: ‘et qui tu acompaignes avec toi quant tu dis “done nous” et ne dis mie “done moi”. Je le te dirai si tu veus.’ Vreemd is in U: ‘dit wil ic di verclaren, seggende: ist dattu des begeerste’. Also en sijn wi sijn sonen niet van naturen, mer... d.i. niet zóó, niet in die opvatting, maar. - U: ‘Wy en sijn nyet gods soen van naturen [dan] also veel als wi gemaect sijn na sinen beelde, mar also sijn oic die heydene’, Fra.: ‘fors en tant con nous somes fes a s'ymage, mes ausi sont li sarazin’. U vertaalt op den voet, maar dan is er uitgevallen. adopcio ‘adopcions si est .I. mos de lois, car selonc les lois des empereors, quant...’ In U is dus ‘hi mach uut verkiesen’ afhankelijk van ‘na keisers recht soe ist’ (met weglating van dat). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
274.so begeren wi met ons ende alle onse medebroederen. Is ende hier bij ongeluk ingekomen of kan het ‘ook’ beteekenen? Fra. ‘nos acueullons avec nos touz nos freres de adopcion’, U begrijpt ‘adopcion’ niet: brodere ende adopcion. wair om sinte Gregorius seit (U), blijkbaar schrijffout; de woorden komen tweemaal achter elkaar voor. onsen oudsten brueder (U), ‘nostre ainsné frere J.C.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 576]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
275.dat is gods ende sijnre gelikenisse, beter U: ‘van god ende vander heyliger kerken,’ want de kerk is onze geestelijke moeder, vgl. aant. 7. Fra.: ‘c'est de deu et de sainte yglise.’ Hoverdie set den mensche uter gemeenscap’ vgl. C.S. 25, waar gezegd wordt dat de hoovaardigen ‘gheselscap of oerden der menschen breken.’ want die hatige benidet altoes den anderen. U komt met 't Fra. overeen: ‘car quant il guerroie l'un il guerroie tous les autres,’ maar wat beteekent dit? die ghyerige en wil noch hem noch sine guede int gemeen nyet gebruuct hebben (U), ‘car il ne veut ne soi ne ses choses communer auvec les autres’. noch deel noch vierendeel (U), ‘ne part ne hart’ (l.quart). dat god die vader onse is, ist datwi willen ende die zoen ende die h.g.’ Anders U, dat met 't Fra. overeenkomt; de bedoeling schijnt dus: als wij zelf willen en als (de drieëenige) God wil. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
276.Ic ben die ic ben, ‘Je sui qui sui’, dit diex, einsi diras tu as filiis Israël: qui est m'envoie a vous’, U is dus juister. Vgl. Ex. III: 14 (in de Leidsche vertaling). die meeste ende die voerbaerste, U: die alre eerst ende die alre properste, ‘li premiers et li plus propres et qui plus a droit nous enseigne a conoistre ce que diex est’. U gebruikt hier 't woord ‘wesen’ (niet op voorb. van 't Fransch) voor ‘ic bin die ic bin’; in 277* wordt de term uitvoerig verklaard. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
277.dat nochtan niet en is van den rechten wesen gods, U: die properlic nyet uut en spreken, ‘qui ne dient pas la verité de l'estre dieu.’ mar wi die sijn te grof.... ‘Mes nous qui somes gros et rudes de parler de si haute chose parlous de dieu, ausi con hon seut deviser .I. home dont hon ne soit pas le non, conme hon dit: il est rois.’ Van den zin komt in D niet veel te recht. een man dan diemen sinen naem niet en weet, vgl. de constructie van den eersten zin van 268. U komt met het Fra. overeen. Wi vinden veel namen die ons bewisen wie hi is, beter U: die ons te kennen geven van hem... tsi oic wattet si.’ Eng.: ‘thet ons sseweth (show) hvet thet hit bi of him’. mar een geen van allen die en is (U), de plaats schijnt bedorven; aan den zin ontbreekt: ‘als dit woert ‘is’ (cis mos ‘qui es’). dat ons bet duet verstaen (D), d.i. ‘dattet, ons bet duet v.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 577]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit bewijst ons onse behouder Cristus Jhesus tot aan Voirt is hi alleen warachtelic (U) komt niet voor in het Fra. Voert so is hi alleen, ‘bestaat hij alleen’; ‘il seus est a droit parler.’ Voert so is hi alleen qeconfirmeert. Dit laatste stuk van 277 heeft U als het origineel; ook de woorden ‘sonder was, sonder sal wesen,’ Eng.: ‘wyth-oute wes, wyth-oute ssel by.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
278.Daerom prise ic wel, Fra. ‘te lo ie bien.’ In de Utrechtsche vertaling is hier een heel stuk (want, als Salomon seyt... tot blz. 487 alinea) ingelascht (D komt overeen met het Fransch). Daarin worden zij, die niet vast genoeg in de leer zijn om zich zonder gevaar voor kettersche afdwalingen in de onzekere wereld der bespiegeling te wagen, tegen de beoefening van het schouwende leven gewaarschuwd. dattet nyet guet en is den mensche dies honychs te vele et (U), d.i. als hij, dat hij te veel honing eet. De uitlegging van du biste inden hemelen als ‘gij woont bij de vromen’ vindt men ook in de Deventer Exposicie, aangehaald op blz. 175. want sijn vader ende onse vader is altoes rechvaerdich, juister is het oorspr. in U weergegeven, ‘car encore soit il peres et nostres...’ die diepheit sijnre duechden, ‘la parfondece de sa verité’ (U vertaalt juist). die hoecheit sijnre mogentheit, Fra: ‘la hautesce de sa majesté.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
280.Alle die heylicheit des menschen... die staet in dryen dingen (U), ‘Toute la saintee d'ome... est en .III. choses, en ce que l'ame soit parfaitement purgiee...’ enz. De onjuiste vertaling van D. eischt een andere punctuatie, lees: ‘van desen seven gebeden maken die eerste drie den menschen heylich, also veel als hi mach wesen in deser werlt; die ander vyer maken volmaectelic rechtvaerdich. Die heilicheit des menschen... daer wordt die siel volcomelic in gherenicht’ enz., waarin men dan ‘daer... in’ moet opvatten als ‘wat dat betreft.’ sijnre natuerliker schoenheit, lees ‘haerre’ (als U). Dat is als god die vader die vesticht, het tweede ‘die’ is expletief. Dese drie dingen leren wi, onjuist vertaald: Fra. ‘requerons’, U ‘eyschen wi’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dijne heilige naem ende dijn goede geruchte ende dine bekenninge, ‘tes beneois nons, c'est ta bone renomee, ta connoissance, ta foi...’ Wijsheit is inden latijn... ‘Sapience est dite de saveur, car quant li hons reçoit cestui don, il gouste et asaveure et sent la donceur de dieu.’ Mitten ‘smakende’ = met het woord ‘smakende’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
282.De oorspronkelijke tekst geeft, naar den in de middeleeuwen geliefden trant (vgl. boven blz. 171 en aant. 302), een vijfvoudige etymologische verklaring van het woord ‘saint’, die in D is weggelaten, hoewel men er de toepassing ‘in vier manieren’ vindt. Fra.: ‘Sains vaut autant conme purs, conme sans terre, conme dediés au service dieu, conme tains en sanc, conme confermé. En ces .V. manieres...’ De toepassing van de derde ‘maniere’ ontbreekt in D, maar U is vollediger. walghet vanden water, ‘ausi con l'eue est fade a celui’ vgl. U. Voirt hier na heylicht hi den mensche alinghe enz. (U), ‘il le dedie tout au service dieu, car il l'oste de totes cures et le met du tot a penser a dieu et a amer le e servir, ausi con li mostiers est dediés au service dieu, si que on n'i doit autre chose fere que le service dieu.’ In D gedeeltelijk weggevallen. Ten derden male verweect hijt in bloede, lees ‘verwet’, ‘aprés il le taint en sanc’ (vgl. ook twee regels verder: gheverwet ende doerdroncken voor ‘tains et abrevés).’ Dit is een nyewe doopsel, want vormen ende dopen is één dinc, lees: ‘verwen ende dopen’, ‘car taindre et baptiser est tout .I.’ In U weggelaten, terwijl de boven besproken plaats daar al dadelijk was vertaald: ‘voirt dair na doept hi den mensche in bloede.’ Dusdanigen doepsel in water, mer inden heyligen geest (U), lees: ‘niet in water’. Dit ontbr. in 't Fransch. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
283.niet alleen dat wijt hier begheren, mer oec mit hem te regneren enz. is mij niet duidelijk. U heeft een heel andere lezing: ‘overmits welc sonder meer dwaens wi mogen in der sielen van binnen vernyet ende weder gedoept werden’, meer overeenkomend met 't Fra.: ‘par qui nous soions non pas sans plus lavé, mes tant (l. taint) en graineGa naar voetnoot1) et renovelé et rebaptizié,’ waarmee't Eng. woordelijk overeenstemt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
al dat stof dat inden huse is, niet de zwevende zonnestofjes maar het stop op den vloer; ‘les puties et les poudres qui sunt aval la maison’ (vgl. U). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
285.ende ingaet in sijn herte, in D ontbreekt hier het beeld van den schatgraver, vgl. Fra.: ‘Lors prent son pic et sa pele et si commence a fouir et a miner et entrer en ce cuer la dedans et i trueve...’ Als hi dus lange ghekermt heeft, lees met U: ‘gegreven’, en zie de hierboven aangehaalde woorden uit den Fra. tekst. Want dat is dat rike gods te hebben in ons, ‘Car ce est vie pardurable et le regne dieu avoir dedens nous’. U is niet volkomen duidelijk, misschien bedoelt hij: ‘Want dat is tewige leven ende het rike gods: te hebben den heyligen geest in ons.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
286.alsoe si gedaen wert in den hemel, ‘es ciex, c'est comme es sains angres qui sont el ciel qui sont si enluminé et confermé en dieu que il ne pueent autre chose voloir fors ce que diex veut.’ Dit stuk komt wel voor in U. Vgl. wat bij 278 over de beteekenis van ‘hemelen’ is opgemerkt. ende vastmake die inden sijnen ontbr. in U, maar staat wel in 't oorspr. sonder omme sien, U: ‘sonder begrip’, Fra: ‘sans mesprendre’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
287.die sijn of wesen souden, die werkelijk nu reeds zoo zijn of althans zoo behoorden te zijn. Vgl. ‘die sijn of wesen sullen’ (C.S. 19). ‘Die’ is meervoud, al is het antecedent ‘begeerte’; dit is òf drukfout voor ‘begeerten’ òf collectief op te vatten; vgl. aant. 59. alst moghelic is nader menscheliker crancheit hier in deser tyt (U) is toevoeging van den vertaler; 't ontbreekt in D en in het Fra. en Eng. doot ende qualic belaten in deser werlt (U), ‘Mort et maubailli (slecht er aan toe) en cestui siecle’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn plaats: de toepassing op het sacrament volgt eerst later en hier wordt ‘brood’ nog verklaard als ‘het eeuwige leven’. De lezing van D komt met het Fra. overeen. het heeft een guet leven (U) is een schrijffout, Fra: ‘done bone vie’. van welken die ewighe waerheit seit, ‘Dont verité dit en l'escripture: ie sui li pain de vie qui descendi du ciel. Qui mengera de cel pain, il vivra touz iours sans morir. Cis pains est viande a droit (die rechte spise)...’ dat is slechtelic te geloven (D); groflic ende simpelic (U), ‘croire en gros’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
291.gebacken ende geroost, ‘cuis et fris’. Dit heeft hi ghedaen om die grote minne tot ons, waarna in het Fra.: ‘si conme il dit el sautier: Voire voir fris en son propre sain (reuzel). Car fist il en la grant ardor de s'amor que il out a nous’ (vgl. U). dat biscuut daer men dat scip mede provandet, ‘li bescuis dont il garnist sa nef c'est sainte yglise’ (vgl. U). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
292.Dat grove van deser provande enz. onjuist vertaald: ‘le gros de la provende nos prendron en nostre aoust el ciel quant nous le verrons a descovert en sa biauté tel conme il est’, dus zooals U, maar dit voegt er iets aan toe. want alle daghe soudement... De vertaling is onvolledig, vgl. U en het Fra: ‘que chascun iour il nos est necessaires et chascun iour le doit on prendre ou el sacrament de l'autel con font li prestre ou esperituelment par droite foi.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
294.mitten consente of mitten werc volbracht (D), aen der genuechten ende aen der doet (U), ‘dont li peschierres par .I. sol pechié mortel qui si tost est passés quant au delit ou quant au fet, est obligiez a si grant usure...’ finiren (U), ‘finer’. dats totter helscher pinen (U) ontbr. in D; Fra: ‘C'est a la paine d'enfer qui est sans fin.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 581]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dier hi geen machte en heeft te betalen (U), aant. 63. na sijnre rechter rechtvaerdicheit; ‘user de raide iustice,’ vgl. U. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
295.Voor de hemelsche ‘hoven’ der ‘rechtvaerdicheit’ en der ‘ontfermherticheit’ vlg. C.S. 55 en de aant. daar en bij 136. vergifnisse ende quijtsceldinge (D), quitanci (U), ‘pardon et quitance.’ want ist dat wij nyet en vergeven den genen die ons misdaen hebben enz. (U), weggevallen in D; ‘car se nos ne pardonon a ceus qui nous ont meffet, dieu ne nos pardorra mie les nos meffets, si conme il meïsme dit en l'evangile.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
