Columbus. Jaargang 1(1945-1946)– [tijdschrift] Columbus– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 356] [p. 356] [W.S. Noordhout: Gedichten] De joodse bruid O handen, die haar teder overmanden, beroer het leven heilig als een droom, en liefkoos diep en strelende de schroom van haar nog kleine borst en smalle handen. Slechts in een droom kan zo het licht ontbranden over haar kleed een gloed, een rode stroom. Slechts in een droom zijn zo geladen loom de ogen starende in nieuwe landen, waar alle bloemen bloeien rond het hart, bomen zich buigen in een held're wind, rivieren naar een nieuwe zee toestromen. Zij ziet het schuchter, in geluk verward: In gras en witte bloemen speelt een kind. Voelt niet je hand mijn bonzend hart vol dromen? Panta rei De wind verwaait een werv'ling van geluiden, en de momenten keren nimmer weer. Lichte muziek danst dartel op en neer. De bloemen staan groot open naar het zuiden. Hoor klokken over witte steden luiden. Zie hoe de zwaluw over 't water scheert. En weet dat er geen beeld is dat ooit keert dan in de woorden die zijn droom beduiden. Want anders is de wereld ieder jaar, en licht en schaduw wisslen door het riet, er is geen beeld, geen stelsel eeuwig waar. Maar hoed de beelden binnen 't eigen ik waar klank en kleur tot bloed wordt en tot lied en elk moment een eeuwig ogenblik. W.S. NOORDHOUT Vorige Volgende