Nederlands, tenzij... Tweetaligheid in de geestes- en de gedrags- en maatschappijwetenschappen
(2003)–Anoniem Commissie Nederlands als wetenschapstaal– Auteursrechtelijk beschermdEen rapport van de Commissie Nederlands als wetenschapstaal
[pagina 23]
| |
4 De kansen en bedreigingen voor het Nederlands als wetenschapstaalOp grond van het bovenstaande kan gezegd worden dat het Nederlands als wetenschapstaal in Nederland en Vlaanderen wordt bedreigd of in ieder geval minder aantrekkelijk is geworden. Hoewel het in dit advies gaat over de positie van het Nederlands, is de commissie zich ervan bewust dat de positie van de eigen taal in de wetenschappelijke communicatie een Europees probleem is. Zij ziet haar advies dan ook als bijdrage aan een breder Europees debat. Deze Europese gedachtewisseling is niet gebaat bij een strijd tussen wat wel eens traditionalisten en modernisten worden genoemd. De eersten zijn van mening dat de eigen taal als cultuurtaal ernstig onder druk komt te staan. Alles dient eraan gedaan te worden deze ontwikkeling te stoppen. De modernisten daarentegen kiezen onvoorwaardelijk voor het Engels. Wetenschap is internationaal, dat betekent publiceren in de lingua franca en dat is vandaag de dag het Engels. Degenen die deze situatie niet onder ogen willen zien en vasthouden aan de landstaal heten provinciaal en nationalistisch. Bij een activistische tegenstelling is deze belangrijke kwestie niet gediend. Bovendien: van decreten trekt een levende taal zich niets aan. De Franse pogingen tot taalpolitiek zijn daarvan een bewijs. De commissie wil vanuit een breder perspectief aftasten wat op dit moment precies de bedreigingen van het Nederlands als wetenschapstaal zijn en hoe ernstig deze zijn voor het optimaal functioneren van een wetenschapper in de nationale en internationale onderzoeksruimte en voor de rol die de wetenschap in de nationale cultuur kan spelen. Een wetenschapper moet in elke situatie en in alle verantwoordelijkheid als taalgebruiker de juiste keuze kunnen maken. Als wetenschapper van nationale en internationale statuur, als bruggenbouwer naar de samenleving en als docent. Dat zal vaak in het Engels of een andere vreemde taal gebeuren, maar naar de overtuiging van de commissie in de eerste plaats in het Nederlands. Zij heeft daarom als titel van haar advies gekozen: ‘Nederlands, tenzij...’. Deze keuze voor ‘Nederlands, tenzij...’ is een keuze die wordt gemaakt in een spanningsveld van kansen en bedreigingen van het Nederlands als wetenschapstaal. Allereerst dient vastgesteld te worden dat het Nederlands een levende taal is, die in tal van formele domeinen (wetgeving, religie en onderwijs) in Nederland en Vlaanderen wordt gebruikt. Het is bovendien een taal waarmee delen van Zuid-Afrika bereikt kunnen worden: het Nederlands is voor Zuid-Afrikanen de brug naar Europa.Ga naar voetnoot21 Bovendien volgen nog steeds duizenden Indonesiërs jaarlijks Nederlands als bijvak om wetboeken, archieven en wetenschappelijke literatuur te kunnen raadplegen. De Nederlandse Taalunie kan terecht stellen dat het in algemene zin goed gaat met het Nederlands. Mondiaal zijn er bijna 21 miljoen sprekers en de taal staat daarmee op de 35ste plaats van de wereldranglijst van zesduizend bestaande talen. Het is bovendien één van de elf officiële talen van de Europese Unie. | |
[pagina 24]
| |
Dat het Nederlands vitaal is, blijkt ook uit de vele vertaalactiviteiten in en uit het Nederlands. Ook komen er in het buitenland steeds meer studenten die Nederlands studeren. Over de laatste vijftien jaar valt een groei op te maken van 59% van het aantal landen waar neerlandistiek wordt aangeboden (van 155 naar 203 universiteiten in 42 landen). De Nederlandse Taalunie voert op dit punt een actief beleid en zal door stimuleringsprogramma's het aantal opleidings- en promotiemogelijkheden voor met name studenten in Oost-Europa proberen te vergroten.Ga naar voetnoot22 Deze toenemende belangstelling voor de Nederlandse cultuur betekent dat het Nederlands ook extra muros een bron-, object- en metataal is. In de sociale en geesteswetenschappen zijn fenomenen uit de eigen samenleving of spraakgemeenschap object van onderzoek. Wie reflecteert op de Nederlandstalige cultuur maakt deel van haar uit en zal daarover ook in het Nederlands publiceren. Betekenissen ontstaan in de taal waarin geschreven wordt. Niet voor niets worden bij promoties in de humaniora opmerkingen gemaakt over de stijl en woordkeuze waarin een proefschrift wordt geschreven. De historicus E.H. Kossman heeft er eerder op gewezen dat in regionale historische studies het Nederlands de wetenschapstaal blijft. Nationale geschiedenis wordt