299.Daer omme bidde ic den ghenen (D), hier om bidt die gene (U), ‘prie cil a qui dies...’ ‘Becoringe’ is de dienst van den duivel, ‘c'est son mestier en l'ostel dieu.’ Zoo wordt de duivel dus voorgesteld als middellijk meewerkende tot de menschelijke zaligheid en krijgt hij zijn nuttig aandeel in het streven der Christenwereld. In exempelen wordt hij meermalen zoo geteekend, vgl. aant. 156. u verandert ‘en leide ons niet in becoringhe’ in ‘en laet ons nyet leyden’ als om duidelijk te maken dat God ons in geen geval zelf in verzoeking brengt maar ons door den duivel er in laat brengen. Met ‘met tot van binnen toe inder becoringhe’ zal hij bedoelen wat in 301 is uitgewerkt: breng er ons niet zoover in dat wij er ons aan overgeven. so smedet hi ons cronen gloriën, in D is hier een zin weggevallen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 582]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘ausi con cil qui sor le dos au bon chevalier fiert et frape, li forge son los et sa gloire’ (vgl. U). ende sceyden mach van sijnre caritaten (U), bij het voorafgaande ‘minnen’ is dus ‘gods’ weggevallen, zooals ook vergelijking met D leert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
300.veel vruchten der gueden werken van binnen, juister U: ‘van buten ende van binnen,’ ‘par dehors et par dedans.’ dat is gheliken enen goeden ademant, ‘li bons cimens dont l'en fait les murs sarrazinois que hon ne puet disconfire ne a picois ne a perriere (werktuig om steenen te slingeren),’ vgl. U. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
301.dan recht of hi hadde horen segghen vanden strijt van Troeyen, ‘fors ausi con l'en sait la bataille de Troies par oïr dire.’ dat hi niet in en gaen inder becoringhe (D); door de verandering van ‘hi’ in ‘wi’ is een redelijke zin gevonden, maar 't Fra. heeft: ‘qu'il nous gart nos cuers que n'entrent en la temptacion’ zoodat er waarschijnlijk moest staan ‘dat hi [onse herten beware dat si] niet in en gaen...’ (vgl. U) alle sijn wi also laeu, ‘povre et si foible.’ (vgl. U). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
303.Eenige literatuur over de ‘zeven gaven’ is gegeven boven blz. 152 en 182; ook blz. 68; over de samenstelling van dit deel der Coninx Summe en den samenhang met de andere gedeelten is gesproken blz. 42. De zeven gaven dienen nog als schema in verscheidene door Troelstra genoemde boeken, o.a. in den Wech van Salicheit (aldaar blz. 203). Toen ik mijn proefschrift samenstelde had ik nog niet gezien dat dr. G. Visser, in zijn in 1899 verschenen dissertatie over Hendrik Mande (blz. 42, noot), eenige traktaten over de zeven gaven noemt. Het op naam van Mande staande traktaat ‘van den VII gaven des heiligen geest ende eerst vander gave der smakender wijsheit’ schijnt terug te gaan op Cap. XXIV van Ruusbroecs ‘Boec vanden geesteliken Tabernacule’ zooals Visser aantoont (a.w. blz. 40). ter groter reverenciën, ‘a grant reverence,’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 583]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van den heilighen gaven des heiligen gheests, ‘des tres saintismes dons.’ als hi selve bewijst, Fra: ‘enseignera’, Eng. ‘ase he himzelf ous ssel teche.’ Het beteekent dus: ‘zooals de H.G. zelve ons ingeven zal.’ Het is een hoesheit ende een manier, ‘costume est et cortoisie.’ Ysayas seyt inder scrifturen van der glorioser brulochten, ‘vit esperit ces glorioses noces,’ Eng. ‘yzeg (= zag) ine goste the ilke blisvolle bredale (bruiloft).’ Zie over Jesaia's prophetie Inleiding blz. 184 en vgl. het exempel van Mande bij Visser (bijlage blz. 16). sal hi opstaen ende uutgaen een ruede, ‘istra la verge,’ dus: ‘en zal uitgaan een roede.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
304.die alre groetste minne des grootsten brants der minnen, van hem (d.w.z. ‘van deze allergrootste minne’ nl. van de ‘wortel van Yesse’) sal u comen een ruede (de interpunctie moet dus veranderd worden). Yesse dats een brant, ‘Y. vaut autant con .I. brasiers’, vgl. 260 waar de foutieve vertaling van Jan van Rode (‘brouwer’) ook in D wordt gevonden, die dus het eerste stuk niet opnieuw vertaalde maar overnam. plantinge, verkeerd vertaald: ‘plenté’, d.i. planteit, volheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
305.die lichaemlike gracie, d.i. de gave (of het goed) ‘der naturen’, vgl. aant. 42. enen ygeliken van cleynen tot groten, het ww. is weggevallen: ‘se moustrent petit et petit.’ diese uutspreidet, veranderd naar 't Eng. ‘thet his dodelth’ en om den zin; misschien kan de lezing van D begrepen worden als contaminatie uit ‘dat hise uutspr.’ en ‘diese uutspr. nae sinen wille.’ dat beginsel [der wijsheit] ‘de sapience’. ende [daerom] setse die prophete, ‘et pour ce les met li pr.’ Lees (met andere interpunctie): ‘Alsoe beginnen in òns sine graciën... int lage, ende climmen int hoge... want vrese is dat beginsel der wijsheit, seit David; mer in hém (d.i. in den H. Geest) waren altoes dese graciën... sonder maet. Ende daarom...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 584]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat is sonder eenich na dencken, zonder dat men er later nog aan denkt en op vergelding hoopt. Het Fra. heeft alleen: ‘dons est donoison sanz redon.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
308.want al haer gaven gemeen sijn, ‘terwijl toch...’ ende die werken der guedertierenheit den heiligen gheest, ‘ausi les euvres de bonté au saint esperit’, er had dus in het mnl. niet ‘ende’ moeten staan, maar ‘also’. diese te rechte geeft, ‘that man may yeve thet erigt yefth’; vgl. aant. 42. want hi ghevet hem selven tot een yghelic is niet duidelijk en onjuist vertaald: ‘il done et est donés en chascuns de ces .VII. dons que il done pour confirmer nostre amour et (lees “en”?) la seue...’ (de zin is door den vertaler op een verkeerde plaats afgebroken, vgl. den eersten zin van 309). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
309.thoeft van der groter codden der sentenciën gods, ‘li huissiers (deurwaarder) a la grant mace, c'est a dire a la grant manace de la sentence deu.’ een serpent, dat verslint alle die cruden des hoves, nl. het onkruid; ‘serpent’ echter staat voor ‘sarclierres’ (schoffel!) en ‘verslint’ voor ‘estrepe’ (roeit uit). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
310.Vgl. over de drie staten de opmerking van Troelstra, a.w. 203 (noot). drie staten... inden hemel, ‘trois estaz d'angres.’ die hoechste staet is ghelikent biden ghenen, ‘is te vergelijken bij’. ende dat inden genen die vanden laechste state sijn, onduidelijk; Fra. ‘et aprenent de ceus du conseil ce que il conmandent et font fere as autres. Li plus bas sunt ausi con li sergant...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 585]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daar hij de ‘gave des anxtes’ al afzonderlijk had besproken in 309. Vandaar in 't Fra.: ‘li dui premiers de ces .VI. dons’ en verder: ‘li dons de science les enseigne et li don de pitié les fet ovrer.’ vervolt hem haer werck, ‘acomplist les besoignes.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
314.Ghelove duet aensien in god sonderlinghe vereninghe, ‘Foi regarde en dieu souveraine verité;’ Eng. ‘zothnesse’ (truth). om drie dinghen minnet men den mensche, de uiteenzetting is duidelijker in 't Eng.: ‘Vor thri thinges me loveth ane man. Other vor thet me heth y-herd grat guod of him. Other vor thet me onderstant grat guod of him. Other vor thet me heth ondervonge (received) grat guod of him.’ of omdatmen grote duecht van hem verwacht, Eng. ‘onderstant’. Het Fra. had dus ‘entent’ en niet ‘attent.’ ghevoelt den zoeten rooc ende loopt, Fra. ‘queurt’, Eng. ‘zekth’, dus: ‘zoekt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
315.Over de ‘vier cardinael deuchden’ handelt Dirc van Delf in Cap. XVIII van zijn ‘Winterstuc’. Troelstra (a.w. blz. 5) haalt ze aan uit de ‘Tafel des Kersteliken Levens.’ die oude philosophen, zie bij 316. voersienighe wijsheit, ‘prudence’. machticheit, ‘atemprance’, zoodat men het wellicht voor een drukfout in plaats van ‘maticheit’ zou houden, maar ten onrechte, want ook in het vervolg staat gedurig ‘machticheit’, waarmee de vertaler blijkbaar ‘zelfbeheersching’ bedoelt. in gueden ende in rechten staet sijns selfs, ‘en bon estat endroit (jegens) soi.’ Maar iets verder: in die ordinancie ende inden rechten staet mit andere menschen, ‘en ordre et en droit estat.’ regeringe, lees: ‘regeninge’, ‘les mauvaises pluies.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
316.Plato, ‘un ancien philosophe qui out non Potinz’ (l. ‘Plotinz’, vgl. aant. 318), maar Eng. ‘an ald filosofe thet hette Plautoun’. Over de cardinale deugden bij Plato zie b.v. Ovink, Overzicht der Grieksche wijsbegeerte, blz. 82. want als een mensche bi deser duecht duet, seit ende denct; de vertaler geeft het zinsverband niet goed weer: ‘Car par cette vertu quanque li hons dit fait ou pense, tout hordene et maine a rieule a la ligne de raison.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 586]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
317.die drie officiën der machticheit zijn dus: niets te willen dat berouwen kan; zich in alle genot te beheerschen; wereldsche begeerten aan de rede te onderwerpen en te schuwen. men en overtreet niet dat recht der maten, ‘en nule chose il ne trespasse la loi d'atrempance’. die drie officiën der starcheit zijn dus: kracht in gevaar, in voorspoed en in tegenspoed (of zijn voor- en tegenspoed de wereldsche gevaren? maar dan zijn er maar twee officiën). ten wijct enz. ‘adversité prosperité il porte et sueffre sanz ploier n'a destre n'a senestre.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
320.een doof cool ende een levende, ‘charbon vif et mort.’ versmaet, D. heeft ‘vesmaet’. te vercrighen dat hi mint, dat god is, wat hij liefheeft, nl. God. sonder na dencken, vgl. aant. 307, maar 't Fransch heeft hier ‘sans corrupcion’. alsoe set rechtvaerdicheit den mensche in rechten staet, bepaalt de plaats die de mensch inneemt in de schepping: onder god, ende onder hem ander dinghen, ‘c'est deseur toutes choses et desouz dieu.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 587]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want hi bekent wat guet dat hi verloren heeft, ‘si que il se connoist et s'avertist quex biens’ enz. so dat hi mitten verken eten most, ‘si que il li convint mener les pourcheaus peistre.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
324.hi draecht den doet onder sijn cleder, ‘desous les dras.’ Het Fransch heeft hier een aanhaling uit Helinand, zie boven blz. 45. opent hem sijn humoren, ‘esmuet ses humeurs’. Eng. ‘chongeth’, verandert, verbetert zijn vochtmenging. openbaert hem sijn siecte, Eng. amaystreth’ (bedwingt); het Fra. heb ik niet aangeteekend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
325.Vier vraghen dede god... tot Abrahams ioncwijf. Er moest staan ‘drie vragen’ (Gen. XVI echter maar twee) want de eerste vraag is die aan Adam, vgl. Eng.: ‘Thri othre acsingges made he be enne of his angles to the thierne of saynt Abraham thet hette Agar.’ Mer du hebste suchten inden lichame die di brengen sullen ter doot der hellen. Er moest staan: ‘ter doot’, waarna is uitgevallen: ‘et en l'ame tu as les malvaises mours qui te menront (zullen leiden) a la mort d'enfer.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
326.want die hoverdie waent wat doeghen of connen, ‘li orgueillous cuide que que soit savoir ou que que soit poveir,’ enz. dit sijn die vier ghedenckenissen die seer oorbaerlic sijn. Weggelaten is door den vertaler: ‘Ce sunt les .IIII. cornes, c'est a dire les .IIII. cornardies qui honissent les pais que diex moustra a Zacarie le prophete. Mes les .IIII. fevre (smeden) que il li mostra aprés, qui vindrent pour ces .IIII. cornes abatre, sont les .IIII. pensees’ (vgl. Zach. II:19 vv.). mer wanneer, ‘car quant’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 588]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘niet hogher en mach desen boem climmen.’ De ‘telgeren’ of ‘takken’ (333) verbeelden de verschillende wijzen, waarop de deugden zich openbaren. Een uitdrukking als ‘telgeren of graden’ ontstaat òf doordat de vertaler eerst bij vergissing het telkens voorkomende ‘telgeren’ neerschrijft en dan verbetert (zie aant. 12) òf uit het door elkaar haspelen van verschillende beelden. versmaden ende te houden, vgl. aant. 228. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
331.ende datmen oec int quade op haelt, ‘et estre vilainement traitiés’; datmen = ‘dat men en’, waarin ‘en’ als acc. van 't onbep. vnw. so dat hi in sijnre gheboerten niet en hadde een dooxkijn, afwijkend van 't Fra.: ‘que quant que il ot neis la robe de son dos il dona pour ce que il fust povres acertes.’ le hebbe grote begheerte ghehad, mit u te eten dit avontmael, ‘a grant desirrier i'ei ceste pasque desirree, ceste mort, ceste honte, cest trespassement.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
