die Phantasie Verstand bekommt’.
Wanneer Hebbel niet hiervan doordrongen was geweest, had hij zijn drama's niet kunnen schrijven. En het lijkt ons simpelweg veelbetekenend, dat de Nederlandse letterkunde der laatste jaren veelal de hier genoemde ‘beheersing’ mist, en, onder meer daardoor, geen drama voortbrengt.
De pseudologische phantasie wordt dus in het dichterlijk scheppingsprocédé blijkbaar wel gebruikt, doch zij beheerst het niet. De dichter staat met zijn ‘tweede ik’ boven dit scheppen. Deze beheersing van het scheppingsprocédé is dus de laatste maar onmisbare voorwaarde voor het tot stand komen van kunst.
Meer dan alleen de hier genoemde uitspraken van dichters wijzen op een gelijk inzicht. Uitspraken van dichters, die toch ook steeds bewuste ‘critici’ van het eigen werk zijn.
De critiek op eigen werk vereist een verstandelijke distantie, die niet acuut behoeft te ontstaan, doch die - zoals wij het hiervoor neerschreven - in elk geval een bewustheid van den dichter veronderstelt. Een bewustheid van het dichterschap, zoals alleen het deel kan zijn van dichters die over het dichterschap nadenken. En men mag eisen, dat de dichter over zijn werkzaamheid nadenkt, evenals ieder, die zelfverantwoordelijk werk verricht.
Want hier is van verantwoordelijkheid sprake, zo niet in positieve dan toch in negatieve zin. Wanneer onze generatie dan al geen grote dichters voortbrengt, de critiek dient toch de kleine dichters, waaronder nagenoeg alle jongeren, te stimuleren.
Niet tot het ‘maar raak’ publiceren, doch tot grotere zelfcritiek, verdiept zelfbewustzijn.
Veel kan, uit verschillende gezichtshoeken, over de huidige jongerenliteratuur gezegd worden. ‘Veel’, eerder in qualitatieve dan in quantitatieve zin. Voor wie zo objectief mogelijk staat tegenover de jongste publicaties, behoeft het geen twijfel, dat zij voor 90% achterwege hadden kunnen blijven.
De jongeren-tijdschriften zoals ze thans verschijnen bewijzen op den duur, dat zij er voornamelijk zijn pour le plaisir de se voir imprimé. Poëzie die een minimum aan innerlijke rijpheid toont, verschijnt er nagenoeg niet. Althans te weinig om er ook maar een enkel periodiek maandelijks mee te vullen.
Evenwel: zichzelf bevrijden van de pose, zichzelf terugbrengen tot die laatste kern van wat in dit ‘zelf’ waarachtig is, - het vereist moeite. En: wie dit eenvoudigste ‘zelf’ wil ontwikkelen tot een waardige grootte, wie beseft dat gaven er zijn om gebruikt te worden, ook wanneer er geen politieagent achter de deur staat, - die moet zich méér, ja blijvende moeite getroosten!
En het moderne, jonge dichterschap hier te lande, - het is niet strijdbaar,