bij voorkeur geschreven in de nationale taal.Ga naar voetnoot23 Hierbij merken we op dat ook over mondiale thema's een Nederlandse kijk in het Nederlands verwoord moet worden. Juist binnen het Europese wetenschapsveld is een pluriforme wijze van denken en uitdrukken bevorderlijk voor de wetenschapsbeoefening. Creativiteit en kritische zin gaan verloren als de eigen taal heeft afgedaan als taal van wetenschap.Ga naar voetnoot24 Menig wetenschapper, hoe meertalig hij ook is, zal toegeven dat hij conceptualiseert in de taal waarin hij iets heeft geleerd. Als hij een bijdrage direct in een andere taal schrijft, gaat dit ten koste van de kwaliteit van zijn wetenschappelijk denken. Een voorbeeld is het gebruik van metaforen, dat bij sommige disciplines juist voor het verkrijgen en doorgeven van inzichten van groot belang is. Metaforen zijn vaak niet in een andere taal te vertalen zodanig dat ze daar op dezelfde manier kunnen functioneren als in de brontaal. Uiteraard kan veel van wat er over de Nederlandse cultuur gezegd wordt, ook in het Engels gezegd worden. Voor de internationale communicatie is het binnen bepaalde disciplines van belang dat de terminologie en de argumentatiestructuren Engelstalig zijn. Het is ook niet altijd aannemelijk dat door Engelse formulering betekenis verloren gaat, zelfs in die vakgebieden die zich met menselijke interactie, gedachten en affecten bezighouden. Dit vereist echter veel van de onderzoekers. Wel zal over onderwerpen die in het bijzonder voor Nederlanders interessant zijn minder of niet meer worden geschreven. Observaties en interpretaties die voor een Nederlander begrijpelijk of interessant zijn of | |
[pagina 25]
| |
specifieke connotaties hebben of een eigen betekenis krijgen, gaan voor een internationaal gehoor immers verloren. In die zin is de taal medebepalend voor de belangstelling, de aandacht en het begrip van het publiek. En die verstaander is niet alleen de vakgenoot, maar ook de samenleving. Neerlandici bij voorbeeld moeten in de eigen taal vakgenoten van buiten de universiteit en de Nederlandse samenleving als geheel informeren over recente ontwikkelingen. Een belangrijke doelgroep zijn de docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs. Het is daarnaast hun plicht landgenoten op de hoogte te houden van ontwikkelingen in het vakgebied. Zij schrijven daarover in culturele bijlagen van dagbladen en in algemeen culturele tijdschriften. In het Nederlands uiteraard. Dit geldt ook voor historici, van wie wordt verwacht dat ze in het Nederlands rapporteren over onderzoek naar onderwerpen uit de Nederlandse geschiedenis. Zelfs voor de economische wetenschappen geldt dat publicaties op het gebied van bijvoorbeeld openbare financiën en diverse onderdelen van de algemene economie en de bedrijfseconomie in het Nederlands geschreven dienen te worden. Zo zal het Nederlands bij uitstek geschikt zijn om de kennis Nederlandse instituties (organisaties, instellingen, praktijken) en van de cultuur van het dagelijks leven in Nederland over te brengen. Oriëntatie van wetenschappers louter en alleen op de lingua franca sluit diegenen uit die deze taal slecht beheersen. Dat kan de scheiding tussen internationaal georiënteerde academici en op de eigen samenleving gerichte technici, hulpverleners en docenten, tussen mensen met een universitaire opleiding en mensen met een beroepsopleiding, versterken. Het kan leiden tot een groepsmonopolie op vakkennis en professionele habitus. Dit geldt voor een breed scala van disciplines: evengoed de archeologie en de geschiedenis als de muziekwetenschap en het recht. Een voorlichtende taak van wetenschappers is van groot belang voor alle disciplines. Juist nu het forum van wetenschap wereldwijd bloeit, kan de nationale discussie verstommen in landen waar de lingua franca, het Engels, niet de landstaal is. Wetenschappers die werken aan de grenzen van de wetenschap moeten kort en bondig in het Nederlands kunnen informeren over recente ontwikkelingen. Door de taalbarrière heeft het publiek vaak helemaal geen weet van wat zich in wetenschap en cultuur afspeelt. Dit kan betekenen dat het niet langer bereid zal zijn een financiële bijdrage te leveren om de wetenschap in stand te houden. In een land als Nederland speelt de wetenschapsjournalistiek de sleutelrol in de vertaalslag van meest Engelstalige wetenschap naar een breed publiek van leken. Hier kan een bedreiging worden omgezet in een kans voor het Nederlands, want ook wetenschappers moeten hierin een rol spelen. Het belang van een goede verslaggeving van ontwikkelingen in de wetenschap kan daarnaast ook van belang zijn voor collega's van aanpalende disciplines. Door een ‘herwaardering’ van het Nederlands als wetenschapstaal, zal bovendien de bijdrage van wetenschappers aan het maatschappelijk debat gestimuleerd kunnen worden. Er wordt wel eens gesteld dat deze bijdrage tanende is. Door het Nederlands als wetenschapstaal te versterken kan die bijdrage wellicht groeien. | |