333.bi te recht te eren, ‘par dieu honorer,’ vgl. beneden: ‘die waerachtighe oetmoedighe eert god in drie manieren.’ bi verre te vlien, de vertaler heeft waarschijnlijk ‘loin’ gelezen voor ‘los’; vgl. 345: ‘te vlien prijs ende lof der werelt.’ bi rechte te oerdelen, ‘par soi du tout en deu fier,’ vgl. 346. indien dat hi in hem gelovet mit sijnen simpelen woerden, ‘quant il croit sa simple parole;’ vgl. 6 regels verder mit simpelen woarden, ‘sur sa simple parole.’ dat beghinsel van wel doen, van goed handelen. levende reden, ‘vive reison.’ die hoverdighe engelsche, in 't Fra. en Eng. is geen sprake van oproerige engelen: ‘li aveugle orgueilleus.’ De vertaler zal ‘aveugle’ niet goed gelezen hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 589]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
335.Vergelijk hiermee Cap. XXIV van den Kerstenspiegel van Dirc van Munster, waar over het gebed wordt gehandeld. ‘Als gi bidden wilt, so bereit u herte tot innicheit... Dan suldi peysen in drien manieren... als een misdager... als een arme... als een kind.’ (Troelstra, a.w. blz. 197). dat al naect is voer sijnen meester omdat, Eng. ‘thet is echedage (iederen dag) bevore his maistre and nagt can his lessoun.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
338.ende die duecht voer sijn oghen. Na deze woorden is een zin weggevallen: ‘et de ce avient que de tant conme il prise plus les autres de tant prise il plus son meïsme.’ Voor het tweede ‘prise’ zet het Eng. ten onrechte ‘misprayseth’. hoverdie is door mij in hoverdighe veranderd, in verband met ‘hi’; het Fransch heeft echter ‘une sainte avarice et une sainte envie.’ Sinte Andries, niet in 't Fra. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
340.hi moet betalen of hanghen, ‘il convient ou rendre ou pendre,’ vgl. 59. hi soude hem wel wachten enz. ‘il se tairait et retrairoit des moqueries et des menchonges que il contreuve contre les vrais humbles qui pour ce que il se veulent garder netement il se confessent...’ Mer luttel doecht enz. Een eerlijke biecht heeft weinig waarde als er geen boetedoening op volgt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 590]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
342.Natuerlic vliet dat lam den wolf, ‘li aignel s'entraiment et fuient;’ ende die kinder vervaren hem ende scuwen,.. ‘les enfens ausi s'entraiment et fuient...’ ende die oetmoedighe volghen gaern dat leven... s'entraiment et s'entracompaignent volentiers. Vie de povre home est povre, car il ne quiert robes...’ ende daer om verkoept hi hem daer in, Eng. ‘and more he belefth ine hare helpe, thanne he do ine his ogene guodes.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
344.Die chierheden der ghehoersamheit sijn seven, nl. ‘c'est c'on obeïsse prestement (bereedelic), liement, simplement, purement, generaument, vistement (haestelic) viguereusement (vromelic)’ die oetm. is onderdanich blidelic, recht als die gheen die hoghe geseten is (!) ‘conme li ha kasis (l. hakasis?)’ Eng. ‘vor he is ase the hassasis thet ys blithe huanne he heth the heste ondervonge of his maistre.’ Van de Assassijnen, de hasjish-eters, zegt Brachet: ‘Le Scheik des Haschischin, connu sous le nom de Vieux de la montagne, exaltait l'esprit de ses séides à l'aide de cette boisson, et les envoyait ensuite poignarder ses ennemis, et en particulier les chefs des croisés.’ simpelheit is een van den gueden dochteren der oetmoedicheit, vgl. Inl. blz. 53. in seven daghen enz. ‘en .I. soul iour ovec le firmament si con li firmamens le maine, conme ele feit en .XXX. ans en son propre cors’ als Ysayas seit, de aangehaalde woorden zijn niet juist vertaald: ‘aprés li humbles est mout fors car il change la force dieu conme dit Ysaias li prophetes,’ d.i. (Eng.) ‘vor he chongeth his strengthe mid godes strengthe.’ god draecht hem ende sijnen last, God geeft kracht naar kruis. hoe hi meer wast in vroemheit, Eng.: ‘the more him wext his strengthe.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 591]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die rouken, dats die duvelen; ‘oisaux de proie’. Dat de vertaler juist ‘rouken’ noemt, is in overeenstemming met de oud-germaansche voorstelling van duivels als zwarte vogels. Vgl. De Vooys, Mnl. Leg. en Ex. blz. 170, en voor de duiven aldaar blz. 257. dat hi nymmermeer min alleen en is, dan als hi ledich is, ‘que il n'est onques mains seus que quant il est seus ne plus embesoigniés que quant il est oiseus.’ Aan Cicero ontleend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
346.in die rustige, ‘a repostailles’ (op rustige plaatsen), Eng. ‘ine privé stedes.’ alle woorden, ten si datse van gode sijn, ‘se eles ne sunt ou a dieu ou de dieu ou pour dieu.’ aldus begint die ziele mit gode te verenigen, ‘ausi commence l'ame a amer solitude et silence.’ recht als een ioncfrouwe, hier is uitgevallen ‘qui par amours aime’ waarna 't Fransch voortgaat: ‘a grant vergoigne quant ele est apercheüe et ele ot (hoort) que on en parole.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
347.Want als si dus verborghen is tot in den hemel, ‘car quant ele est ravie dusques au ciel;’ de vertaler bedoelt misschien: in verborgenheid zich in den hemel denkt ‘opghetoghen.’ datse niet en weet, si en soude den doot wel annemen, dat zij niet beter weet of... Het Fra. heeft echter: ‘que il n'est rien qu'ele n'osast emprendre.’ so arm van geeste. Hier eindigt het hoofdstuk over de eerste gave met een aanknooping aan de eerste der zaligsprekingen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
348.geydelt, vgl. 344: ‘arm ende ledich,’ leeg van eigen wil: ‘god heeft hem therte ghenomen ende vervolt vanden sinen’ (347). dat haer geest is verdwijnt, ‘est tout aniéntés.’ dat dat rijc des hemels.. is haer.. bi sekere besittinghe ghegheven de ghene, lees: ‘als die ghene’, de volmaakt ootmoedige bezit hier op aarde den hemel reeds, als zijnde degene die reeds vruchten van zijn ootmoed plukt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 592]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
351.dat al vervolt wert, mij niet duidelijk. Eng. ‘that is al volveld.’ ende ghemeenlic begaeft, ‘a touz pourvoit communement,’ waarop nog volgt: ‘Il iugera communement. Il guerredonnera (zal beloonen) a touz largement ceus qui aront tenu son commendement, qui se seront entramé loiaument.’ daer die minne ende die vrientscap sal vast ghemaket worden in ewicheit, hier is weggevallen: ‘qui ci sera bien commenchiee.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
353.want si bewiset haer in zeven manieren, in 't Fra. volgt: ‘ausi conme l'en connoist l'amour qui est entre les membres du cors en .VII. manieres.’ Hier in verstaen wi die duecht der onderdanicheit. ‘Onderdanicheit’ past niet in den samenhang, maar er is een stuk uitgevallen: ‘En ce entendon nous [parfete debonnaireté qui a .III. degrés. Li premiers est que on ne se revange point. Li secons que hon ne retienge pas ire longuement (lange toorn dragen, C.S. 8). Li tiers que hon ne sente nul mouvement d'ire ne de haine envers son proisme pour nens que il li face. - Aprés li membre obeïssent tuit a lor souverain, car il font tuit a lor poveir ce que li cuers conmande et li oiel leur enseignent. En ce entendon nos] la vertu d'obedience dont nos avon devant parlé qui doit estre appareilliee en amour et en charité, conme dist sains peres.’ In 't Fra. was gehoorzaamheid dus de derde tak, waardoor er echter acht komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
354.naden sinnen die hi heeft, met zijn verstand en inzicht. vanden beveel dat hi heeft, met zijn gezag, ‘de l'autorité qui il a.’ dat wi... mede delen ende ministreren sullen ‘que nos les aministrons.’ Tulius, Cicero, als gewoonlijk. na sijnen vermoghen, hierop volgt nog in 't Fra.: ‘et li hon pour aidier li uns l'autre sont engendré. Faison donc, feit-il, ce pour quoi nos somes né et que nature nos enseigne et queron tut (allen) le conmun profit.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 593]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die duecht der guedertierenheit, ‘la vertu de vraie pieté,’ dus: medegevoel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
355.die duecht der rechtvaerdicheit ende der correctiën, ‘correpcion’, (berisping). ondersate, in kerkelijken zin. van groten medeliden salmen corrigeren ende berispen, ‘doit venir la correption.’ dan herde berispinge, ‘aprés se ce ne vaut les poudres aspres et poignans de dure reprehension.’ mitten swaerde... enz. ‘lors estuet venir l'espee pour desevrer ou par escumeniement (excommunicatie) ou par banir hors du pais ou l'esloignier de soi.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
358.dat dese hebben tijtlike guede ende geestelike guede ende hem selven in besittinghe, de ‘drie manieren’ in tegengestelde volgorde: zij zijn heer van (d.i. verheven boven) aardsche goederen, heer van hun eigen hart en ze bezitten God. Daer om ist wel redelic enz. heeft geen zin; vgl. Eng.: ‘thervore he zayth hit is rigt, thet tho thet habbeth hier the timliche guodes and gostliche and ham-zelve ine possessioun, thet hi habbe ine the ende thet land of the libbinde, thet is god himzelf, ine possessioun.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
359.constich, ‘escienteus,’ kundig. noch voer hem selven, noch enen anderen te beleyden, ‘ne pour soi ne pour autrui conduire’. Sinte Ian seit, ‘S. Iehans vit en l'Apocalipse en esperit.’ een enghel openbaerde Helye, ‘a Zacharie’ (Zach. III:9). datter waren zeven ogen, ‘une pierre ou estoient .VII. oiel.’ zeven gesichten nl. ‘binnen haerre herten, (beneden en boven, in het Mnl. niet genoemd, Eng. “benethe and above”), voer ende achter, ter rechter zide ende ter luchter zide.’ Vgl. de behandeling dezer 7 punten in 365 vlgg. die meester vanden duechden, ‘li m. des euvres’ nl. de bouwmeester; de vertaler heeft niet veel van de vergelijking begrepen, zoodat in de volgende passage meer dan één onjuistheid voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 594]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hi sterct sijn lijn,.. ‘il tent sa ligne’, dus: ‘spant.’ die ry maket die manier slecht ende effen, ‘il feit tout a rieule qui feit le mur ievel et om,’ Eng. ‘he deth al be reule thet maketh thane wal emne (even) and man,’ dus: ‘maakt den muur “slecht ende effen” en ook den mensch.’ Het laatste punt van vergelijking is in de vertaling weggevallen: ‘Après il esprue (onderzoekt) souvent s'uevre a plonc (lood) car il prent garde que sa tour ne pende ne decline ne a destre par prosperité ne a senestre par adversité.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
360.Die prior des cloesters der sielen, ‘eu cloistre de l'ame.’ In een bij Van Vloten (Proz. 209) afgedrukt sermoen wordt de mensch bij een klooster vergeleken waarin de H. Greest zijn dochter Oetmoedicheit abdisse, Minne priorinne, Wijsheit procuratrix, Reynicheit costerinne, Soberheit kokenmaghet, Ontfermherticheit aalmoezeniersche en Goedertierenheid ziekenzuster had gemaakt. Door een list wist prins Sathanas er zijn dochters in geplaatst te krijgen en 't duurde niet lang of deze hadden al de plaatsen, vroeger door de dochters van den H. Geest ingenomen, bezet. Hoverdie werd abdisse, Haat ende Nijt priorinne, Ghiericheit procuratrix, Oncuysheyt costerinne, Gulsicheit cokenmaghet, Vrecheit werd gesteld totten aelmoescorf, Wreetheit die sieke te visiteren ende te bewaren. De groote droefheid en het berouw der verstootenen bewoog den H. Geest haar weer te herstellen. Hs. Deventer 56 bevat een stuk: ‘Van enen gheesteliken closter.’ - Een vreedsaem herte dat is een cloester...’ Vgl. ook D. War. I, 239. die bewaertet enz., niet duidelijk. Fra.: ‘qui garde l'ordre.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
361.int herte sijn twe (D ‘drie’) siden: wille ende reden (D. ‘verstant w.e.r.’) Ik heb den tekst in overeenstemming gebracht met het vervolg, 361-364; ik zie nu echter dat 't Fra. heeft: ‘.II. costés: l'entendement et la volenté,la reison et l'affection.’ Toch komt het op hetzelfde neer, alleen herhaalt de schrijver de tegenstelling in andere woorden. grote bliscap ende veel scoens dienstes, onjuist voor ‘mout douce melodie et mout bel servise,’ want 't is duidelijk ook in verband met het voorafgaande ‘accorderen’, dat de schrijver aan het mooi samenklinken van een kerkgezang denkt. Er volgt nog: ‘C'est quant la volenté veut quanq' entendement enseigne de bien et affection sent quanque reison entent.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 595]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te bewisen datsi verstaen heeft mitten woerden, d.i. ‘te bewisen mitten woerden’ (onder woorden te brengen) wat zij begrepen heeft. Dese gave wiset die reden, wat si sculdich is aen te nemen (de komma vervalt) ende te ondersoken [ende] in wat ordinanciën ende in wat manieren [zij dat moet doen] ende in wat eynde si daer mede comen mach, waarin echter de laatste zinsnede afwijkt van het oorspr. ‘and the ilke yefthe tekth (teaches) thane scele thet hi ssel lyerni and acsy (ask) and ine huyche ordre and ine huyche manere and to huet ende.’ ende oftrect dat contrarie is, ‘et le retrait du contraire.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
362.Voert duetsi die reden wel te ondersoeken vgl. aant. 228. niet... te haestelic of te verlanc, ‘ne trop tost ne trop tart.’ die oerdelen sal, meewerkend-voorwerpszin. ende die dinghen diemen niet vinden en can ter rechter ziden of ter luchter, ‘les choses c'on puet torner a destre ou a senestre que on les entende adés (altijd) en la bone partie.’ Eng. ‘thinges thet ne (l. me = men) moge torni to the rigthalf’ enz. De vertaler las o.a. ‘torver’ (= trover) voor ‘torner’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
363.dit sijn die [drie] perticulen der duecht der voersieniger wijsheit, vgl. 316. so dat die sprake voert come bi der ellen van der tonge, d.i. ‘voert come van der tonge bi der ellen’, dus wel afgemeten, wel overwogen. De vertaler heeft echter zijn voorbeeld niet begrepen: ‘si que la parole vigne ançois a la lime que a la langue,’ zoodat het woord gevijld wordt eer men het uitspreekt. datsi van gueder natueren si ende in gueder formen geseit, ‘de bone matiere, c'est de bon metal; de bone forme, c'est en bone maniere dite.’ haren rechten poynt, ‘son drois pois et son droit nombre.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
364.Dit accordeert dan enz. Deze passage is onjuist en onvolledig vertaald. Betoogd wordt, dat het gevoelsleven in zijn verschillende openbaringen ‘getempert’ wordt door de rede. Men leze: ‘Dit accordeert dan ende ordineert die ander orde des herten, dat is die wille, daer sijn vyer partyen, minne, anxt, blyscap ende droefheit; dat is (dat wil zeggen) dat een heeft dat hi sculdich is te hebben ende als hijt sculdich is te hebben [ende so veel als hi sculdich is te hebben’] (‘et tant conme hon doit’). Hef Fra. verduidelijkt dit nog door voorbeelden: ‘que hon ait ioie ne delit fors en ce que on doit et si que on doit et tant conme on doit.’ De gemoedsaan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 596]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doeningen moeten dus zoo beheerscht worden dat de oorzaak, de wijze en de mate aan het gezag der rede onderworpen zijn. Dit sijn die vier sprutelkijns, ‘dui rachine’. ghelijcheit, ‘equité’. bi oerdel getrouwelic, ‘par iugement droit et loial’ als een voertgaet in die oerdelen... d.i. bij het uitspreken van zijn oordeel. ordelaer, ‘iuge’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
366.dat hi sal bewaren dat recht an beiden siden, zóó dat hij (de rede, de middelaar) ieder tot zijn recht doet komen. in allen anderen manieren dattet lichaem eischet, in alle andere opzichten waarin het lichaam zulks eischt. dat een yghelic diene tot sijnen dienst, ‘serve de’, vgl. ‘dienen van twee diensten’ (zie gloss.), dus: dat ieder den dienst doe waartoe hij bestemd is; er volgt dan ‘Conme li oiel d'esgarder,’ wat dus moest luiden ‘als die oghen van sien’; ‘te bewaren’, schijnt er door een vergissing van den vertaler in te zijn gekomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
367.want wi om die dinghen des tijtliken levens alle dencken... mer om die siel te bescicken en denct nyement, ‘que des parties dela vie chescuns pense et est soigneus mes de toute la vie ordener nus ne pense’. De vertalerlas ‘lame’ voor ‘lavie’. Het verband met 't voorafgaande is nu duidelijk, ook daar was sprake van ‘haer leven te recht te ordineren,’ het leven harmonisch in te richten. wie hem daer te veel opset, l. ‘op set’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
368.In deser siden mochte men hebben onderscheit ende ghelijcheit, ‘men moet hier de juiste verhoudingen in 't oog houden’ ieder moet in zijn streven rekening houden met zijn aard. ‘Ghelijcheit’ beteekent hier, als in dit heele hoofdstuk: billijkheid, rechtvaardigheid, evenwicht, juiste verhouding. want ‘also menich mensce, also menich sin, ‘et de ce sont mout de cuer novisse deceü, si con dit li livre des collacions des sainz peres, qui treite dela collacion des vertus et de la perfection’ (in het Mnl. staat: inden tractaet). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 597]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dede hem grote feeste, ‘li feissoit (l. feisoit) grant feste.’ haer kinder of ondersaten, ‘sa mesnie’. graciën... diese niet volbrengen en mogen, lees: ‘vercrigen’, (Fra.: ‘ateindre’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
370.dat vijfste oghe, 371 dat seste oghe, vgl. 359. Ongeveer: aanblik, beschouwingswijze. die bose ende die quade, ‘les fous et les mauves.’ conformeert, d.i. ‘confirmeert’? maar wat bedoelt de vertaler? Zijn origineel heeft iets heel anders: ‘a ceus doit on prendre garde, premirement pour ce que il en ait pitié et conpassion, aprés pour ce que on fuie la folie et leur perdicion, si con dit li sage Salemons qui dit: je passai, fait il, par la vigne et par les chans a l'ome fol et pareceus, et a cest essemple i'a pris sens et pourveyances’. Voert om dat een god mint... van den samenhang komt in 't Mnl. niet veel terecht. Vgl. den Franschen zin boven voor ‘om dat’. so is hier in deser siden enz. In 't Fra. is dit een nieuwe zin: ‘Mes mout estuet en cestui costé garder equité et discretion.’ Voert en sal hem nyemant gaern mit hem versellen... In zonderlinge tegenspraak met het voorafgaande. Fra. evenwel: ‘Aprés ie me doi, tant con ie puis sans meffaire, envers eus ploier et condescendre en euvre et en parole pour eus gaaigner a deu et retraire de pechié.’ Men sal altoes die sonden haten ende niet die personen, vgl. 436. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
372.ghelijc als ghi saghets die forme van den enen, so verneemt gi rechte voert die forme van den anderen, ‘tantost toutes les fourmes qui estoient en l'autre tu verras en l'un.’ in deser manieren seitmen dat die duvel thoent sine formen ende figuren den menschen als hi wil, Eng. ‘ine zuyche wyse me zayth thet the dyevel sseweth (toont) to the goste zuiche sseppinges and zuiche figures ase he wyle.’ De bedoeling is dus dat de duivel met zijn spiegel allerlei beelden werpt in den spiegel van den menschelijken geest. mit ghesicht sijns oges, ‘en la prune de l'ueil.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
373.die ghedachten die die herten maken, ‘qui li cuers enfante’, die de menschelijke geest zelf schept. als hi coemt in die ghedaenten eens engels, vgl. De Vooys, Mnl.leg. en Ex. blz. 173, waar verteld wordt hoe de duivel schijnbeelden schept die het heilige nabootsen. Zie ook V.d. Vet, Biënboec, blz. 196. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 598]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
374.dat een hoghe siet in rechter meninghe tot gode, ‘c'est qu'il en haut resgarde qu'il ait dieu touz iours devant soi.’ dat die meninghe dijns herten... te rechte gaet, ‘et va avant droite voie conme ligne parmi tous ses degrés’; is dijn meninghe... achterwaert ommegekeert, ‘ou elle reploie arriere conme fet li cerchiaus.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
375.Deze zeven duechden bewaren ende sturen enz., ‘garde et conduist... li esperis d'escience qui les maine par la voie d'equité, conme dist Sal., par laquele voie discrecion et reison qui est li charetiers des vertus, conme dist P.B., et li gouvernerres’ enz. Het Mnl. is dus wel zonderling verhaspeld; er had ongeveer moeten staan: ‘Deze deugden bewaart en stuurt de “gave des consts”, die ze voert langs den weg van “gelijcheit,” waarlangs “onderscheit ende reden,” d.i. de voerman der deugden, de stuurman van het schip der ziel (“de l'ame”), ze geleidt.’ dat in een van desen voerseiden duechden, ‘que en un sens (Eng. “in on Wyt”, in een zekeren zin) ces vertus’; dier spruten ende toebehoren, ‘qui de eles naissent apartienent a cest arbre.’ Ook hiervan is dus niets terecht gekomen; versta: ‘daarom zeg ik, dat in zekeren zin de genoemde deugden vertakkingen zijn van “gelijcheit” en dat de vruchten (de goede werken) die er uit voortkomen, tot dezen boom behooren.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
378.inden laechsten vanden drien staden (= staten), vgl. 311. dat einde sijnre meninghe, het doel van zijn streven. van desen seit Iob dat des m. leven op aertrijc is als ridderscap ende burgherscap, ‘que vie d'ome c'est seur tere chevalerie’, van ‘desen’, nl. van hen, die ‘verlangen hebben naden berch der volcomenheit,’ zegt hij dus, dat hun leven als ridderschap is; dan vervolgt het Fra.: ‘car vie d'ome est ausi con bourgeoisie,’ en doelt dan op lieden wier streven minder hoog gaat. vroomheit te bewisen, eerst nog: ‘los (roem) aquerre’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 599]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
380.een nyewe herte ende een reyn herte enz. ‘un cuer novel, un cuer noble et hardi, noble pour despire...’ Sinte Bernaert seit.., eerst nog in 't Fra.: ‘Salemons dit que cil est iustes que despit son damage pour son ami, c'est pour deu, qui est li drois amis.’ Die dese gave van god begeert, ‘cil qui vraiement desirre de tout son cuer a rendre ceste dete a deu, cis est de ceus dont nostre seigneur parole...’ noch dit wedergheven en mach niet betaelt wesen, ‘ceste dete ne puet estre en cest siecle parfeitement rendue.’ dat wi hem dus rekenen sinen scout, dat wij hem dus de schuld betalen die hij van ons te vorderen heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
381.bi tuge ende bi schonen woerden en prijstmen enen gueden ridder niet, Eng. ‘be wytnesse ne by playtinge me ne proveth nagt thet he by guod knygt,’ bewijst men niet dat men een goed ridder is. dat si onder allen anderen duechden is alleen op haer selven ende si draget properlic die name der duecht, ‘ceste seule par soi emporte proprement le non de vertu.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
383.His is ydel om sijnre sterflicheit, want al sijn ghenoecht en is anders niet dan een droom; ydel om sijnre curioesheit, want sijn leven vliet als een schim, ‘(en li est toute manere de vanité) vanité par mortalité car sa vie s'enfuit conme ombres, vanités par curiosité car ses cures sont con songes.’ die eerste cracht, ‘partie’. die heydensche meesteren, ‘li philosophe paien.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
384.datsi maket den wech der volcomenheit... na te volgen, ‘q'ele feit la voie de perfection emprendre et la voie qui tant apert (zich voordoet) aspre et espoentable eslire, c'est la voie qui monte en la montagne de deu, c'est en l'estat de perfection.’ Met de constructie ‘maket... na te volgen’ komt de Engelsche overeen: ‘maketh... to nimene.’ Over de ‘twaalf raden’ zie boven blz. 100. anders waer, elders. ende oec hem selven behoort te vervallen (‘amis et eus meïsme se font serf d'autrui’). maken hem selven eygen die vri waren, merkwaardige vorm van boetedoening. die abijt en maect ghenen monic, ‘li abit ne feit pas le moigne.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 600]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
387.den ridder (enkelv.)... maect hise (meerv.) vgl. aant. 59. lijdsaem inden gedogen als si comen, volhardend in het lijden als het komt. Zie gloss. op gedooch. Dese duecht en heeft nyemant, ten si dat hi getempert geweest heeft, lees: getempteert. recht als dat vyer maect den test, lees: ‘maect den test hart.’ Vgl. Eng. ‘These virtue non ne heth, thet ne heth bi vonded (tempted). Vor tribulacion maketh pacience, ase zayth zaynte paul, ase thet ver maketh the tegele hard.’ Wasseliker (?) ‘treitables’. Er volgt nog: ‘conme la salemandre qui vit eu feu et conme li poisson qui es eves de tribulacion se baigne et nourrist.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
388.vesticht in god, als een toorn ghestichtet enz. ‘vesticht’ staat voor ‘maket vast’, ‘feit le cuer ferme et estable.’ totter zeghen, tot de zege. ende meer dan die eerste becoringe was, de woorden ‘ende meer’ moeten vervallen, zooals uit den zin blijkt. Fra. ‘... gloire que toute la temptation premiere ne fu.’ tusschen die een duecht ende die ander, lees: ‘tusschen die een aventure ende die ander,’ Fra. ‘fortune’. tot groten spijt der anderen, ‘et a grant despit l'une de l'autre’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