[pagina 26]
| |
De commissie ziet naast de hierboven genoemde bedreigingen en kansen op lange termijn een aantal ontwikkelingen die het Nederlands als wetenschapstaal op korte termijn bedreigen. Allereerst is er het probleem van de wetenschappelijke output-metingen, waarbij te weinig rekening wordt gehouden met de hierboven genoemde belangen van het Nederlands als wetenschapstaal. Zij meten vaak alleen de frequentie van publicaties en citaten in een - dat geldt zeker in sommige vakgebieden - in hoge mate door commerciële overwegingen en institutionele interesses bepaald netwerk van Engelstalige tijdschriften. Er dient rekening te worden gehouden met de specifieke eisen van de bron- en objecttaal, van de relatie tussen discipline en publicatiemedium (boek, bundel, tijdschrift, e-media enz.) en de voor specifieke wetenschapsgebieden kenmerkende verhouding tussen wetenschap en samenleving. Het ene vakgebied is het andere niet, de ene school verschilt wezenlijk van de andere. Het is onverstandig de historische literatuurwetenschap over één kam te scheren met de fysica der elementaire deeltjes, of de stadsetnografie met de fysische geografie. De noodzakelijke academische output-meting is vaak een bibliometrisch simplisme. Het gevolg kan zijn dat wetenschappers om mee te tellen louter en alleen in het Engels publiceren. Zij zijn dan in het voordeel bij de verdeling van de onderzoeksgelden, terwijl een vakgenoot die op hoger wetenschappelijk niveau in het Nederlands publiceert misschien onzichtbaar blijft. Uitgevers zullen volgen en alleen nog boeken in het Engels uitgeven. Juist bij het werven van jonge onderzoekers is het van belang dat artikelen en boeken over alle disciplines in het Nederlands blijven verschijnen. Beoordelaars moeten zich er bovendien van bewust zijn dat met het gebruik van het Engels ook - en meestal tersluiks - Amerikaanse normen worden overgenomen en dat wetenschappelijke prestaties die het meest geschikt zijn voor internationale verbreiding begunstigd worden in vergelijking met activiteiten die een Nederlandse agenda en een Nederlandse habitus veronderstellen. Waar het gaat om de aanstelling en promotie van Nederlandse academici en de begunstiging van Nederlandse onderzoeksgroepen aan de hand van publicaties en citaties mag het oordeel van buitenlandse referenten niet zonder meer en met zoveel gewicht in de besluitvorming worden verwerkt. Een volledige overgang op het Engels als wetenschapstaal kan de aantrekkelijkheid van het Nederlands ondergraven. Snel zal dat niet gebeuren, maar het is toch iets om alert op te zijn. Het Nederlands overleeft in de mondialisering, en in de Europese integratie, omdat de Nederlandse staat en Vlaanderen die taal steunen en beschermen in onderwijs, rechtspraak, politiek, bestuur en media. Zou die steun wegvallen dan blijft het Nederlands als volkstaal, als spreektaal voortbestaan, maar zal op den duur als cultuurtaal afkalven. Dit geldt zowel voor de uitwerking, precisering en verrijking van de woordenschat als de beschikbaarheid en ontwikkeling van diverse stijlen van schriftelijke en mondelinge communicatie. Ook een onvoorwaardelijke keuze voor het Engels als instructietaal ziet de conmmissie als een bedreiging op korte termjn. Het zal veel inspanningen van | |
[pagina 27]
| |
studenten en docenten vergen zich het Engels als wetenschapstaal eigen te maken. Vooral voor de geesteswetenschappen en de gedrags- en maatschappijwetenschappen geldt dat dit Engels van een behoorlijk geschakeerd niveau dient te zijn. Het verwerven van een vreemde taal gaat zo feitelijk ten koste van het verwerven van wetenschappelijke inzichten en technieken. Daarnaast zal deze eenzijdige taalinspanning leiden tot een verwaarlozing van het Nederlands als wetenschapstaal. Goede handboeken in het Nederlands zullen stimulerend werken voor studenten in de bachelorfase. Zij maken zich dan als vanzelf de Nederlandstalige terminologie eigen die ze in hun latere loopbaan hard nodig zullen hebben om de wetenschap voor de samenleving begrijpelijk te maken en derden het belang ervan te doen inzien. Een welbegrepen aandacht voor het Nederlands als wetenschapstaal is in die zin uiterst belangrijk voor de maatschappelijke legitimatie van de wetenschap en de financiële inspanningen die het wetenschappelijk onderwijs van de samenleving vraagt. | |
[pagina 29]
| |
|