390.ic en moet geven mijn leven ende mijnen doot, ‘mout est iuste chose et resnable que ie doinse ma vie et ma mort.’ betalen noch al op volbrengen, l. ‘noch al vol opbrengen’? Fra. ‘mes ie ne autres ne la pourroit si raindre en (l. ne) plenierement payer.’ die zevende graet... die... I.C. daer toe gheset heeft, het Fra. voegt er bij: ‘a qui li philosophe ne pourent ataindre.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 601]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S. Bernaert, ‘saint Barnabe’. die sonder victorie dat loen verwacht, ‘entent a avoir coronne.’ des camps van prove, ‘champ de l'espruve’. pleech, verl. tijd (V. Helten Mnl. Spr. blz. 230). als dat die ghene enz. hangt af van recht. om lof (D. lief) ende prijs te vercrighen, ‘por los conquerre.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
392.Die eerste telghe ende die strijt, l. ‘ende die eerste strijt’. die tot sonden niet en consenteert, ‘qui ne veut, quer qui ne se veut au pechié consentir, il vaint la bataille qui est tant legiere’. Die ander sijn cout inder minnen gods wel te doen, ‘qui ne sont ne bien fort (l. froit, Eng. “chald”) par paour ne bien chaut en l'amour deu, con dit St. Iehan.’ Die in desen stride staende ghebleven is enz.; het omgekeerde wordt bedoeld, als blijkt uit hetgeen volgt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
393.Die sondaer valt wel bi hem selven in sonden, ‘car aussi conme li poisson entre en la nasse (fuik) mes issir n'en peut qui ne l'en gete (als men hem niet uit de fuik gooit) aussi li hons chiet par soi...’ Berouw, biecht, voldoening. De drie zaken die in alle biechtboeken behandeld worden. Wat er volgt, 394-413 is dan ook een volledig traktaat over de biecht, zooals blijkt uit vergelijking van den inhoud met dien van de blz. 98 genoemde werkjes. Zie over biechtboeken vooral Troelstra, Toestand der Catechese in Nederland, § 5. so is die wapen ghevalschet, ‘faussee’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
395.een moerdenaer ende een vercrachter des coninx dochter, ‘murtriers de la fille le roi.’ vercracht ende ghedodet, ‘occise’. al tot énen hasaert of tot éénre cansen geset, ‘mis a .I. hasart,’ aant. 12. dat casteel sijns her[t]en, ‘heren’ geeft ook wel een zin, vgl. echter. het Fra. ‘de son cuer et de son cors’ en C.S. 366. dat is mitter tonghen, ‘au ballai de la langue.’ die in desen puynten is, met wien 't zoo ver gekomen is; ‘en tel point’. ende bestorttet mitter zoeter oliën ontbr. in het Fra. en het Eng. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 602]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
396.ses conditiën. Andere zes conditiën komen voor in het korte stukje over de biecht Vrije Fries XVII, 278: Vergeet niets; toon oprecht berouw; kies een wijs biechtvader; biecht vooral doodzonden; spreek niet meer dan noodig is; verontschuldig u niet. tot wyen hi hem biechten sal, vgl. hetgeen het bedoelde stukje in De Vrije Fries hierover geeft: ‘Dat derde is du salste enen wisen biechter nemen. Want twee sluetelen daer toe horen dat men binden ende ontbinden mach, als die meister der godliker konst sprect, - die eerste sluetel is macht, die ander is konst, - daerom saltu weten dat die priesters die ongeleert sijn ende geen konst en hebben dat sie onderscheit der sonden mochten weten, dat die alsoe weinich die sonden ontbinden als een onghewijt mensche. Want Christus hevet gesproken: Leidet die ene blinde den anderen soe vallen si beide inden grave.’ Zoo zegt ook het Cancellierboeck (Hs. Kon. Bibl. fol. 25), dat het beter is te biechten bij een ‘confessoer die des menschen salicheit mict ende mynt, die oec guet in hem selven is, die saecht is ende niet stijf ende die die ghewoentenvan byechten by ghewoenten can, dan teghen grote papen die alle punten doen willen, nae der scrift.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
399.die doot die so na is... In sterfboeken wordt dan ook over de biecht gehandeld, b.v. in Gerson's Opus Tripertitum. om te biechten, Fra.: ‘par confession’, de tranen blusschen het vuur. die weldaden der heyligher kerken, hiervoor heeft 't Fransch: ‘les biens temporeus,’ maar 't Eng., juister naar ik meen: ‘the guodes evrelestonde (everlasting) and the guodes gostliche,’ eeuwig, geestelijk goed, als synoniemen. sijnen tijt, waarin hij goede werken had kunnen doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 603]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alser gheseit staet, ‘dit l'apocalypse’. om den sondaers doot te schieten, ‘sondaers’ is een drukfout, D. ‘sondaer’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
404.die manier van die sonde, ‘condicion’, vgl. 398 ‘condicie’. ende slaen hem zelven daer in, ‘s'i embatent’. Men sal eerst gaen enz. Er waren verschillende schema's in omloop volgens welke de biechtvader zijn vragen stelde; vgl. Troelstra, a.w. Hst. II. voert salmen seggen die sake ende die becoringe diese brenget tot sonden, ‘se’ (ook wel ‘hem’) vervangt den ontbr. acc. van ‘men’; voor afwisseling enk. en meerv. vgl. aant. 59 en 79. ommestaende saken, ‘circonstances’. conscent, lees ‘consent’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
409.daghelixe sonden. Vgl. Vrije Fries XVII blz. 279: ‘Noch du en salste oec geen groet werc maken mit daghelixgen sunden dan allene inder ghemeenre biecht saltu se seggen. Ende die en derfstu niet onderscheiden, want dat heilige Pater noster ende dat wijwater ende dat heilige sacramente te sien ende die mynne godes die doch neerstich is ende die gemeen bicht nae of mede gesproken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 604]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dese dingen verdriven alle dagelixge sunden.’ Thomas Herenthals, aangehaald bij Troelstra blz. 102: ‘achtervolcht u biecht op de X geboden oft op de VII dootsonden, daer ghi u best mede behelpen cont.’ oesen, ‘espuisser’. soe sal hijse dicwijl voert halen, ‘conter’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
416.die die duvel offert ende verleit, ‘offre et met au devant’; ‘verleit’ van ‘verleggen’ = voorleggen. maeyen in sijnen throen voor ‘meyen’, zich verlustigen? Het Eng. heeft ‘zitte ine his trone,’ het Fra. ‘soier en son regne’, (l. ‘seoir’?). die grote zueticheit, ende vruechde sijnre ieghenwoerdicheit, ‘la manne reposte (verborgen) c'est la grande douceur, le grant delit que dex a estoié et repost (die God heeft verborgen en weggelegd voor hen) a cels qui vainquent les aversités de cest monde.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 605]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die inder hogher zee dezer werelt vaert, in 't Fra. hoort ‘qui veit surement en la haute mer’ bij het voorafgaande. Er volgt dan: ‘Donc il convient que il adresse sa voile, c'est s'entencion, au port...’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
421.Daer genen gueden raet en is, misvalt den volc ende daer is altoes confuse, ‘la ou n'a bon gouvernement le pueple dechiet et est touz desconfiz (ten val gebracht), mes il est sauvés quant il i a mont de bonz conseus.’ Bij de citaten nog dit in 't Fra.: ‘Et li sages Tulles si dit que pou valent les armes par dehors se bon conseil n'est par dedans.’ dies niet gheloven en wil, die hem niet wil opvolgen, ‘s'il n'a talent du faire.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
422.die die wijsheit sijns vaders is, bep. bij Jhesus Cristus. daer alle guet of coemt. Fra. voor guet ‘bon conseil’, dus ook van Christus bedoeld. den toepat te gaen in den ewigen leven, ‘le droit sentier d'entrer en paradis, c'est li sentiers de povretés par ou maine le sains esperis ceus qu'il a enluminez de bon conseil.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
423.gheen vogel en eet dat ander dat van sijnre naturen is, ‘nul oisel ne mange autre oisel qui soit de sa nature’. Vgl. Proza-Spiegel der Sonden blz. 130: ‘dat gheen beeste sijns gelijc en et’; daar komt ook voor van de merrie die het veulen van een andere zoogt; trouwens ook daar is de bron ‘dat boeck vander naturen’. dat die coye voedet die ionghen die wech gheworpen waren, zie boven blz. 194. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 606]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
427.Weest ontfermhertich... den weesen alsof ghij haer vader ende moeder gheëcht waert, ‘as orphelins conme leur peres et a leur meres soies conme maris.’ dat vijfste... is die ere gods, ‘l'amour de deu.’ ende seide tot sinen enghelen, er staat eerst nog in 't Fra. ‘et estoit affublés (gekleed) de cel mantel.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
428.god sal sijn oren stoppen, ‘fera la sourde oreille.’ daer om sloot hem die doer, l. ‘sloot god hem die doer.’ die vander guedertierenheit niet gheleidt en wort, ‘a qui pitié le dos tornera.’ die so mitter gherechticheit vereent sal wesen datmen nemmermeer appelleren en sal, ‘qui si sera ferme et estable et par justice confermee que ia nus tens n'iert rapelee.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
434.Ontfermherticheit is een guet coopwijf, vlg. aant. 249. Door barmhartigheid vermeerderen wij onze tijdelijke goederen en verwerven wij geestelijke en eeuwige goederen, d.i. ‘leven der graciën’ (op aarde in het genot van Gods gunst) en ‘leven der gloriën’ (hiernamaals in Gods nabijheid). ende vanden ewigen doot, dat is van den doot des levens, lees: der hellen (‘de la mort d'enfer’; vgl. ook de aangehaalde woorden van Thobias). daer veel exempelen sijn, lees: ‘daer v.e. of sijn’. In het Eng. ontbreekt 434. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 607]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
435.Die geestelike wercken der ontfermherticheit. Vgl. boven blz. 100. Dit geheele hoofdstuk (435-455) ontbreekt in het Engelsch. hi spreidet hem verre, verder, want deze boom heeft aan weerszijden zeven takken. die over beide handen nemen, ‘qui prennent a .II. mains.’ om gelts willen of om die eer eens riken mans, om bij een rijk man in eere te komen. Fra.: ‘pour deniers, pour dons, pour paour ou pour favour de riches homes.’ riker lude kinder, vgl. C.S. 500. als dat cleet ende die scoe doet, ‘conme fait li souliers’, vgl. het spreekwoord C.S. 500. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
436.verhentet, l. verhengtet. sulc here sulc ghesin, ‘a tel seignour tel mesnie.’ dat die here is tseens mitten wive om des quades ghesins wille, niet duidelijk; dat de heer één lijn trekt met zijn vrouw tegenover de dienstbaren doet er hier weinig toe, maar het Fra. heeft: ‘est a tort disfamés par la malvaise mesnie’, zoodat de redeneering is: het spreekwoord zegt: ‘zoo heer zoo knecht’; daardoor is menig heer die een slecht dienstpersoneel heeft, te schande gemaakt; laat men dus in het belang van zijn eigen goeden naam letten op zijn ondergeschikten. Men sal die persoen minnen, mer die sonden haten, vgl. C.S. 370. hoe hem haer volc regeert, ‘comment lor gens se portent.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
438.Na tribulacie sijn medecinen. In 't Fra eerst nog: ‘Aprés les tribulations purgent l'ame conme la fournoise l'or, conme la lime le fer, si con dit s. Gregoire. Aprés la tribulation est la medecine ...’ dus: ‘Voert so sijn tribulacien medecinen.’ so dat die ziecte som wilen een verdriet is, ‘que pechié enivre souvent.’ In 't voorbeeld van onzen vertaler heeft zeker iets anders gestaan (lees: ‘geen verdriet’?); het Fra. echter geeft den goeden zin: ‘ziekte maakt den mensch nuchter, die door de zonde bedwelmd was.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 608]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
442.Van die wercken der ontfermherticheit lichaemliken, vgl. boven blz. 100 en 152 en ook Dirc van Delf (boven blz. 155), die alleen de lichamelijke werken behandelt. Het derde werk van de Coninx Summe komt noch bij Geilhoven voor noch bij hem, maar zij nemen ‘pascere esurientes’ en ‘potare sitientes’ afzonderlijk. Alstu werscap maecste, ‘quant tu feras grant mengier.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
444.mer puyrlic om goods willen salmen enz., tegenstelling van ‘quade meninghe’; in 't Fra. alleen: ‘mais sans mauvaise entencion.’ du en sultste dijn hart niet beswaren noch verherden noch van hem trecken, tu n'endureras mie ton cors ne ne recreras (l. retreras van retraire) ta main mais l'ouvreras.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
447.Maria van Oegines, ‘Marie d'Oignies’. so dat si... In 't Mnl. is hier een stuk weggevallen: ‘que ele converti son seignour a ce qu'il laissierent quanqu'il avoient et se mistrent a servir as meseaus (melaatschen) par quoi il vindrent a grant perfection. Donc il fu revelé que son seignour, qui avoit esté’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
451.recht als een mensche woude datmen hem dede, ‘a ce nos amoneste li apostre St Pol qui di: souviegne vos de ceus qui sont liés en charcre aussi conme se vous fussiés liés ovec els. C'est a dire: visités les et les conforte aussi conme vous voudriés que l'en vos visitast et confortast se vous estiés en charcre.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 609]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
455.De Engelsche tekst sluit hier aan bij 434. ‘Hoe men aelmissen geven sal’ wordt door Dirc van Delf behandeld bij het eerste werk van barmhartigheid (vgl. boven blz. 115), in den Proza-Spiegel der Sonden, blz. 135 vlgg., Munst. hs. 6975 enz. god versmaet alsulcke offerhande, ‘dex a grant abomination de tel sacrifice.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
456.alsmen seit dat sijs behoven, lees: ‘alsmen siet’. ende anderen mismaecten, ‘anderen’ voor ons minder juist, in het Mnl. gewoon. Ook het Fra. heeft: ‘et as autres mesaesiés.’ Vgl. aant. 4. Men is sculdich te gheven den vreemden voer die ander. Onjuist vertaald: ‘et se l'en est tenus as etranges, sus tous autres l'en est tenu a pere et a mere.’ Die natuer leert ons dat wij sculdich sijn vader ende moeder guet te doen, ‘l'en list de la cicoigne que ele nourrist son pere et sa mere quant il sont viel et ne pevent pourchacier. Donc nature enseigne que l'en doit bien fere a pere et a mere; qui ne le fait il est desnaturés et peche contre nature et contre deu qui conmande a henourer son pere et sa mere et pour ce est il bien drois qu'il meschie a celui qui fait mal a pere et a mere si conme il est mont de fois avenu’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
458.De aanhalingsteekens moeten op regel 4 sluiten bij gheven in plaats van bij mogeste. die die arme veel doen ropen ende moeten so lange beiden ende bidden, zoodat ze zoo lang moeten beiden en bidden (Mnl. Wdb. op ‘ende’, II blz. 645). Daer om pleechtmen te seggen: hij coop te duyer die eysschet, ‘li proverbes que l'en dit: trop achate qui demande.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 610]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lees den laatsten zin: Aldus salmen haestelic wel doen, te wijl dat hi leeft ende ghesont is, voer sijn siel. Eng.: ‘And thous (dus) ssel ech man wel do zvyftliche (haestelic) vor his zaule therhvile thet ha leveth and hol’ (gezond) [is]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
459.Doch dij selven guet, op datstu hebste waerof ‘fai bien a toi, se tu as de quoi’. De bedoeling zal zijn: zorg voor uw eeuwig heil, als ge geld hebt om aalmoezen te geven, maar het Eng. heeft: ‘do guod of thinen, yef thou hest hverof.’ want die doot en sal di niet verbeiden, Fra. beter: ‘ne tardera mie.’ om die herberghe te beslaen, voor hem in te nemen, in orde te brengen. Fra. ‘pour avoir bon hostel.’ die guede foriers, ‘li bons fourrier.’ sijn als een knecht ontfanghen wort..., versta: worden ontvangen als een knecht... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
460.Over het exempel van Coninc Alexander zie men de Inleiding blz. 49. Dirc van Delf vertelt iets dergelijks van Titus (Winterstuk: Cap. XII, naar hs. V55:) ‘Aldus dede Tytus die keiser die niement en liet droevich van sinen aensicht gaen noch onghecundicht van sijnre bede. Badtmen hem een penninc, hi gaf een stat ende seide Ic gheve als mi toe boert’ (d.i. toe behoert, past). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
464.Daer om, wiltstu gode behaghen, hier is in de vertaling weggevallen ‘zegt die here’ (‘dit le sir’), vgl. 3 regels verder. Nyemant en soude segghen, dat hi guedertieren waer... die geen medeliden en hadde mit sijnre sieker zielen. Aldus en seg ic niet, dat die gene guedertieren is, die gene guedertierenheit en heeft zijnre sieker zielen... Het is duidelijk dat de plaats bedorven is; in plaats van het eerste ‘zielen’ moet staan: ‘moeder’, als blijkt uit het Engelsch: ‘Non ne wolde zigge thet yef he were reuthevol (merciful) and vol | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 611]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of merci, thet ne ssolde habbe reuthe of his moder poure and zik, hou moche he hedde reuthe of othren. Alzuo ich zigge, the ilke thet ne is nagt reuthevol ne vol of merci thet ne heth pité of his zaule...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
465.mer die hem geeft eer hi bidt. Weggevallen in de vertaling is: ‘Car l'en seut dire et voirs est que trop achate qui demande et cil n'a pas cuer de donner, qui ne donne sanz demander. Cil fait bien qui donne au povre qui demande, mais cil fait miex qui donne sanz demander et de ce dit li sautiers: beneürés est cil qui entent au povre. Et pour ce est il beneürés (il le dit aprés en ce meïsme vers) que diex le delivrera el mal iour de ses anemis.’ De vertaler schijnt opzettelijk verkort te hebben, daar de Fransche tekst in herhalingen vervalt. verstaen opten armen, vgl. boven: ‘entent au povre’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
467.Met de hier gegeven inleiding over het ‘volmaecte’ of ‘schouwende’ leven vergelijke men de woorden van Dirc van Delf, aangehaald boven blz. 184: ‘ende hieten daerom des geestes gaven... want si die seven ouder des menschen opvoeden in wercliken ende in scouweliken leven.’ Dat ander is geheten volmaect, ‘contemplative’. te dencken om god. Hierna is een stuk weggevallen: ‘et ne desire fors lui avoier (erkennen) et pour lui toutes autres choses elle met en oubli si que elle est du tout ravie et fichiee en deu et desire...’ Blijkbaar is de fout ontstaan door het tweemaal voorkomende ‘desire.’ dat ander volt ende bezadet, lees ‘voet’ (zooals D werkelijk heeft) en versta: voedt zich, wordt gevoed en verzadigd (‘la segonde entent a estre peüe (van paistre) et saoulee (verzadigd) de deu par vraie penitence et par vrai confort espirituel.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 612]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vlecken ende duysternisse der zonden, ‘de tenebres d'ignorance et de taches de pechiés.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
477.Hierof leest men... Het Fra. geeft nog een exempel: ‘L'escripture si dit que li braiers (gordel) Ieremie li prophete pourri delez (bij) l'eve. Car chastee qui est senefiee par le braier perist en l'eve des delices. Et pour cen qui se veut garder d'ardoir doit oster ces alumailles.’ die stercke wijn, ‘les fors vins.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 613]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
want volchstu die quade, die sultste gelijc worden, l. ‘hem gelijc worden.’ In 't Fra. volgt nog: ‘car qui aime compaignie de foux il convient qu'il soit fous.’ want stede ende stonde te hebben, dat geeft dicwijl een sake tot sonden, ‘car ce done souvent achoison de pechier, quant en a le tens et le lieu.’ als sinte Pouwels seit: ‘Vliet die oncuysheit’ ‘fies (l. fui?) fornication c'est a dire les achoisons qui pevent venir au pechié de luxure, car l'en ne puet miex vaincre le pechié de luxure ne garder chasteé que par fuir les compaignies soupechonnoises et les achoisons de pechié.’ uter stat van Sodoma ende van haren eynden, ‘et de toutes les marches’ (grenzen) en verderop: ‘qui ne laisse les marches de pechiés c'est a dire les achoisons de pechiés,’ waar het Mnl. alleen heeft: ‘mer men moet laten oersaeck der sonden.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
479.Want ledicheit duet een mensche lichteliken snevelen in sonden, ‘car li anemis qui ia ne dormira quant il treuve l'onme oiseus et perechos de bien fere, il le met es soues (zijne) besoignes et le trebuche legierement.’ dat ledicheit is te segghen verghetenheit ende traecheit enz. ‘que oiseuse, c'est a dire negligence, est peresce de bien faire.’ satheit des broots, het Fra. voegt er bij: ‘et du vin.’ in gueden ende in genoechten, ‘en ieux (spelen), en delis et en deduis.’ Misschien heeft de vertaler ‘biens’ gelezen en vatte het op als ‘rijkdommen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
480.Van bidden. Vgl. eenige hoofdstukken van den Spiegel der Sonden, Proza blz. 138 en Munst. hs. 7097 vlgg. also vroech alst herte bestooct (D. bestoort) wort, ‘tant conme li aneme assaut le cuer.’ want tgebet heeft van kostumen, onjuist: ‘car oraison acoustumee ou acoustumance d'oroison estaint’ enz. als mit vier voeten, Fra. ‘pilers’, vgl. 498: ‘vier pijlres.’ ghelijc den vloede der see, ‘li flos (golf) de la mer.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 614]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
484.Wi hebben ghetoent van tween dingen... ende daer om... Dit ‘daer om’ slaat op een onvertaald gebleven zinsnede: ‘mes plus grans mestiers avon des biens espirituex que des biens temporex et pour ce...’ mer dat rike goods ende sine rechtvaerdicheit, de zin wordt opgehelderd door den Engelschen tekst, waaruit blijkt dat er een stuk is weggevallen: ‘ac [the riche of hevene, [thet] is thet lif evrelastinde, we ssolle bidde be ofservinges (merit) of guode workes. And thet is thet god zayth: biddeth verst (first)] godes riche and his rigtvolnesse, thet is: do guode workes.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
487.ten si dattet coemt recht als die bode enz. is onzin; lees: ‘ten si dattet coemt vander herten, recht als die bode enz. die enen dwaes uut sent die verwacht enen dwaes, ‘qui fol envoie fol atent.’ ende hi en wort van dustanighen horen niet balhorig wijkt geheel af van 't Fransch, dat (tegenover ‘dustanighen stemmen ende ropen behaecht hem wel’) heeft: ‘non mie noise (bruit) de paroles ascoutrees (waarnaar geluisterd wordt, hoorbaar?),’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 615]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
490.als die heilighe kerke ghehoechnisse heeft in den hemel hoechtiden als kersdach..., wat de vertaler heeft willen zeggen is mij niet duidelijk, maar zeker heeft hij niet goed gelezen: ‘Conme sainte yglise recorde en tex festes conme a Noel sa nativité’ enz., dus: ‘daar de heilige kerk op zulke feesten de herinnering bewaart, op kerstmis van zijn geboorte, op paschen van zijn opstanding’; enz. verres, l. verrees. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
491.Men en mach altoos in die kerke niet wesen om god te bidden, ‘on ne puet pas touz iours prier deu ne estre au moustier’. verliestu ende sultstu houden verloren, ‘tu le pers, car tu dois savoir que tout le tens ou tu ne penses a deu, tu le dois conter pour perdu’. hi verliest dat guet dat hi op die tijt ghedaen soude hebben ende hi verliest so veel tijts... beter het Eng.: ‘he lyest the guodes thet he ssolde do ine zuo moche time ase he lyest ine the playes and ine ydelnesse’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
492.Om om te lachen, drukfout, D. heeft ‘om te lachen’. Voer den coninc in der camer, in de gerechtskamer, de audiëntiezaal, zie Mnl. Wdb. op ‘camer’ (3 g). in der kerken, dats die camer, ‘qui est la chambre et la meson deu’. enige martinge, ‘que l'en i face ne plet (rechtszaken) ne noise (leven) ne besoigne seculiere’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
494.Hi heeft een seer vuyl saet in sijnre ontfanghenis, l. ‘hi is’. een sac vol misschen [in sinen leven], ‘en sa vie’. die grote vrouwen, die comen toe ghemaect mit... cledinge. Voer god souden si exempel nemen an... Hester; lees: ‘die grote vrouwen, die comen toe ghemaect mit... cledinge voer god, souden exempel nemen an... Hester’. Vgl. Fra.: ‘qui viennent... devant deu, devroient prendre’ enz. De Proza-Spiegel der Sonden (blz. 200 vlgg.) bespreekt ‘die sunden die wter verzieringen comen’. ‘Die derde is, dat si versumen horen kircganc, ende al comen si daer, si en hebben daer geen loen aff, want si hem verziert hebben in hoverdiën, die gade contrari is’. dat teiken der hoverdiën ende der gloriën vanden iuwelen, l. ‘dat teiken der hoverdiën ende die glorie vanden iuwelen’, Eng.: ‘the | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 616]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toknen of prede and the blisse of agraythinges (sieraden) and of ioyaus’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
495.dat overtallich is in eens poerters wijf, dat en is niet te veel in een vrouwe, ‘plus convient a une roine qu'il ne convient a une bourgeoise ou a une simple dame’. niet mit glinsteren[den] voerhoefden, ‘non mie effrontees (brutaal, uitdagend) ni esbaulevrees (schaamteloos). als een wilt paert, ‘conme cheval de pris’, Eng.: ‘hors of grat cost.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
497.si moetent wedergheven of hanghen, ‘il convient qu'il rendent ou pendent, car si conme l'en dit ou rendre ou pendre’. Hetzelfde spreekwoord C.S. 59. Du en sulste niet voertgaen voer mi..., niet voor mij verschijnen, Fra.: ‘tu n'aparistras mie devant moi mains vuides.’ want god betrouwet den ghenen, ‘car dex ne reconnoist fors ceuls...’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
498.Voor de verbetering van den eersten zin vgl. het Fra.: ‘que oroison qui est... est mout puissant’. als voerscreven is, zie 480 en 496. Tghebet der goeder menschen draecht den hemel, ‘perche le chiel’. waarmee men vergelijke Wap. M. I, 816: ‘dat armoede is die pat, die dor den hemel maect een gat’. De vertaler heeft misschien ‘porte’ gelezen vor ‘perce’ en het opgevat als ‘brengt, bezorgt’. een guet leven vercrijcht meer in een ure dan dusent ridders vercrigen souden mitten wapen, ‘une bonne vielle (a guod ald wyf) aquiert plus du ciel en une houre que .M. chevaliers n'aquerrirent terre en lonc tens par leurs armes,’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
499.ende sonderlinghe mannen van religiën, lees of versta: ‘van mannen van religiën’. die vergadert sijn om gode te dienen, het Fra. heeft nog ‘et pour prier por lour bienfaitours’, wat moeilijk gemist kan worden. Deser menschen ghebet enz. ‘Car [se] la priere d'un prodome vaut mont vers deu, si conme dit l'escripture, plus vaut et puet la proiere de plusors bons’. Ist dat iuwer stemmen accorderen in mi, ‘se II. de vos s'acordent ensemble a moi, quanque requerront mon pere lour fera’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 617]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
500.geheel van lichaem, ‘entiers de cors’. nochtan soe en sijn si alzo niet gebonden, Eng.: ‘hi ne byeth nagt ybounde therto, thet hi ne bi ine mariage’. wat forme die scoe neemt int begin, hout si altoes, in 't Fra. gaat hieraan vooraf: ‘qu' aprent poulain en danteüre il veut tenir tant conme il dure’ (wat een veulen bij de temming leert, onthoudt het zijn heele leven; zie Tobler, Li Proverbe au Vilain p. 50). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
502.Dikwijls wordt over het huwelijk gehandeld naar aanleiding van het 6de gebod, b.v. Vrije Fries XVII blz. 289 vlgg. Bij Van Vloten, Prozastukken, vindt men op blz. 367 een stuk over het huwelijk door Geert Groote. Terwijl de Coninx Summe bijna alleen de geslachtsgemeenschap bespreekt, wordt door Geert Groote de nadruk gelegd op de verstandhouding. Hetzelfde kan men opmerken in Cap. XXXVII van het Zomerstuk van Dirc van Delf, waar lessen worden gegeven als deze: ‘Waer een man hart ende ongenadich, so boirde die vrouwen toe die man mit sueten sinnen ende mit saften woorden te saten’ en waar zelfs voorzien wordt in een geval als dit: ‘Verrees een man weder vander doot, hi en mocht bi sinen ghetrouden wive niet comen, hi en mostse eerst op een nuwe mit haren vriën wille ter ewen nemen.’ mit getrouder lieften, ‘par leal amour’. si souden haer lichaem bewaren enz. ‘il doivent garder lor cors li un a l'autre netement et loiaument sans faire tort li un al'autre, ce requiert la loi de mariage’. ende sullen wesen reyn ende sober, ‘sobres en garder lour cors d'autres que de lour seignours, sobres en mangier et boire’. over te gaen tot anderen wiven, ‘s'abandonnent’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
503.want het is een staet van groter waerden, ‘de grant autorité’, maar drie regels verder: ‘de grant dignité’. ende die maghet Maria was die mantel, Eng.: ‘the mayde Marie made of spoushod hire mentel: hveronder wolde by godes zone bi (dit tweede “bi” zal moeten vervallen) y-conceyved and y-bore’. De Mnl. vertaler schijnt het oorspr. niet begrepen te hebben: niet Maria, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 618]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar de huwelijksstaat van Maria wordt bij een mantel vergeleken. God wilde uit een gehuwde vrouw geboren worden; aan den anderen kant stond 't vast dat de maagd Maria hem ter wereld zou brengen. Hij liet haar nu haar maagdelijken staat onder het huwelijk als onder een mantel bedekken. Dat God het huwelijk daartoe goed genoeg rekende, is een bewijs van de ‘waardigheid’ van dezen staat. - Zoo kon het lijken alsof Jezus de zoon van Jozef was en bleef het den duivel verborgen dat hij Gods zoon was. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
504.in drien manieren. Deze drie ook in het traktaat Vrije Fries XVII (blz. 289): ‘Dat eerste is alst dat geschiet om kinder te krigen... dat ander is wanneer dattet geschiet van gehoersaemheit des hilix bandes. Dat derde alst geschiet om toe voerhueden een arger quaet... als een goede vrouwe mit horen man, op dat hi niet en gae tot anderen vrouwen... Mer die twe eerste punten sijn alre meest te loven’. Dese staet is so heilich ende so eerlic, dattet werck dat buten echte is dootsonde is ende in echtscap sonder sonde, lees: ‘dattet werck dat buten echte is dootsonde, is in echtscap sonder sonde’. De verbetering, die voor de hand ligt, wordt ook door den Eng. tekst aan de hand gedaan: ‘thet stat of spoushod is zuo holy and zuo honeste, thet the dede thet wes dyadlich zenne out of spoushod is wythoute zenne ine spoushod’. Hier toe vermaent ons rechtvaerdicheit alsmen een yghelic sijn recht gheeft enz. ‘et a een doit esmouvoir iustice qui rent a chescun son droit. Donc se li uns nee et refuse a l'autre son droit, quant on li demande et requiert, ou par bouche...’ Het origineel van ons Mnlverschilde blijkbaar van dezen Franschen tekst; men leze echter ‘datmen’ in plaats van ‘alsmen’. Want die een heeft recht tot des anderen lichaems (l. lichaem). Dirc van Delf t.a p.: ‘want ghien van hem tween sijns eighens visch heer en is meer elc des anders’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
505.ende geeft grote macht den duvel van haren werk, ‘de lournuire’, waarvoor de vertaler blijkbaar las: ‘euvre’. Voor de geschiedenis van Sara en Thobias zie aant. 111. als een paert en een mule, het beeld is aan het boek van Thobias ontleend, vgl. aant. 111. Ook Dirc van Delf bij Luxuria: ‘dat hi wort als een muul of een paert’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 619]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men macht in sulker meninge wel doen, wat dat betreft mag men het wel doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
508.Vanden weduwen. Vgl. ‘der weduwen regel’ naar Paulus, Vrije Fries XVII, 305, bij het 10de gebod. Dits een staet die sinte Paulus seit ende seer prijst (‘que s.P. loe mont qui dist as veuves’), prothusteron voor ‘seer prijst [totten weduwen] ende seit’. sekere (l. sekerre) is te huweliken dan te bernen, ‘que soi ardoir’, vgl. den volgenden zin: ‘die bernt hem...’ want si inden staet niet behouden en moghen wesen, lees: ‘in dien staet’. dat exempel der tortelduiven, ‘si conme dit li livres des natures des bestes’ (vgl. boven blz. 47). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
510.dier so langhe onder is dat hi die siel verliest, ‘qu'il pert l'alaine’ (‘lalaine’ waarvoor de vertaler zeker ‘lame’ las). Er volgt: ‘Nus ne puet avoir son chief, c'est son cuer, longuement en l'eve des delices de cest monde qu'il n'i perde l'alaine, c'est la grace du saint esperit par qui l'ame vit en deu’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
511.Dats die vijfde staet der gheenre dien bewaren... haers lichaems versta: ‘dats die vijfde staet, dat is die staet...’ enz. en lees: ‘die bewaren’. Evenzoo het Eng.: ‘thet is the vifte stat of ham thet loketh... hare bodyes yholliche...’ Om sijnre scoonheit (lees ‘waerdicheit’, ‘scoonheit volgt 512-522), want hi maect dien wel bewaren gelijc den engelen, d.i. [hen] die hem (hun maagdom) wel bewaren. ‘Pour sa dignete car tex estas fait celui qui bien le garde semblable as angres du ciel’. Mer so veel meer hebben die maechden, nl. ‘so veel meer waerdicheit’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 620]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
513.rock, ‘robe’. ōtrent kan ook ‘ontrent’ zijn. dat sijn herte niet alleen en is met gode, ‘que li cuers ne seit pas du tout a deu’. ‘Alleen’ = al één, geheel één. Die de werelt behaghen wil, dat is een teiken... ende die oec grote vercyeringe begeren, versta: ‘die de werelt behaghen wil ende die oec grote vercyeringhe begeren... dat is een teiken...’ Hier begint nl. een vertoog tegen pronk in de kleeding. Duidelijker het Eng.: ‘O (one) tocne thet me wyle kueme (“becomen”, behagen) the worldle is the agraythinge about thet body’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
514.Sinte Baernaert seit... De vertaler schijnt te bedoelen: ‘S.B. noemt degenen die kostbare kleederen willen hebben dochteren van Babylon, dat is der confusie’. Het Eng. heeft echter: ‘the dogtren of Babilonce, thet is of confusion, zecheth hire blisse (heil) and hit ssel wende ham in-to confuzion and to ssame evrelestinde’. Dat er niet eenvoudig een paar woorden zijn uitgevallen bewijst het Mnl. ‘want’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
515.Dat vyer verbrant ende versenget enz. Eng.: ‘thet ver thet zength and bernth ofte the hvyte robe of chastete... is bletheliche zigge other to Iheste (luisteren naar) wordes...’ Men zou het Mnl. kunnen lezen: ‘Dat vyer verbrant ende versenget dicwijl den witten rock der maechdom, dats in te horen’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
516.De wilde kat brandt zich niet doordat ze niet bij het haardvuur komt, evenzoo moet men het vuur der oneerbare taal vermijden. niet, hi en minde oec die ander, ‘non pas pour ce qu'il n'amast bien les autres’, tegenwoordig: ‘niet dat hij de anderen niet beminde’. De constructie is behandeld Mnl. Wdb. II 2402. een mishoep, die anders niet en ladet als hi op hem selven is dan netelen of doornen, ‘qui ne charge quant est de soi fors espines et orties’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 621]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
doe haer die engel openbaerde, ‘quant li ange apparut a lie’. Dit casteel... dats therte, vgl. 549. Dese poorten bewaert die minne ons heren, l. ‘die anxt ons h.’, Fra. ‘la paor’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
521.Du sultste god minnen met al dijnre herten, lees ‘verstant’, zooals blijkt uit ‘sonder dwalinge’, uit 't vervolg en uit 't Eng. ‘onderstondinge’. sonder twivelinge, ‘sans contredit’. nae drierhande waerdicheit der sielen, ‘en ces .III. manieres’ ‘waerdicheit’ hier: ‘vermogen’. Als dese drie wel gescict sijn tot god in die drien die sinte Augustijn seit... Als deze drie: verstand, wil en geheugen, naar God streven op de drie genoemde wijzen, nl. zonder dwaling, zonder tegenspraak en zonder vergeten. vander manier der minnen seit sinte Baernaert aldus, ‘autrement parole s.B. de la maniere de Deu amer’. sonder laeuheit geeft geen zin bij wijselick; Fra. ‘niceté’ (onwetendheid). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
523.Tgetal van honderden heeft ene ronde figuere, het Romeinsche cijfer C, waarvan de vorm hier symbolisch wordt genomen. also voecht tgetal van honderden dat einde totten beghinsel, want thienwerf thien maect hondert, zoo wordt in het getal 100 het einde gelijk aan het begin. Het begin is het vermenigvuldigtal 10, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 622]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
respectievelijk met 3 en met 6 en nu eindelijk met 10 wordt vermenigvuldigd, zoodat de hoogste en laatste vermenigvuldiger gelijk is aan het vermenigvuldigtal. veel isser inden hemel die in echtscap geweest hebben, het antecedent van ‘die’ is de verzwegen gen. part. bij ‘veel’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
528.die wesen sal gegort boven dat vleysch om te bewaren reinicheit der zielen, ‘qui doit restraindre les desiriers de la char pour garder la chasteé de l'ame’. inden gordel ende inder alve ‘en l'aube et en la sourceinture’. want die ogen geleiden dat lichaem enz. er volgt in het Fra.: ‘aussi doivent li prelat et li autre menistre de sainte iglise moustrer la voie de salu as autres’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 623]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is telkens sprake van de ‘boeten’ tegen verschillende zonden (zie den inhoud); anders meestal ‘remediën’. die ontstekinge der wellust des vleysches, de ‘ontstekinge’, den brand die bestaat in wellust. Om die te verhongheren, om haar (de stad) uit te hongeren. die die stercheit des lichaem[s] is, ‘forteresce de la char’, dus: die de vesting is van het vleesch, dat zich tegen den geest moet verdedigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
534.dats te seggen, dat hi die werelt hilt voer quaet ende versmaedze, het Fransch vervolgt: ‘tout aussi conme li mondes le tenoit pour vil et abominables, conme l'en a celui qui est crucifiés ou pendu pour ses mesfais. Ainsi doit cil qui est en tel estat de perfection li monde haïr c'est a dire la convoitise et la mauvestie du monde qu'il ne sente riens par amor et par desiriers, si que sa conversation soit en ciel conme dit s. Pol de soi et de cels qui sont en estat de perfection: nostre conversation, dist il, est en ciel... De vertaler blijkt door het twee maal voorkomende ‘estat de perfection’ een gedeelte te hebben overgeslagen. inden staet der volcomenheit, zoo wordt de toestand der ‘begeven menschen’ genoemd; zie 530 aant. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
536.verhuyde di selven inden berch, ‘sauve toi en la montagne’. Dese beteikenen dat beelt van soute, wij zouden verwachten ‘beteikent’; blijkbaar voelt de vertaler ‘beteikenen’ als koppelwerkwoord en laat het met het naamw. gez. overeenkomen. Van het ‘beelt van soute’ worden twee uitleggingen in één adem gegeven, een ongunstige (gevoelloosheid) en een gunstige (oordeel des onderscheids). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 624]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
539.Daer om seit hi: ‘god verlicht mitten gelove, lees: ‘Daer om siet hi (d.i. sien si, vgl. aant. 59) god bi gelove verlicht mitter claerheit. Ende die claerheit comt... Fra.: ‘pour se voient il deu par foi enluminee de la clarté du don qui vient du don d'amendement (l. entendement?)’. sonder twivelen, sonder misdoen ende sonder snevelen inden gelove, Eng,: ‘wythoute drede, wythoute comparer (vergelijken) wythoute chancelier (wankelen) and ine the byleve...’ daer sij so sijn ghevoecht, = ‘hi... is’, vgl. boven ‘siet hi’, en 538 ‘tot hi quaem’; aant. 59. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
540.Dese salicheit... is te kennen... Lees: ‘Dits die salicheit..., te kennen...’ Fra. ‘C'est la beneürté des angres et des sains que voier (l. seoir) deu en la face, connoistre...’ enz. denck soe veel altstu moechste, hoe veel ende hoe goet ende genoechlic die vroechde is die hi hout, ende die ghenoechte van allen gueden..., De plaats schijnt bedorven of verkeerd vertaald; ik heb verzuimd het Fra. aan te teekenen; Eng.: ‘thench ase moche ase the migt huet and hou moche grat and huo moche lostvol is thet guod thet heth the ioye and thane lost of alle guode’ dus ongeveer: ‘die hout die bliscap ende die ghenoechte van allen gueden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
541.sal wesen over gheformt inden beelde der gloriën, ‘sera transformé en l'image de gloire’. welc ghesicht croont sonder einde, ‘laquelle veüe est coronne sans fin’. Waerachtich mensche die alle menschen maecte ende formde, verkeerd vertaald: ‘veoir l'homme, qui...’ dus: ‘te sien den mensche die...’ Vgl. den eersten zin van 540. ende die siel hem sien soude inder godheit. Van buten in der menscheit, dat sal wesen die glorie der menschen... Er is een stuk uitgevallen: ‘si que il trouvast douçour et delit en son creatour et dedens et dehors. Dedens en la deité, dehors en l'umanité’. Alleen de laatste woorden worden in 't Mnl. teruggevonden, en er moet dus een nieuwe zin beginnen: ‘Dat sal wesen die glorie der menschen’. Bij dezen zin hooren dan de woorden: ‘(dat) dese salighe ghesichte’, waarin ‘dat’ moet vervallen, waarschijnlijk het Fransche ‘que’. De slotzin eindelijk wordt dan: ‘Dat die salicheit..’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 625]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
542.den scouwenden herten, waer bi hi.., ‘hi’ voor ‘herten’ (enk. of mv., voor 't laatste geval vgl. aant. 539) doordat ‘herte’ persoon beteekent. Smakende kennisse die te smaken is, lees een komma achter ‘kennisse’, ‘proevende’ kennis [d.i. kennis] die men proeft. sichtmen god, ‘sicht’ drukfout? of analogie naar geb. wijs? Het beeld van den wijn in het Fransch: ‘autrement connoist le vin cil qui le voit en .I. biau voirre, autrement cil qui le boit et en taste et l'a savouré’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
545.ende min prijst hi hem selven, ‘min’ = minst, vgl. Stoett, Synt. 114. Echter luidt de zin in 't Eng.: ‘Vor ase moche ase man is more parfit, the more he is milde and the lesse him-zelve prayseth’. die veroetmoedicht hem meest van werken, ‘in zijn daden’. Want guede menschen enz. Deze zin is zeer onduidelijk. Lees ongeveer: ‘Want guede menschen die leiden dat leven der engelen.. bi haerre heilicheit, als si geclommen sijn totten oversten graet der contemplaciën.. die (antecedent: “graet”) also gevoecht sal wesen tot god (zoo dicht bij god, “si ioins adeu”) dat hi vergeet al dat onder god is om grote sueticheit diet herte ghevoelt, dat also opghetoghen is in god dat si (die sueticheit) bovengaet alle ander genoechten, so moet hi (die guede mensche, vgl. aant. 539) somtijt nederdalen’. Echter luidt het laatste gedeelte in het Fransch: ‘qui est ainssi ravis en deu, qui passe tous autres delis, si les convient souvent descendre’ en bovendien weer afwijkend daarvan in het Engelsch: ‘thet is alsuo iroted (rooted) ine god thet he lyest alle othre lustes, zuo ham behoveth otherhvyl guo doun’. daer die volcomen luden hem in sullen oefenen om die gheestelicheit ende om werckelicheit te beleven, Eng. beter: ‘hver the parfite abide ssolle and vor hare note (heil) gostlich and vor othren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 626]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende des solaes te voren ghegheven wesen’, of versta: ‘daer sal god der vreden’ enz., zoodat hij zou bedoelen dat men daar ‘dronken is van God’, immers boven zegt hij: ‘daer een mensche bij voelt hoe god suet is ende bequaem, recht alsmen den wijn smaect ende voelt’. een vier des vredes, lees ‘vloet’, ‘un flueve de pais’. daer si so verdroncken of sullen wesen, ‘dont il seront si abevrés’. hij en wort droncken van overvloedicheit der blyscappen, onjuist: ‘Car nuls ne boit de cel ruissel de pais ne n'est enivrés de cele plenté de ioi qui ne garde sobrieté’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
548.alsmen den visch vanghet, vgl. 116. ‘gulsicheit is die visscher vander hellen’. Herhaaldelijk komen in dit laatste deel der C.S. dezelfde beelden en vergelijkingen voor als in het stuk over de hoofdzonden, wat zijn verklaring vindt in het compilatie-karakter van het werk. recht als ghij siet inden wijn. Er is een stuk uitgevallen, waardoor het verband met ‘rede en verstand’ verloren is: Matigheid bewaart het verstand, dat men verliest door dronkenschap. Want wie dronken is is zijn verstand kwijt ‘et est aussi conme noiés en vin’. (De vertaler las ‘voiés’.) dienst des bukes, vgl. 116. Fra.: ‘Car li glouton et li outrageus de viandes font de lour ventre lour deu si conme dit s. Pol.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
549.mer soberheit licht die poorte, ‘mes sobrieté li vee (refuse) la porte’ (de vertaler las ‘lieve’, van lever). van welken die duvel.. Eng.: ‘Thanne the dyevel vondede (becoorde) verst... tho he him sede (doe hi hem seide)...’ wat blijkbaar de juiste lezing vertegenwoordigt. ‘Soberheit’ moet den eersten aanval doorstaan; toen deed de duivel den eersten aanval, toen hij tot den Heer zeide om van steenen brood te maken, en evenzoo was zijn eerste aanval op ‘soberheit’ gericht, toen hij Adam verleidde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
550.natuer, scriftuer ende creatuer, ‘natuer’ en ‘scriftuer’ ook bij ‘ontfermherticheit’ (423 en 425). Die scrift bewijst ons, ‘bewijstet ons’. nae dien dattie reden verlicht is mit graciën, ‘selonc ce que reson enluminé par grace enseigne’ (vgl. 551: ‘reden verlicht mitter gave der wijsheit’). die sette sulcke mate als reden wijst, ‘die’ datief, ‘sette’ imperatief. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 627]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
554.dat is dattie geest set sulken sin int herte wel gepurgeert als voerscreven is inden tractaet van deser duecht, Eng.: ‘Hvet wyt is thet thet the holy gost zet into the herte wel y-clenzed, thet ich habbe hier bevore y-ssewed (getoond) hver thet is spek of the wyttes of the zaule ate ginninge of the dragthe (tractaat) of virtue’. als men pleecht te doen inden tiden des vredes, God zendt ons strijd toe hier op aarde om ons op de proef te stellen; ‘donc l'en sent faire les tornoiemens en tens de pais’. als de guede ridder verwonnen heeft den strift, ‘a vaincu le tornoiement’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
555.dats als een graet, ‘graet’ hier collectief. Die bovengaet die maet enz., ‘Cil passe mesure qui vuet querre reson naturelle en ce qui est sor (boven) reson et sor entendement d'omne, comme font li bougre et li mescreant’. als dese curiose doen of die fantastici, ‘li curieus ou melenconieus’ (= melancolieus, somber, zwaarmoedig). die musselen soken in die gootkijns of die dat haer soken int oge of dat vyer inden water (N. B!), ‘celui qui quiert le mole es roissoles ou celui qui quiert le poil en l'eul ou le neu el ionc’, Eng. ‘thane knotte ine the resse’, knoopen in biezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
556.De eerste zin luidt in het Eng.: ‘The other stape is thet me zette mesure ine the loste and mid the likinge of the wille, thet me ne him ne aslaky to moche thane bridel to yerne (laten gaan) to lostes of the vlesse’, wat ongeveer schijnt te beteekenen: dat men zijn lusten en de begeerten van zijn wil in bedwang houdt, dat men niet verslapt en aan de vleeschelijke lusten den vrijen teugel laat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 628]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
561.merct dat waerachticheit hout dese scale, versta: in evenwicht houdt, ‘tient droite’. want waerheit accordeert een sijn meninghe des herten ende die woerden des monts, want waarheid maakt dat er overeenstemming is tusschen de gezindheid van iemands hart en de woorden zijns monds. die waerheit als si inder herten is, zooals. noch om enighen hadt, l. ‘hat’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
562.Dese grote rike mannen. Het gebruik van ‘dese’ wijkt af van het tegenwoordige. Niet alleen vindt men het soms tweemaal, waar wij het ééns zouden zeggen (‘dese seven hoefden deser helscher beesten’, 23) en komt het voor in de bet. van ‘de tegenwoordige’, waarop door Verdam Tijdschr. X, 5 en in de aant. op. Sp. d.S. 4780 is gewezen; op veel plaatsen in de C.S. voldoet deze laatste bet. niet: ‘daer dese oude wive of pleghen te callen’ 33, ‘die dese hoge bome des wouts nederworpet’ 41, ‘die dese grote toerne ter neder waeit’ 41, ‘als dese quade advocaten doen’ 435, zie ook nog 71, 169, 84, 98, 99, 107, 153, 333. Het zijn uitdrukkingen die ons doen denken aan: ‘Is die Jansen weer aan de deur geweest?’ ‘Die studenten hebben alevel wat raars’. ‘Die Willem plaagt me zoo’, waarin het aanwijzende woord naar een vanzelf begrepen bijzonderheid wijst, ongeveer = ‘je weet wel’ of ook wel ‘die vervelende’, ‘die origineele’ en dgl. Vergelijk hiermee het bekende gebruik van ille en iste in het Lat. en dat van Mnl. ‘also’ (zie gloss.), ‘so’ = ‘sere’, ook nu nog: ‘ik heb zoo slecht geslapen’, ‘ik heb zoo moeten zoeken’. Dat costelixste dat omtrent hem is, dats trouwe ende waerheit, de duurste, de zeldzaamste zaak in hun omgeving is trouw en waarheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 629]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende van onser confusen’, ‘pour couvrir sa confusion et la nostre’. also is dicwijl onder enen sconen rock die dode ziel, l. ‘die ziel doot’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
567.in sijnre consciencie en in sinen ommeganc, er had moeten staan: ‘in haren wesen ende in haren gevaerde’, zooals verder op staat Eng.: ‘ine his contenonce and ine his beringe’. die moynes dijns herten, ‘li mouvemens de ton cuer’; vgl. 551 aant. dat dat kint van hondert iaren sal vermaledijt wesen voer god, ‘ce est a dire que cil qui a parfait aage et vit conme enfes, sera maudis a deu’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
570.want si kennen haren vader van veel naerre dan die ander, lees: ‘si volghen haren vader’, Fra.: ‘ensuient’. want vrede ende minne volghen si ende die houtse veel naerre, ‘car pais et amor le suient et le tienent de plus pres que nule autre vertu’. Voert so sijn si die werken, lees: ‘doen’. Eng.: ‘hi doth’. want god uten hemel quam, dat was om vrede te maken....Eng.: ‘vor god ne com in-to thise wordle bote to maki pays be-tvene god and man, be-tvene man and angle, be-tvene man and himzelve. Thanne tho he wes ybore, the angles zonge vor thet pays thet god hedde y-brogt in-to erthe, and thervore thet the volk ne ssolde zeche bote pays’. ende mijn dicht eynden tot gloriën ende eren ons heren Jhesu Cristi in wien is alle eer, ‘mes ci fenirai ma matiere a la gloire nostre seignor a qui en seit toute l'enour’, dus lees: wien si alle eer. |
|